· Een
wedstrijd kent altijd een winnaar, alleen is die bij het bureaucratie worstelen
voor aanvang al bekend.
·
De
tegenstanders: een postbeambte en een douane uniform en ontelbare formulieren,
stempels en handtekeningen.
Vrijdag 6 september 1996
Bureaucratie is toch ook een verschijnsel dat diep
doordringt in het dagelijkse leven van Indonesië. Je vraagt je tocht sterk af
of ambtenaren over de hele wereld soms bij elkaar komen om alle nieuwtjes op
het gebied van bureaucratie en mensje pesten uit te wisselen en bespreken welke
mogelijkheden er allemaal zijn om zo lang mogelijk over je werk te doen. Zeker
weten dat de Indo’s dan een belangrijke bijdrage leveren in die samenkomst.
Indonesiërs zijn namelijk vooral sterk in het precies aanvoelen wanneer je er
totaal, maar dan ook totaal niet voor in stemming bent.
Vandaag dus…
Het enige wat we willen doen vanochtend, voordat we het
vliegtuig naar Ternate nemen, is een pakketje naar huis posten om onszelf weer
van de nodige kilo’s te verlossen. Eerst moeten we een dik half uur wachten
want het pakketje moet door de douane en laat juist die man er nu niet zijn.
Als er dan eindelijk een man in bijbehorend uniform binnen komt sloffen,
krijgen wij onze stempel terwijl hij zijn gezicht op de verveelstand zet. Tja,
een erg leuk baantje heeft hij inderdaad niet.
Gewapend met pakketje en stempel gaan we weer richting
pakketjes loket waar zich intussen een behoorlijke rij heeft gevormd. Achter
aansluiten terwijl je weet dat helemaal niemand hier haast schijnt te hebben.
Wachten dus.
Als we eindelijk aan de beurt zijn schuift de man achter
het loket ons VIJF formulieren toe. Of
we die even willen invullen. We duiken dus maar weer ergens een hoek in om die
verrekte formulieren te ontcijferen. Formeel Bahasa, daar is dus weinig van te
maken, maar tot onze schrik is de tweede taal die meestal op dergelijke
formulieren de lokale taal begeleidt niet Engels, maar Frans.
Allemachtig, Frans.
“Wat is dat nu weer voor een truc? Wie in dit land zonder
enige connecties met Frankrijk en zonder ook maar één Franssprekende toerist
kan hier een touw aan vast knopen?”
Wij in ieder geval ook niet en maken er maar wat van,
iets met ons adres en het adres waar het heen wordt gestuurd en inhoud van het
pakketje. Gelukkig zijn de vijf formulieren allemaal hetzelfde, dus vullen we
overal maar hetzelfde in.
Klaar en maar weer de rij in. Als we rustig proberen voor
te kruipen gebaart de man achter het loket dat al die anderen alleen maar een
pakketje komen afleveren en zo klaar zijn. Ja, ja, alleen moet hij iedere keer
weer uitleggen hoeveel het kost, welke stempels allemaal nodig zijn en vast nog
meer van die flauwekul.
Ondertussen staat er een vrouwtje naast ons met de
bekende Indonesische nieuwsgierigheid naar ons te kijken. Net als ik een
glimlach haar kant op werp, ziet zij ons nogal onbenullig grote adres op ons
pakketje staan. Het adres beslaat de hele zijkant.
“Haaa,haaa”, barst ze in lachen uit, “die komt nooit
aan”, terwijl ze op ons pakketje wijst.
“Hoezo, komt niet aan, we hebben niet voor niets zo groot
op de doos gezet waar het heen moet.”
“Ja, maar jij schrijft dat het naar “Belanda” moet, en
dat begrijpen ze in Nederland echt niet…”
Direct krijgt ze de hele rij wachtende mee die allemaal
heftig knikkend hetzelfde beamen. Wendy en ik kijken elkaar lachend verbaasd
aan. Tja, kinderlijk eenvoudige gedachte…
“Moet echt “Hollan” op staan”, beweert ze nog minstens
vijf minuten lang.
Maar wij zijn eindelijk weer aan de beurt, dus laten we
ons adres voor wat het is en kunnen we onze aandacht weer storten op de
worstelwedstrijd met de bureaucratie, een wedstrijd die we bij voorbaat al
verliezen…
… Die gozer achter het loket legt doodleuk uit dat vier
van die formulieren ook nog door de douane moeten. Dan wordt mijn geduld wel
behoorlijk op de proef gesteld en moet ik me inhouden om die man niet door het
loket heen te trekken. Gelukkig is ons “vriendelijke” douanemannetje er nog.
Hij heeft duidelijk zijn hoofd op de hoogste verveelstand gezet, want hij kijkt
nog chagrijniger dan daarnet. Na twee formulieren getekend te hebben vindt hij
het wel genoeg.
“Nou, teken ze nu alle vier maar, want dat wil die gozer
achter het loket”.
Maar als een uniform nee zegt, zegt hij nee, dus wij
druipen weer af richting loket en duw die papieren zonder op de rij te letten
onder de neus van onze vriend. Met een beslist hoofd legt hij de papieren weer
terug als hij maar twee getekende formulieren ziet en gebaart onverschillig dat
ze alle vier getekend moeten worden.
“Tel tot tien, hou je in … één, twee, drie …”, herhaal
ik in hoog tempo enkele keren in mijn hoofd.
De loket eikel begint iemand anders te helpen, dus hou ik
gedwongen op met tellen en zeg dat die douane bobo maar twee formulieren wilde
tekenen en dat vier niet nodig is.
Even kijkt onze grote vriend bedenkelijk, “heb ik nog
meer trucs in mijn doos zitten om deze boel te saboteren?”
Na even nadenken kan hij blijkbaar niet op nog meer
ongein komen en gooit onverschillig de twee niet getekende formulieren waar wij
zo op hebben zitten zweten om ze in te vullen in de prullenbak.
Dit geloof je niet.
Dit is echt onmogelijk.
Onverstoorbaar rekent de beambte opnieuw uit hoeveel het
moet gaan kosten, voor de derde keer moet hij de boel minutieus wegen, het
pakketje van allerlei vage stickertjes voorzien om ondertussen met
verschillende andere klanten te kletsen die er gewoon dwars tussendoor komen.
Dan tovert hij nog ergens een vage belasting tevoorschijn om ons nog een paar
extra centen te ontfrutselen. Normaal laten we dergelijke geldklopperij niet
over ons heen komen, maar nu zijn we volkomen murw gebureaucratiseerd en zeggen
er niets van.
Anderhalf uur en één pakketje later lopen we bevrijd het “kantor dan pos” uit….