Frans van Burkom, Museumsjournaal No. 5, 1983, Nederland

Vroeger is Amsterdam toch heel bont en kleurig
geweest
Het project 'Amsterdam' van Bernard Besson

Nieuw Markt



'Hedendaagse architecten gaan over het algemeen heel oppervlakkig en ongenuanceerd met kleur om. Ze trekken voortdurend op en neer met hun koffertjes, van de ene bankdirecteur naar de ander, ze verspreiden overal dat botte bruin, maar ze kijken niet door - iets wat je toch van ze zou kunnen verwachten - ze zien blijkbaar echt niets anders dan dat bruine kleurengamma. Terwijl Amsterdam vroeger toch heel bont en kleurig is geweest. Vroeger waren de mensen niet bang voor kleur, dat zie je ook nog heel goed aan de oude dorpen in Noord-Holland. Nu moet het uniform, gedempt en aangepast zijn. Burgerlijk, gebrek aan durf.'

Bernard Besson, van wiens project 'Amsterdam' op de volgende pagina's zwart-wit foto's in situ worden afgebeeld en een kleurenopname van een herinneringsbeeld, heeft een stedelijk uitgangspunt genomen voor dit werk dat in september 1982 in Amsterdam gerealiseerd werd, namelijk het kleurengamma van de gebouwde omgeving van de Amsterdamse binnenstad. Hij werkte met de historische tijd, waarbij hij niet direct geïnteresseerd was in speculaties over de redenen waarom er algemeen zo weinig aandacht is voor de kleuren van de gebouwde omgeving en al evenmin zich met de vraag bezighield of dat bijvoorbeeld typisch Nederlands-collectivistisch is. Hoewel hij soms wel degelijk in die richting denkt benadert hij dat verschijnsel als een vaststaand gegeven dat verankerd ligt in de manier waarop onze waarneming verloopt. Wat wij waarnemen bestaat in principe uit afwijkingen van wat nauwelijks of niet waargenomen wordt: we schenken vooral aandacht aan beelden die zich losmaken uit een achtergrond die voornamelijk niet opdringerig chaotisch en ongestructureerd is tegelijkertijd teveel en te weinig gebeurt. Dit laatste, onopvallende gebied dat binnen de informatietheorie 'ruis' genoemd wordt, nemen we hoogstens vanuit de ooghoeken waar. Besson wil in zijn werk nu juist de rol van onze ooghoeken stimuleren, wat van de kijker inventiviteit en concentratie eist.


Spui


Strategie van bedrieglijke simpelheid

Besson omschrijft zijn uitgangspunt voor 'Amsterdam' zelf als 'het ontleden van de kleurschakeringen die ons als een soort permanent geruis omringen, ze te bevrijden uit hun status van onopvallendheid en ze als signaal te laten leven.' Daartoe hanteerde hij een strategie van bedrieglijke simpelheid. Na een algehele voorbereiding van ongeveer een half jaar koos hij een aantal kernplaatsen uit in de binnenstad, meestal tamelijk prominente gebouwen: de Waag, Nieuwe Kerk, Begijnhof/Spui, Centraal Station, Munt, Beurs enzovoort. Daarin zocht hij naar verschillen en overeenkomsten in kleur. Er ontstond zo een verzameling locaties, die onbedoeld een historische reeks bleek te vormen, van de vijftiende tot in de twintigste eeuw. Op en om deze locaties, gebouwen, kademuren, voetwegen, bracht hij telkens een tiental canvas stroken aan, schuingesneden banen meestal in het formaat 98 x 13,5 cm., soms ook kleinere, die hij met in acryl gebonden pigment beschilderde in kleuren en kleurovergangen die die van de ondergrond zo veel mogelijk benaderden. Na het bevestigen ervan werden de stroken enige tijd ter plekke gelaten.

Mijn veronderstelling dat de diagonale vorm opzettelijk gekozen was in af wijking van de overwegend verticale en horizontale accenten die een stedelijke omgeving nu een maal kenmerken, werd door Besson afgewimpeld. 'Nederlanders zoeken direct overal wat achter. Toen ik in Parijs ooit eens een vergelijkbaar project deed, werd er op de kleuren gereageerd en vroeg niemand waarom ik daar nu juist driehoeken had gebruikt. Nederlanders letten blijkbaar meer op vorm, ook de vorm waarin dingen gebeuren. Ik wilde de kleuren gewoon 'aanpassen', zoals je dat met kleurpotlood op papier doet, de oppervlakken mochten niet te groot maar ook weer niet te klein zijn. Stroken, banen zijn dan juist de oplossing, want door zo'n vormgeving zou je kunnen zeggen dat de kleur van ruis naar melodie over gaat'.


Baksteen van gebrande klei, waterige modder

'Voordat ik met dit project begon, had ik bedacht dat ik 'het water' er niet bij zou betrekken, maar vanaf het eerste moment dat ik bezig was werd al duidelijk dat water er niet uit weg te denken was. Er is overal water in Amsterdam, het is ook letterlijk de basis van de stad. Het wonderlijke voor mij werd toen dat het hele project her leidbaar werd tot een tegenstelling van twee elementen die tussen water en vuur. Amsterdam is grotendeels gebouwd met baksteen van gebrande klei, waterige modder. Op zich is dat al een overgang van water naar vuur. Maar het is ook als vuur op water, de kleurovergangen lopen van oranje-rood-bruin naar groenig-zwart. Je ziet in de baksteen de kleuren van het branden in allerlei overgangen, maar ook de groenige aanslag van het water. Al die overgangen interesseren me, ook metafysisch. Alles is voortdurend in een staat van vertrek naar iets anders. In dit geval zijn die overgangen van symbolische orde misschien, maar ze zijn niet onzichtbaar, je wéét wel dat wanneer het aan de ene kant van de aarde nacht is, het dag is aan de andere kant, maar je ervaart dat niet, en hetzelfde geldt voor zomer en winter, nou ja, je kunt in een straalvliegtuig stappen, maar dat bedoel ik niet.
In 1973 was ik bezig met ' plages-dunes-bois ' . Ik liep wekelijks van de zee naar de bosrand in de duinen, en over die korte afstand waren er al duidelijk waar te nemen verschillen. En Kilometer landinwaarts waren de planten soms een week verder in hun groeischema, dat verwacht je totaal niet. Botanici of mensen die daarin gespecialiseerd zijn die weten dat natuurlijk, maar ik had dat nooit zó ervaren, het is niet statisch. Als je intens kijkt en diep op dingen ingaat, dan maakt dat een gevoel van de wereld waar, het geeft een groter besef - de overgang verzoent de tegenstelling en door een heel klein fragment te nemen bereik je het geheel...En door bijvoorbeeld een heel klein stukje van de Waag te nemen kom je op de hele Waag en vandaaruit op de hele binnenstad. Ik wil dat er een gevoel overgebracht wordt, in dit geval wordt dat gedragen door kleur, maar dat is alleen de aanleiding, maar het gaat er niet over de specifieke gebouwen in hun kleurwaarden te documenteren. De verhevigde ervaring telt en die ontstaat alleen bij het waarnemen van verschillen.'


 ' Project Amsterdam ' - all stripes


Het blauwsteen van de stoepen

'In het begin heb ik de stroken per stuk gemaakt, ik schilderde op straat, 't was heel interessant om met de voorbijgangers te praten, maar ik miste toch de mogelijkheid tot concentratie. Ik had mijn atelier nodig, ik merkte het zelfs aan mijn kwastvoering, buiten vloeide de verf niet goed, het bleef ook te toevallig en te impressionistisch. En het had voor mij geen enkele zin om ergens naar toe te gaan, ter plekke een kleur te maken en dan ergens anders weer een andere kleur. Het moest dieper gaan, ik wilde ook dieper op het materiaal ingaan. Het ging niet zonder methodische aanpak, ik heb toen kleuralfabetten gemaakt van alle basiskleuren, gevormd werden door de kleuren van de grondmaterialen zelf. Bij baksteen bijvoorbeeld krijg je dan een reeks typologieën: gelen en oranje-roden-paarsen. Blauwsteen van de stoepen, kalkzandsteen, zand, asfalt, allemaal andere kleurreeksen van heel licht naar heel donker. Ik heb ook een reeks typologieën van het vuil gemaakt, roest, algaanslag, roet en dergelijke.
Met die alfabetten van basiskleuren kon ik uiteindelijk alles doen, ik kon er mijn mengingen mee in de hand houden en met wat aantekeningen erbij schilderde ik er op het atelier de stroken mee. Vooral in het begin bleek dat ik steeds veel te licht uitkwam, dan merk je ineens dat een schilder die een schilderij maakt veel lichter werkt want met de kleuren zoals ze werkelijk zijn werkt niemand, die zijn veel te donker. Na een tijdje raakte ik heel bedreven in het mengen van de verschillende pigmenten, uiteindelijk kende ik ze ook uit mijn hoofd, het luistert heel nauw, als je in een verkeerde verhouding mengt krijg je heel andere kleuren. Maar ook het vinden van de goede pigmenten was heel lastig, ik heb bijvoorbeeld heel veel moeite gehad met dat typische donkere groen dat hier in de binnenstad overal op deuren en raamkozijnen zit. Op een gegeven moment kwam ik een huisschilder tegen die net met die kleur bezig was en ik heb hem gevraagd een staal van die kleur te schilderen. Toen bleken mijn pigmenten te puur, zodat ik dat wat doodse wat die kleur heeft niet bereiken kon. Het bleef steeds maar te mooi. Natuurlijk had ik die kleur groen ook net zo goed in de schilderswinkel kunnen kopen. Maar dat vond ik f1auw, ik wilde alles in mijn eigen materiaal uitvoeren. En tussen het groenstaaltje dat de huisschilder voor mij schilderde en mijn eigen groen zit juist de vibratie tussen twee werelden. We ontmoeten elkaar bijna, waar we elkaar bijna overlappen ligt het gebied waar het mij om gaat. In principe is het doel van mijn schilderen natuurlijk heel anders, maar mijn schilderen is wel degelijk even werkelijk'.


Een poeperig bruin, een soort non-kleur

'Het zou mij heel interessant lijken, wanneer ik met de ervaringen die ik in dit project opgedaan heb, mee zou kunnen helpen aan praktische oplossingen voor kleurgeving van de stedelijke omgeving. Ze zullen het me niet vragen. Voordat ik met dit project begon, stelde ik me de kleur van de stad voor als een poeperig bruin, een soort non-kleur. Maar aldoende merkte ik dat dat helemaal niet klopte - dat de grondtoon heel uitgesproken was. De kleur van Amsterdam is heel warm en puur, zou je kunnen zeggen, een kleur die vormeloos wordt door het vuil, maar ook veel erger, door de toepassing van nieuwe bouwmaterialen. Baksteen en zo wordt op het ogenblik bijgekleurd tot een reeks standaardkleuren en die poepkleur waar ik het over heb is ijzeroxide, dat door de klei gemengd wordt. Dat is een totaal oninteressant pigment dat ik voor mijn project ook nauwelijks gebruikt heb, je kunt er geen nuances mee maken, geen overgangen. De kleur is statisch en verandert niet. Bij mengen slaat hij ook niet om, zoals bij geel wel gebeurt, heel bot: straks ziet heel Amsterdam er waarschijnlijk zo uit'.


Dam


Sinds enige tijd worden bij de WVC-collectievormingen - meestentijds resulterend in reizende NKS-tentoonstellingen - ook meer efemere kunstvormen betrokken, zoals performances en installaties. In het kader van een dergelijke collectievorming, getiteld Tijdelijke Projecten, voerde Bernard Besson in september 1982 een installatieachtig project uit in Amsterdam. Hoewel dit plaats vond in de straten van de binnenstad, is het misschien ook uit de aard van het onderwerp minder opgevallen dan het verdiende.
Besson brengt in zijn werk al heel lang zaken in focus die niet of nauwelijks concreet waargenomen worden: overgangen, verglijdingen, achtergronden. Het begrip 'tijd' heeft daarbij steeds een belangrijke rol gespeeld: de vorm die natuurlijke tijd aanneemt - seizoenswisselingen, klimaatsovergangen.

Het project plages-dunes-bois uit 1973-'74 laat bijvoorbeeld tweeënvijftig dia's zien van steeds hetzelfde stukje strand en duinen, wekelijks gefotografeerd op hetzelfde uur. Wat zichtbaar wordt zijn de veranderingen in licht en vegetatie, veranderingen waarvan iedereen weet, maar die bijna niemand als zeer acuut ervaart, omdat het menselijk geheugen er niet geoefend genoeg voor is. Bij dit soort projecten gaat en ging het hem niet, zoals in het verleden zo vaak over conceptuele of proceskunst is meegedeeld, om een algemene 'documentatie', zoiets als een documentatie van seizoenen, maar om het wezenlijk waarnemen en ervaren van overgangen, die niet op een andere manier ervaarbaar te maken zijn.




Publication © 1983 Frans van Burkom / Nederlandse Kunststichting / Museumjournaal,
The Netherlands
Project and photographs © 1982 Bernard F.E.Besson, Amsterdam - 2001 Paris

Page created 31.01.2001 / last update 31.01.2001


Project Amsterdam
still photos
return to Project Amsterdam
main page
return to index