·         Het einde van de wereld heet Malili.

·         Onderdak is nog nooit zo goedkoop geweest.

·         Niemand heeft enig idee waarom er twee toeristen rondlopen.

 

Zaterdag 20 juli 1996

 

De bus is zowaar te vroeg. Dat zorgt voor enige verwarring bij het afrekenen waardoor we uiteindelijk één nacht te weinig betalen. Maar ja, door het gehaast kunnen we daar niets aan doen.

Ons doel is Malili. In een boek over moerasland van het Wereld Natuur Fonds had ik gelezen over de Malili meren, een merensysteem met allerlei riviertjes, stroompjes, watervalletjes, beekjes en meren met een schat aan flora en fauna. Dat willen we wel zien, maar Malili staat nauwelijks in de LP. Alleen dat er in een “naburig” dorp, twee uur verder, Soroako een tinonderneming zit die beide dorpen redelijk tot ontwikkeling heeft gebracht. Dat is dus niet veel. Voor het eerst missen we volledig de basisinformatie zoals mogelijke adressen voor onderdak,transportmogelijkheden ter plaatse en dergelijke. We hebben wel vaker losmen uitgekozen die niet in de LP staan, maar we zijn wel altijd naar bestemmingen geweest die in de LP vermeldt staan met basisinformatie. En van medereizigers hebben we ook niets over dit gebied gehoord. Als een stel ontdekkingsreizigers gaan we het onbekende tegemoet en dat geeft een heel typisch gevoel. Vooral het laatste stuk naar Malili, overal groen, vlak landschap, af en toe een rivier met kleine bootjes en hutjes op de oever, een half lege bus (ook onwerkelijk in Indonesië), niet wetend waar we terecht komen: een onwerkelijk “einde-van-de-wereld” gevoel.

 

Iemand vertelt ons dat de rit naar Malili drie uur gaat duren. Maar naar drie uur hobbelen nog lang geen Malili. Dan valt de rit dus flink tegen als we er uiteindelijk zeven uur over doen. Het is verbazingwekkend hoe moe je van zo’n rit wordt als die langer duurt dan je verwacht. We zijn heel moe en worden er niet vrolijker op. Vooral niet als Wendy te kennen geeft liever door te willen naar Soroako en ik in Malili wil overnachten. We voelen ons allebei een beetje rot en reageren dat op deze manier op elkaar af. Geen hooglopende ruzie hoor, maar we voelen ons er ook niet beter door. Uiteindelijk besluiten we naar Malili te gaan en eventueel een dag later door te gaan naar Soroako.

Penginapan, ons onderkomen met uitzicht over de rivier

In de bus vraag ik naar een losmen en het instemmend geknik geeft aan dat dat wel goed zit. En inderdaad, de chauffeur zet ons af voor de deur van een losmen, hier penginapan genoemd. De kamers liggen boven een rumah makan (eettentje) en kosten 5.000 roepia inclusief ontbijt. Dat is een absoluut laagterecord en het ziet er nog redelijk uit ook, al is de matras niet veel meer dan de houten plank die eronder ligt. De tent heeft een balkon aan de voorzijde met mooi uitzicht op de rivier die dwars door het dorp stroomt.

Een wandeling door het dorp bevestigt ons “einde-van-de-wereld” gevoel: absoluut geen toeristen, krakkemikkige huisjes en heel veel starende en roepende Indo’s. De rivier is mooi en vrij breed en stroomt enkele kilometers verderop de zee in. We overwegen om de volgende dag een riviertocht het binnenland in proberen te maken. Maar uit gesprekken met enkele Indo’s die iets Engels kunnen, begrijpen we dat er niets in Malili te zoeken is voor toeristen: “no interesting places”.

Tja, ga je dan de ontdekkingsreiziger uithangen of niet? We zijn moe en twijfelen wat te doen. Je moet echt in de stemming zijn om het onbekende tegemoet te gaan en eerlijk gezegd zijn we dat allebei niet. Het kost ongelofelijk veel energie, je weet niet of je ertegen kunt, goed genoeg uitgerust bent, kortom, of we er wel klaar voor zijn om zoiets te doen. Ons gevoel zegt nee. Want net als onze keuze voor Malili is “ontdekkingsreizen” een gok waar je terecht komt en met die onzekerheid moet je goed om kunnen gaan. Je moet bereid zijn om je lot in handen van anderen te leggen. En daar zijn we nu nog niet klaar voor.

 

Het komt er dus gewoon op neer dat Malili de verkeerde keuze is. Ik krijg natuurlijk zo’n gevoel van “zie je wel, we hadden naar Soroako moeten gaan”, maar ja, dat helpt niks hè. Het is in ieder geval wel een aardig dorpje.

 

De rivier die dwars door Malili stroomt en de uitgang moet zijn van een uniek meren systeem...

 

‘s Avonds zitten we langs de rivier. Terwijl wij ons verbazen over de enorme hoeveelheden vuurvliegjes die boven het water voorbij komen vliegen, staren de dorpelingen ons aan. Om de tegenstelling nog groter te maken drijft er in het water onder de lichtshow van de vuurvliegjes ik weet niet wat voorbij. Want natuurlijk gebruiken ze hier de rivier als riool…

 

 

Zondag 21 juli 1996

 

We slapen goed op de zeer dunne matras en besluiten niet naar Soroako door te gaan, maar naar Pendolo aan het Posomeer. We moeten volgens de dorpelingen eerst een bemo naar Mangutana nemen en vandaar kunnen we met de bus naar Pendolo.

 

Mis!

 

De bemo dropt ons in de “middle of nowhere” bij een punt waar de bus langs zal moeten komen. Er staan twee Toyota’s Kiyang die hier veel als bemo worden gebruikt en een huis waar een soort wachtkamer is ingericht. Er hangen wat Indo’s rond. Het duurt niet lang of één van die Indo’s biedt ons aan om ons met de bemo naar Pendolo te brengen voor een vorstelijke prijs. Dat doen we dus niet. Dan wordt het een kwestie van de langste adem, want volgens de Indo’s komt er voorlopig geen bus langs en als die langs komt, zit die vol. De bemo is eerst 10.000 en later 7.500 roepia.

 

Na een uurtje stopt er een bemo en wie stapt eruit?

 

John, een Autraliër die we in Ujung Pandang in het hostel hebben leren kennen. Nou ja, zitten we hier op een godvergeten plek in Indonesië, kom je elkaar hier weer tegen. Wat een toeval. Na John’s komst gaat de prijs naar 5.000 roepia. Erik wil nog niet onder het mom van geduld is een goedkope zaak. De Indo’s verliezen langzaam hun geduld en reageren een beetje pissig en ik op een gegeven moment ook. Uiteindelijk geven we toe, omdat 5.000 roepia toch geen gekke prijs is. We vertrekken eindelijk.

Na vijf minuten stopt de chauffeur voor nog wat extra mensen en tien minuten later voor een lunch. Nou ja! Het is geloof ik in totaal een rit van drie uur, maar met alle pauzes doen we er vijf uur over. We stoppen zelfs een keer om lianen uit het bos te halen om het zeil op het dak vast te maken tegen de regen die niet komt.

Onderweg zien we tot mijn stomme verbazing een aantal Indo’s met witte kwasten en potten verf de strepen op de weg bij te schilderen...

In Pendolo aangekomen gaan het uiteindelijk regenen, maar dan zitten we al heerlijk in ons hostel, homestay Pentezza.