·         Een zeer hobbelige “Camel Trophy” weg brengt je bij Mama Roos.

·         Neushoornvogels…

·         …Kuifmakaken…

·         En Gremlins (?!) … het spookdiertje dat binnen een seconde je hart steelt.

 

Dinsdag 3 september 1996

 

We pakken onze spullen om terug te gaan naar Manado. Onze plannen hebben we weer eens aangepast. We slaan het oostelijke gedeelte van Sulawesi, het moeilijk toegankelijke Banggai, maar over om de Molukken in te gaan. We voelen ons niet krachtig genoeg om een weg te volgen die nog heel weinig toeristen hebben gevolgd en waar de Lonely Planet dus ook geen echte hulp biedt. Met de ervaring van Malili nog in ons geheugen besluiten we een vliegticket te regelen naar Ambon om de beroemde “spice islands” te bezoeken, de eilanden waar Holland zo vreselijk rijk door is geworden.

 

De eigenaar van MDC heeft ook een reisbureautje en wil ons natuurlijk graag helpen met een ticket naar Ambon. Die hulp van Indonesiërs kennen we dus om een idee te krijgen van prijzen informeren we bij het kantoor van Merpati Airlines naar prijzen. Daar hebben ze een verassing voor ons in petto: met ingang van deze week is de directe verbinding met Ambon opgeheven. Nu moeten via een tussenstop en twee verschillende maatschappijen naar Ambon. Typisch Indonesisch weer. Niets is geregeld, maar alles valt te regelen, het duurt alleen wat langer.

 

Het is broeierig heet in Manado en in ons meest geliefde hotel Bersehati houden we een heerlijke siësta. Na de siësta gaan we op weg naar de markt op zoek naar iets speciaals. In de laatste fax van het thuisfront staat namelijk dat een achterneef voor het eerst vader zal worden. Nu willen we iets typisch Indonesisch voor ze kopen, iets wat we vaak tijdens bootreizen en op andere plekken zijn tegengekomen: een babysarong aan een veer. Aan een veer hangen de Indo’s een doek waar een baby in kan liggen. Door de veer krijg je overal en altijd een wiegende baby die daardoor erg stil zijn.

Nu hebben wij het probleem dat we niet weten hoe zo’n ding heet in het Bahasa. Een sarong vinden is niet moeilijk, maar die veer. Gelukkig is zoiets in Indonesië absoluut geen probleem. Ergens bij één van de vele sarongstalletjes waar ze je sarongs willen aansmeren begin je gewoon over baby’s en sarongs en je maakt er wat gebaren bij. Even zie je ze moeilijk kijken. Dan gebaren ze je dat je op het wel heel kleine houten krukje moet gaan zitten en weg zijn ze. En ja hoor, na vijf minuten komen ze aan met wat je wilt. Met een grote grijns informeren ze of wij misschien een baby hebben terwijl ze uitleggen hoe de constructie met de veer in elkaar zit. Ze halen er kussentjes bij die dienen als baby en de lol is compleet. Geweldig.

We kiezen een sarong met felle kleurtjes en de onderhandelingen beginnen. En tot onze verbazing gaat dat hier in Manado toch anders dan we tot nu toe in Indonesië gewent zijn. In een razend tempo gaat onze verkoper in grote stappen omlaag met zijn prijs en voordat we er erg in hebben zijn de onderhandelingen voorbij en zijn wij een geweldig souvenir rijker.

 

’s Avonds eten we weer bij het derde karretje aan de rechterkant van de tweede straat de lekkerste martabak en malabar van Manado. De martabak kennen we van een week geleden. Nu is het de beurt aan de malabar, een gefrituurde pannenkoek gevuld met groenten. Ook erg lekker en erg zwaar… en eens wat anders dan rijst en vis.

 

Woensdag 4 september 1996

 

Over wat anders gesproken. Na het vele natuurschoon onder water vinden we het de hoogste tijd voor natuurschoon boven water. Thuis in een boek van het Wereld Natuur Fonds hebben we over het reservaat gelezen bij Manado, Tangkoko. “Hoogste dichtheid aan Neushoornvogels”, en meer hoeven we eigenlijk niet meer te lezen. Daar moeten we heen, vooral ook omdat we in de jungle van Sabah vaak Neushoornvogels hebben gehoord, maar zelden gezien. Eén keer hebben we dat prachtige, exotische beest kunnen “overvallen” en konden we hem een paar seconden bewonderen in de top van een boom. Indrukwekkend is hun geluid. Dat zware zuigende geluid als ze over komen vliegen en hun blaffende roep dat onderdeel uitmaakt van die enorme muur aan geluiden die een tropisch regenwoud zo bijzonder indrukwekkend maakt. Zien, hebben we nu geleerd, doe je niet veel in het regenwoud. Maar toch, als je leest over de hoogste dichtheid aan neushoornvogels, dan kan het niet anders of we moeten dat exotische wonder kunnen zien in Tangkoko. Als het daar niet kan, dan kan het nergens…

 

We pakken een bemo naar Paal Dua, het rommelige en smerige busstation aan de rand van Manado. Onvermijdelijk staan direct een groep mannen om ons heen “geïnteresseerd”  als ze in ons zijn te informeren waar de reis heen gaat. “Tangkoko”. Ze proppen ons in één van de vele bussen en we weten inmiddels dat het wel goed zal komen. Over een mooie geasfalteerde weg geeft de chauffeur na een uurtje aan dat we eruit moeten om een bemo te pakken naar Batu Putih, het dorpje aan de ingang van het park. Bij een paar roestende pick-up trucks informeren we of die misschien naar Batu Putih gaan. Instemmend knikken is het antwoord, al zal het nog wel even duren. We hebben honger, dus zeggen de chauffeur dat we in het eettentje aan de overkant wat gaan eten en dat hij ons moet roepen mocht hij vertrekken.

 

We bestellen saté, al is het geen kipsaté. Ach, Indonesië is zo groot en divers dat ze overal toch wel weer een ander woord hebben voor hetzelfde… Nou ja, hetzelfde. Het vlees dat we vervolgens naar binnen werken smaakt volledig anders en lijkt op niets wat we kennen. Zou het dan toch hondenvlees zijn, iets wat in deze regio heel gebruikelijk is? Ach, het smaakt uitstekend, maar we willen eigenlijk geen hondenvlees eten, gewoon teveel liefde voor dat wezen als huisdier. Ach, aan de andere kant, wat niet weet wat niet deert.

 

In een behoorlijke rammelbak hobbelen we richting Tangkoko

Net als we willen vragen wat voor vlees het nu echt is, komt er iemand luidt roepend aanrennen. De bemo vertrekt. We eten snel de laatste stukjes saté op, betalen en lopen in een drafje naar de bemo. We proppen ons naast de Indo’s onder het zeil en een enorme hobbelrit begint. Dwars door een prachtig berglandschap bedekt met een dikke laag regenwoud slingert een zandweg vol gaten zich richting de kust waar het dorpje Batu Putih ligt.

Behoorlijk gebroken stappen we een uurtje later uit de bemo. Ondanks dat de Lonely Planet weinig woorden vuil maakt aan dit dorp en het park en ondanks de slechte weg hierheen, is het onverwacht toeristisch. Het voordeel hiervan is dat er aan onderdak en gidsen geen gebrek is.

 

We komen terecht bij het hostel van Mama Roos, een dikke tante die de zaken in het dorp behoorlijk in handen lijkt te hebben. Alles is ingericht op het Tangkoko park en waarschijnlijk omdat het Wereld Natuur Fonds het reservaat ondersteunt, zijn het de dorpelingen die van het toerisme profiteren.

We kunnen twee wandelingen maken, een avondwandeling om de spookdiertjes te zien en een vroege ochtend wandeling om de zwarte kuifmakaken en de neushoornvogels te zien. Natuurlijk is er geen garantie op welk dier dan ook want het blijft wild en de ene dag zie je alles in overvloed, en de andere dag zie je niets. Als we maar één neushoornvogel goed kunnen zien, dan vind ik alles best…

 

 

***

 

Het loopt al tegen schemer als we de jungle inlopen, op zoek naar...

Het loopt al tegen schemer als we door de achtertuin van het hostel, door een poortje over een bruggetje het park ingaan. De gids loopt hard en de schemer ook. Dwars door het bos vaak zonder dat er nog een pad zichtbaar is, hebben we moeite om onze jonge gids bij te houden. Langzaam krijgen we het idee dat we te laat zijn en niets meer gaan zien want het spookdiertje, of Tarsius Monkey dat het kleinste apensoort op onze planeet is, leeft in holle bomen en komt er in de schemer uit. Als echt nachtdiertje jagen ze ’s nachts op insekten. De gids kent hun holle bomen en als we ze daar niet zien, zijn ze niet meer op te sporen. Daar zijn ze veel te klein en te snel voor.

Na twee mislukte pogingen staan we hijgend voor de derde holle boom waar al twee toeristen met hun gids staan te wachten. De gids gebaart ons stil te zijn en dan weten we dat we geluk hebben. Ze zitten er nog, al zie ik nog niets.

Plotseling springt er iets door de lichtbundel van onze zaklamp...

Plotseling springt er iets door de lichtbundel van de zaklamp. Daar is er één, en nog één, en nog één! De gids schijnt direct op één van de beestjes en langzaam kunnen we dichterbij komen terwijl de beestjes tot mijn grote verbazing rustig blijven zitten. Midden in de felle lichtbundel kijkt het bijzondere beestje nieuwsgierig om zich heen en zijn wij inmiddels zo dichtbij gekomen dat we hem bijna kunnen aanraken. Doen we natuurlijk niet, want het zijn wilde beestjes.

 

Wat een prachtige beesten.

 

Wonderen der natuur, niet groter dan mijn hand... ... het spookdiertje is een aap maar lijkt echt op een Gremlin.

Met hun grote ogen, zo typerend voor nachtdieren, kijkt hij net zo geïnteresseerd naar ons als wij naar hem. Zijn kop kan hij 180 graden draaien. Zijn grappige oortjes klapperen van plezier terwijl hij genoeglijk smakt alsof hij net een heerlijk maaltje verorbert. Met hun kleine vingertjes waarvan het wel lijkt of ze aan de puntjes zijn opgesierd met zuignapjes, houdt hij zich stevig vast aan een dunne tak. Ze zijn niet groter dan mijn hand en lijken sprekend op Gremlins, in de lieve vorm natuurlijk. Ja, ik weet het zeker, de makers van de film Gremlins hebben net als wij nu oog in oog gestaan met dit prachtige diertje. Wat herbergt de natuur toch een enorme hoeveelheid wonderen. Wat is dit mooi.

Dan doen de gidsen hun lampen uit en net als onze ogen zijn gewend aan onze donkere omgeving zien we nog net wat donkere schimmetjes wegspringen. Als wij morgenochtend vroeg opstaan gaan zij weer terug naar hun holle bomen. Maar dat zullen wij niet meemaken want wij gaan morgen op zoek naar een ander wonder van de natuur, de neushoornvogel.

 

 

Donderdag 5 september 1996

 

Vijf uur!

Wakker.

Erg vroeg.

Onze gids, Jack, ligt nog lekker als hij wreed wordt gestoord door……Wendy. Hij moet aan het werk, wij staan behoorlijk ongeduldig te popelen om het park weer in te trekken.

 

Het is nog donker als we over de hangbrug het bos weer inlopen. Na een half uurtje over smalle bospaadjes zwerven houdt Jack stil. Iets verder horen we een zwaar geritsel en loopt Jack dwars door het bos richting het geluid. We volgen gespannen. En opeens zijn ze er, overal om ons heen. Alsof we in een hinderlaag lopen, omsingelen de zwarte kuifmakaken ons. Ze trekken zich helemaal niets van ons aan en laten zich niet storen. Ze jagen op elkaar, komen slingerend uit de bomen vallen en rennen in een verbazingwekkende snelheid achter elkaar aan. Kleine aapjes rollen spelend over elkaar heen en doen schijnaanvallen op ouderen die weer kwaad achter de kleintjes aangaan. Anderen zitten gewoon rustig tussen de bladeren te scharrelen of komen nieuwsgierig naar ons kijken, maar niet te dicht bij.

 

Een tijd lang genieten we van de gezellige drukte om ons heen totdat we plotseling een zwaar geluid horen boven ons. Daar zijn ze! Dit geluid is in Sabah in mijn geheugen gegrift, de overvliegende neushoornvogel. Ergens boven ons houdt het zwaar pompend en zoevend geluid plotseling op. Hij moet dus geland zijn en mijn hart begint harder te kloppen als ik Jack aantik. Hij heeft het natuurlijk al lang in de gaten en tuurt omhoog. Dan vliegt de neushoornvogel weer op en begint Jack een achtervolging die zijn weerga niet kent. Dwars door het bos, heel voorzichtig lopend om maar zo weinig mogelijk geluid te maken, gaan we achter de neushoornvogel en achter Jack aan. Op een plek waar het bladerdek uiteen wijkt en de blauwe lucht te zien is, wijst Jack omhoog. En ja hoor, daar zit ie. Een grote zwarte vogel met een gigantische grote oranje gele snavel opgesierd met een onwerkelijke hoorn en blauwe ringen rond de ogen. Het is de Sulawesi Jaarvogel, een type neushoornvogel dat alleen in Sulawesi voorkomt.

De Sulawesi Jaarvogel, uniek en voor ons één van de meest exotische beesten...

 

Wat een machtig gezicht.

 

Het beest springt van tak naar tak en produceert af en toe zijn typische blaffende roep, echt zo’n junglegeluid. Super. Een zwaar zoevend geluid kondigt nog meer overvliegende neushoornvogels aan en onze neushoornvogel sluit zich bij de voor ons onzichtbare groep aan. Wat een onwerkelijk geluid, zo’n groep vliegende neushoornvogels. Alsof er een enorme dinosaurus uit de oertijd over komt vliegen. Ja, zo moet het in de oertijd ook geklonken hebben.

Jack zet het weer op een lopen om de groep te volgen en wij volgen Jack. Helaas raken we ze kwijt en net als mijn teleurstelling me wil overmannen, begint het om ons heen te ritselen. De groep apen zijn ons blijkbaar gevolgd. Rennend, slingerend, vallend en spelend zitten ze weer overal om ons heen en is mijn gevoel van teleurstelling volledig vergeten. Jack schijnt met zijn lamp in het gezicht van een nieuwsgierige aap die zijn snuit in de lamp steekt, als ik boven ons weer een neushoornvogel zie zitten terwijl er nog meer komen aanvliegen. Door de drukte om ons heen hebben we ze niet horen aankomen.

Wat een unieke situatie! Wilde apen zitten overal waar ik kijk en boven me zit een neushoornvogel terwijl er nog meer rondvliegen, getuige het zware geluid in de lucht.

Op een gegeven moment gebaart Jack dat hij verder wil. Nog steeds rennen de apen om ons heen en zit die neushoornvogel boven ons, maar Jack weet nog een nest van de neushoornvogel te zitten. Dat klinkt ook niet verkeerd, dus verlaten we deze geweldige situatie. Onderweg zien we regelmatig neushoornvogels overvliegen, dus het boek van het Wereld Natuur Fonds heeft echt gelijk. Dit moet de plek zijn met de hoogste dichtheid aan neushoornvogels en ik kan mijn geluk niet op.

 

De apen zijn inmiddels verdwenen als we enkele neushoornvogels zien landen in een boom voor ons. Langzaam sluipen we dichterbij en kunnen ze heel duidelijk zien zitten. We blijven voor een gevallen boomstam staan en zien er nog meer. We tellen er in totaal acht. Allemaal zitten ze in die ene boom, recht voor ons. Jack vertelt dat het allemaal mannetjes zijn die vruchten verzamelen voor hun vrouwtje die op het nest zitten. Ze vliegen af en aan, hoppen tussen de takken door om de kleine ronde vruchten te plukken. Met hun grote snavel pakken ze de vrucht vast en gooien vervolgens hun snavel omhoog om de vrucht achter in hun keel te laten vallen.

 

Elke vogel die komt krijgt een begroeting van luid geblaf van zijn makkers. Wat een fantastisch gezicht en geluid. Hier kan ik de hele dag naar kijken, hier kan je toch geen genoeg van krijgen. Ik klim op de dikke vermolmde boomstam voor ons om nog dichterbij de “neushoornboom” te kunnen komen. Wat zijn het prachtige dieren, enorme gevaartes als ze overvliegen met die onwerkelijke snavel met hoorn die in geen verhouding staat tot de rest van de vogel. En toch zijn ze heel lening in de boom en hoppen ze heel makkelijk de hele boom door vruchten te verzamelen.  Ze plukken de ronde vruchten van de takken en gooien die omhoog om het ver in de keel te laten vallen.

Ik krijg er geen genoeg van, die exotische geluiden en beelden…

 

… Na een lange tijd weet Wendy mij uiteindelijk over te halen om weer verder te gaan, op zoek naar dat nest dat Jack nog weet te zitten.

Veel tijd heeft Jack niet nodig om het te vinden want al snel wijst hij op een gaatje halverwege een hoge boom. “Hoe kan dat nou, dat gaatje is veel te klein voor zo’n grote vogel”. Jack vertelt dat bij het maken van een nest het vrouwtje erin gaat zitten om vervolgens het nest dicht te metselen op dat kleine gaatje na. Het vrouwtje zit dus gevangen en is voor voedsel afhankelijk van het mannetje. Deze komt ongeveer drie keer per dag langs om het vrouwtje te voeren. Gebeurt er wat met het mannetje dan is het vrouwtje ten dode opgeschreven want ze kan de ingang niet zelf openbreken.

We nemen plaats in een soort hutje van palmbladeren gemaakt door vogelspotters en staren een kwartier naar een gaatje in de boom. De lucht hangt vol met geluiden van overvliegende en blaffende neushoornvogels maar er komt geen bezoek voor het nest. De kans is ook wel heel klein als het mannetje maar drie keer per dag langs komt. Een rammelende maag en een dolenthousiaste geest vol exotische indrukken doen ons uiteindelijk besluiten om terug te gaan naar Mama Roos voor het ontbijt.

 

En daarmee komt voor ons een einde aan het onvergetelijke Tangkoko. Op de hobbelige terugweg naar de grote weg richting Manado krijg ik half hangend uit de achterkant van de volle bemo nog wel een toegift. Het mooie landschap van Tangkoko, glooiend vol palmen en verderop met dichte regenwoudbegroeiing, hobbelt voorbij …

… en daar vliegen ze dan, drie neushoornvogels. Ze hebben voor altijd mijn hart gestolen.