·         Traditioneel Sasak voedsel is gewoon Indonesisch, of is Indonesisch eten eigenlijk Sasak voedsel?

·         Sasak betekent in ieder geval eten warm klaar maken, koud laten worden en dan serveren.

·         Op Lombok zijn er net als in Nederland ook duiventelers, alleen hangen zie hier een soort zoemer aan de duiven waardoor ze tijdens het vliegen een diep zoemend geluid maken.

·         Lombok heeft veel watervalletjes waar altijd mensen zich staan te wassen.

·         Vrouwen wassen zich met de sarong aan.

·         Lombok is islamitisch, maar weinig vrouwen dragen sluiers.

·         Overal Coca Cola…

 

Zaterdag 22 juni 1996

 

Vandaag reizen we verder, het binnenland van Lombok in. We willen naar het dorpje Lendang Nangka, in de LP geprijsd om haar gastvrije sfeer, een dorpje waar de plaatselijke losmenhouder de bezoeker een kijkje geeft in het Lomokse plattelandsleven. De reis verloopt met een bemo naar Sweta, van daar met de public bus naar Masbagik, waar we met paard-en-wagen nog zo’n twee kilometer het binnenland ingaan om in Lendang Nangka te komen. In de busterminal van Sweta verloopt alles vlekkeloos, ondanks dezelfde overweldigende chaos en drukte die ook bij onze aankomst al over ons heen denderde.

We stappen uit de bemo, en gelijk staan allerlei Indo’s om ons heen te gebaren en te roepen: “wèr you go?”. Ik roep “Masbagik”, en we komen vanzelf bij de goede bus terecht. Niet dat ergens op of in de bus staat aangegeven waar die heengaat, maar af en toe een Indo die ook instapt vragen, leert me dat ze allemaal bevestigend knikken. Dan moet het wel de goede bus zijn en is het een kwestie van geduld. De bus gaat pas als die vol is. Het spreekwoord “geduld is een schone zaak” moet in Indonesië zijn ontstaan, want het geduld wordt hier danig op de proef gesteld, vooral als je in een praktisch lege bus zit. En als dan de bus voor je gevoel al tien keer vol is, en hij eindelijk vertrekt, maakt de chauffeur nog enkele rondjes in de stad om nog meer mensen op te pikken. Indo’s in de beide deuropeningen zonder deur schreeuwen alles bij elkaar om de bus tjokvol te krijgen. Opeengepakt gaan we dan eindelijk richting Masbagik.

 

In Masbagik gaat de chaos gewoon door. Een gigantische hoeveelheid paard-en-wagens staan ons op te wachten. Op dat moment weet ik dat we een aardig robbetje zullen moeten onderhandelen om er een redelijke prijs uit te slepen. We gaan dus eerst maar iets drinken in het eerste de beste eettentje. Even bijkomen van een uurtje in opgevouwen toestand zitten in een public bus en de chaos. Bij een paar aardige vrouwen kopen we wat cola en informeren hoe duur het eigenlijk is om met paard-en-wagen naar Lendang Nangka te gaan. Niet meer dan 1.000 roepia, en dat lijkt mij een eerlijk antwoord.

De cola geeft weer moed om de onderhandelslag aan te gaan en dat gaan we dus ook doen. De eerste die zich meldt om ons naar Lendang Nangka te rijden is een oud manneke met een half gebit en een koppig karakter. Hij wijkt niet af van zijn 2.000 roepia waardoor we verder lopen. Genoeg alternatieven voorhanden, al volgt hij ons wel. Zo makkelijk zijn we dus niet van hem af. Nadat een ander ook niet wil toegeven met de prijs, lopen we tegen een jonge Indo aan die wel vrij snel de goede prijs aangeeft. De anderen die ons opdringerig volgen steken hun verontwaardiging niet onder stoelen of banken, maar snel stappen we in en vertrekken we. Tja, ze gokken en verliezen. De volgende keer winnen ze wel weer.

 

De hutjes van Pondok Bamboe ... ... idyllisch gelegen tussen de schitterende rijstvelden ...

 

De jongen op de bok blijkt een vriend te hebben die een homestay runt, eentje die we niet in de LP kunnen terugvinden (?!). Net in het dorp aangekomen, komen we die vriend tegen, een jonge, drukke Indo die vrij goed engels en zelfs een paar woorden Nederlands kan. We rijden door tot net buiten het dorp en komen via een zandweg vol gaten bij een paar hutjes aan de rand van een rijstveld, Pondok Bamboe genaamd. Wendy blijft in de wagen achter met onze rugzakken als ik met de jongen de hut ga bekijken. Ik zie twee hutten, een zeer rustig plekje aan rijstvelden. Heel idyllisch. De jongen ratelt ondertussen maar door. De hutjes zijn van zijn “granduncle” en nog maar acht maanden oud. Hij wil ons wel alles laten zien van de omgeving en in de prijs zitten drie maaltijden die we in familiekring kunnen nuttigen als we dat willen.

Pondok Bamboe staat niet in de LP.

Dat is eens wat anders en het proberen waard. En zo kiezen we voor het idyllische Pondok Bamboe van de vriendelijke mister Marzuki en onze jonge, enthousiaste gids Salim.

 

We kunnen gelijk aanschuiven voor een lunch bij mister Marzuki thuis. Een wandeling van ongeveer één kilometer naar het dorpje, langs het monument van de Tweede Wereldoorlog, via de grote moskee midden in het dorp, door een smal steegje, brengt ons naar een binnenplaatsje met bomen en verschillende stenen huisjes. Eén van die huisjes is van mister Marzuki. We worden voor de ingang hartelijk ontvangen door een oudere man, mister Marzuki zelf. Bijgestaan door een minder oude man, Hasan, en onze jonge Salim nodigt mister Marzuki ons uit om in een zitkamertje op een bankstel te gaan zitten. We krijgen thee en de conversatie verloopt leuk en vlot. Vrij snel kunnen we aan een eettafel plaatsnemen voor de lunch die ondertussen door de vrouw des huizes is klaargezet: rijst, kerriesoep, kroepoek, tempeh en ananas. Heerlijk Sasaks eten.

 

Lendang Nangka is voor Lombokse begrippen het platteland. Een klein, islamitisch dorpje met de moskee dominant in het midden. Het lijkt alsof elk stukje land wordt gebruikt. Alhoewel de mensen het niet breed hebben, lijkt het leven hier gelukkig en vrolijk religieus.Vijf maal per dag hoor je het gezang en de indringende gebedsoproep van de moskee over de rijstvelden schallen als het weer tijd is voor een gebed. Ze staan om vijf uur op voor het eerste gebed, gaan aan het werk op de rijstvelden. Ploegen, planten, oogsten, drogen, verkopen, …  Om twaalf uur is de tweede keer bidden, om drie uur de derde keer. Tegen het einde van de middag kom je alle mensen weer tegen bij de diverse waterstroompjes en watervalletjes, waar ze zich uitgebreid gaan wassen. Bedekt met een sarong (rond dicht genaaide doek) tot aan de borst, gooien ze met een emmertje water over zich heen en zepen ze zich in alsof hun leven ervan af hangt. Bij zonsondergang hoor je de duiven rond vliegen, net als in Cakra met zo’n mooi, donker, zoemend geluid. Het is voor geluk. De mensen lopen dan allemaal weer richting moskee of andere bidplaatsen. Het bidden duurt niet zo lang en hoeft niet persé in de moskee. De laatste maal bidden is dan om acht uur ’s avonds, waarna er wordt gegeten, gepraat en de rijkere mensen hebben een klein zwart-wit teeveetje staan waar de hele familie naar zit te kijken.

 

Is dit een idyllisch leventje of niet?

 

Ontzettend ontspannend voor ons. Bij Salim kun je wel merken dat hij gelukkig is. Niet dat hij gebrek heeft aan ambities! Hij betaalt zelf voor zijn school en wil daar de beste zijn, want dan krijgt hij misschien een beurs om te gaan studeren. Natuurkunde wil hij graag studeren. Hij wil ook een eigen bedrijfje beginnen. Hij is er slim genoeg voor, spreekt goed engels en pikt heel makkelijk nieuwe engelse woorden op.

 

De rijstvelden hier zijn niet uitgestrekt, maar bijna "knus" ... de duiven hoor je langszoemen

De eerste middag neemt Salim ons mee dwars door knusse, met bomen omringde rijstvelden naar de air terjun, oftewel de waterval. De wasplaats voor het halve dorp zo blijkt. Terwijl wij eigenlijk alleen maar staan te kijken, zijn zij al druk in de weer met zeep en kijken ze ons zeer verbaasd aan dat wij ons niet beginnen te wassen. Het is al donker als we terug lopen. Opeens begint Salim te rennen en gebaart ons dat hij zo terug is. Hasan vertelt dat Salim naar de moskee gaat om te bidden. Hijzelf gaat vijf minuten in het rijstveld zitten, gericht naar Mekka, om te bidden. Net zo makkelijk.

Het is nog een lang stuk en ik krijg een lift achter op de brommer van een jongen uit het dorp. Erik en Hasan lopen verder. Mijn chauffeur zet me af op het plein voor de moskee, waar natuurlijk alle jongens met brommer zich binnen geen tijd hebben verzameld. En allemaal zijn ze even nieuwsgierig. Met mijn gebrekkige, maar al beter wordende bahasa kan ik toch een gesprekje voeren: waar ik vandaan kom, hoe lang ik al in Indonesië ben, waar in Indonesië, of ik getrouwd ben (tuurlijk), waar mijn man dan is (hij komt eraan), wat ik van Lendang Nangka vind, enzovoort. Dit soort gebrekkige conversaties zijn erg vermoeiend, dus ik ben blij als eindelijk Erik en Hasan aan komen lopen.

Het avondeten bij mister Marzuki is weer heerlijk, waarna de vermoeidheid echt toeslaat van de vele indrukken. Selamat tidor! Mimpi manis.

 

 

Zondag 23 juni 1996

 

0m vijf uur wekt het geblèr van de moskee ons. Te slaperig om wakker te worden, dommelen we door tot halfnegen. Dan sta ik op doe de deur open en kijk direct in vijf paar starende ogen: onze oppassers. Ze zitten hier standaard, dag en volgens mij ook ’s nachts! Het ontbijt is al gebracht en mister Marzuki en Salim zijn ook aanwezig. Mister Marzuki is driftig bezig met een boekje en de hulp van Salim wat engels te leren. De wilskracht is ontroerend.

Tijdens het ontbijt besluiten we om naar een ikat weefdorp te gaan dat niet in de LP staat, en waar dus nog geen of weinig toeristen komen. Wendy moet een sarong dragen en ik een lange broek, want de islam is daar een stukje strenger. Onderweg naar de paard-en-wagen zien we een ploegende boer met zijn buffels in zijn rijstveld. Daarnaast zijn ze net bezig met oogsten met de halve vrouwelijke familie. Ze nodigen Wendy gelijk uit om mee te helpen met rijstplantjes planten.

Nou, dat valt flink tegen, voorover gebogen met de enkels in de modder…

 

Ondanks de warmte hangt er een heerlijke sfeer in dit dorp waar de mensen veel plezier maken tijdens hun bezigheden door vooral veel te zingen. Daarbij vormt het geblèr van de diverse moskeeën de inspiratie. Met paard-en-wagen die ze hier cidomo noemen, en twee bemo’s gaan we naar het weefdorpje Kenbang Kerang, waar we op bezoek gaan bij verre familie van Salim.

Natuurlijk familie. 

Salim leidt ons door een steegje naar de achterkant van een huisje. Het is het eerste huisje van een huizenblok met smalle steegjes en kleine binnenplaatsjes. Daar zit een vrij fors gebouwde man en zijn vrouw op een betonnen plateau. De vrouw haalt direct een kokosmat op die ze voor ons uitspreidt om op te zitten. De vrouw haalt vervolgens enkele lappen geweven stof tevoorschijn om ons te laten zien. Heel mooi, met een fijn motief in simpele kleuren zijn de stoffen geweven in lokale stijl. Net als in Schotland waar elke clan zijn eigen ruitmotief heeft, hebben de dorpen hier hun eigen ikat.

Suikerriet eten met Salim en een menigte als toeschouwers.

Praten gaat nauwelijks omdat zij geen engels kunnen en wij nog veel te weinig bahasa voor een redelijk gesprek. En constant via Salim praten lijkt onfatsoenlijk, vooral ook omdat de anders zo enthousiaste Salim zich vrij terughoudend en rustig gedraagt. Ondertussen heeft er zich een menigte om ons heen verzameld die ons druk pratend en lachend als interessant kijkobject aanschouwt. Eindelijk doorbreekt de man het moeilijke gesprek door aan te geven dat we wel rond mogen kijken om het weven van dichtbij te kunnen bekijken.

De menigte volgt ons trouw.

De eerste de beste weefster nodigt Wendy prompt uit om ook eens te proberen op hun manier te weven, waarna het volksvermaak in de menigte losbreekt. Natuurlijk begrijpen wij hun uitleg niet direct wat leidt tot grote hilariteit. Na een korte rondleiding door smalle steegjes en langs donkere huisjes met wevende vrouwen, gaan we terug naar de forse man en zijn vrouw. We besluiten een lap stof te kopen, maar krijgen eerst een stuk suikerriet. Hard suikerriet wat wij nog nooit hebben gehad, is moeilijk te eten, wat weer leidt tot veel lachende mensen om ons heen. Ondertussen naait een andere vrouw de lap stof voor ons af tot een keurig, grote lap, waarna we nagekeken door de menigte weer met de bemo vertrekken.

 

Het bezoek heeft ons gesloopt. De conversaties waren heel moeilijk en dat is zeer vermoeiend. Na de lunch bij mister Marzuki thuis, pas om halfdrie, gaan we naar onze hut om te pitten en houden een siësta van een dikke twee uur… !!!

 

’s Avonds krijgen we een kijkje in de keuken van mister Marzuki: het vrouwendomein. De keuken bestaat uit een smal, donker gangetje in de openlucht naast het huis. Een vrouw en een meisje zijn op de hurken bezig het eten te bereiden op één gaspit en een vuurtje. Daarnaast staan nog allerlei attributen,  zwartgeblakerde pannen en een wok, maar meer is het echt niet.

Vanavond krijgen we gado-gado met zeewier en sateh-ayam. De pindasaus over de gado-gado wordt gemaakt van geroosterde pinda’s (katjang) die ze fijn malen met een steen. Het heeft wat! Primitief en verrukkelijk.

Na het eten neemt Salim ons mee naar zijn huis, waar zijn moeder, opa en broertjes en zusjes ons hartelijk ontvangen. We krijgen gelijk thee. Het licht valt twee maal uit, maar olielampen zijn heel snel aanwezig in de lege kamer. Er staat alleen een kastje met een tv uit de jaren vijftig, en op de grond enkele kokosmatten om op te zitten. Na een leuke conversatie gaat bij ons de kaars vrij snel uit. Al die mensen die graag met je willen praten ondanks de grote taalbarrière, is ongelofelijk vermoeiend. We krijgen nauwelijks tijd voor onszelf om al deze vreemde en exotische indrukken te verwerken…

… Ontzettend gaaf om mee te maken…

… Hondsvermoeiend.

 

 

Maandag 24 juni 1996

 

Vandaag zijn we vroeg. Na om vijf uur al eerst wakker te zijn gemaakt door de moskee, staan we om halfzes op om de zonsopgang te kunnen zien. Het is nog heerlijk rustig. De oppassers slapen nog. Als de zon net boven de rij palmbomen uit komt, lopen we een eindje het rijstveld in, genietend van de rust, het mooie licht van de net opgekomen zon, en de gezellige en vooral vredige sfeer van de kleine, knusse rijstveldjes tussen de zandpaadjes met palmbomen. Een aantal mensen zijn al aan het werk.

Terug bij onze hut, is er verwarring waar ons ontbijt uithangt. Onderweg naar het huis van mister Marzuki, komen we ons ontbijt op een brommer tegen en zijn we met ons ontbijt terug gegaan. Tijdens ons ontbijt halen Salim en Hasan twee brommers. Het idee is om vandaag naar een bos te gaan met apen, om daarna door te gaan naar een waterval, een “handycraft” dorp en ‘s middags naar het stokvechten.

 

We huren de brommers voor het drukke ochtendprogramma en of we willen of niet we krijgen ze inclusief chauffeurs: Hasan en Salim. Het belooft dus een zeer vermoeiende dag te worden nu de drukke Hasan er ook bij is. Hij praat ongelofelijk veel, waarvan de helft onzin en de andere helft over zijn handwerk (wat snijwerk van koehoorn) dat hij constant bij zich heeft om ons te laten zien. Gedurende de dag krijgen we dan ook steeds meer de indruk dat hij ons zijn spul wil verkopen al lijkt het in eerste instantie dat hij gewoon enthousiast is over zijn hobby. Hij staat erop dat we een keer mee gaan naar zijn huis om al zijn werk te bekijken.

Tijdens de ochtendbezigheden wordt ons gevoel alleen maar versterkt en krijgen we het gevoel dat hij alleen maar van ons wil profiteren. Elke keer vraagt hij om honderd roepia om een sigaret te kunnen kopen. En hij heeft natuurlijk gratis vervoer, wat hij ook duidelijk laat merken. Gelukkig verschijnt hij na de lunch en een welkome rust niet als Salim ons komt halen met een cidomo om naar het stokvechten te gaan. Dat scheelt ons weer de kosten van vervoer en entree. Niet dat het veel is, maar het gaat om het principe dat iemand ongevraagd meegaat, verwacht dat je alles voor hem betaalt terwijl je hem niet eens mag.

 

Op een basketbalveldje met tribune gaat het stokvechten beginnen.

Vol vuur meppen ze lachend op elkaar in.

Het stokvechten is een jaarlijks terugkerend evenement in augustus. Maar om de een of andere vage reden is het nu ook. In een klein rond stadionnetje met stenen zit ringen rond een basketbalveld vindt het spektakel plaats. Aan de zijlijn zitten mensen muziek te maken met fluiten, slaginstrumenten en een gong. Het orkest produceert volcontinu het indringende gong en fluitgeluid, begeleid door een stem die door een krakkemikkige microfoon de gevechten van commentaar voorziet. Alleen de herrie is al een spektakel. Het vechten gaat met schild en bamboe stok. Ondanks de hitte zo midden op de dag gaat het er zeer heet aan toe. Sommige vechters maken er een echte show van met ritmische schijnbewegingen op de muziek, waarna ze enorm op elkaar beginnen in te meppen. Het is een fantastisch schouwspel waarbij de toeschouwers luid meeleven.

 

En wie komt eraan vlak voordat de strijd begint? Jawel, Hasan. We worden er gek van, maar blijven natuurlijk beleefd. Zo beleefd dat we zijn ‘s avonds toch eindelijk ingaan op zijn bijna smeekbede met hem mee te gaan naar zijn huis om de rest van zijn werk te aanschouwen. Ik geloof dat we het vooral doen om hem niet teleur te stellen. Sterker, we besluiten dan ook al om een kettinghanger van hem te kopen als er iets moois tussen zit, want datgene wat hij ons tot nu toe heeft laten zien, is echt niet mooi. Al snel blijkt dat hij in al zijn enthousiasme zijn hele verzameling handwerk al aan ons heeft laten zien. Pijnlijk, want we gaan echt niet iets kopen wat we niet mooi vinden, vooral niet omdat hij zich niet populair bij ons heeft gemaakt.

Zonder iets van hem te kopen vertrekken we naar onze hut. Waarschijnlijk laten we hem diep teleurgesteld achter door niets te kopen. Met een niet echt fijn gevoel lopen we met ons tweeën zwijgend in het donker. Als we bijna bij onze hut zijn ontbrandt er toch nog een gesprek over het gebeuren. Hadden we toch niet iets moeten kopen? Trappen we nu met onze waarden en normen niet veel te hard tegen de normen en waarden van onze gastvrije Indonesische vrienden? We weten het niet. We kunnen nog geen inschatting maken van die voor ons vreemde exotische cultuur waarin de  mensen uiteraard over een aantal dingen volslagen anders denken.

 

Ondanks onze vriend, de aardige, hulpvaardige en eerlijke Salim, en de familiaire mister Marzuki, zijn we blij dat we morgen weer verder gaan. Het zijn de meest intense en vermoeiende dagen geweest tot nu toe, vooral geestelijk. We hebben geleerd dat het moeilijk, zo niet onmogelijk is om het én jezelf én hen naar de zin te maken. Uiteindelijk kies je toch maar voor jezelf.

 

 

Dinsdag 25 juni 1996

 

Opstaan en inpakken. We geven Salim nog een spijkerbroek van Wendy en een engels leesboek om zijn engels te oefenen. Hij is er ongelofelijk blij mee, bijna ontroerend. Wat een tegenstelling met Hasan.

Met de rugzakken gaan we naar het huis van mister Marzuki voor het ontbijt: nasi goreng omdat het volgens hem zo goed vult voor de reis van vandaag. Dat doet het!!

Natuurlijk is Salim er weer bij en komt zowaar Hasan ook nog binnen; zwaar teleurgesteld. De anders om aandacht schreeuwende Hasan gaat nu achter mij zitten en mengt zich nauwelijks met zijn gebroken engels in het gesprek. Geen  ”hé, excuuse mie, mister Erik”, geen kaarttrucjes of raadsels met lucifers die hij iedere dag aan ons voorschotelde. We hebben hem beledigd door niets te kopen waarmee we aangeven zijn werk niet mooi te vinden, oftewel gezichtsverlies voor Hasan. Zonder dat het onze bedoeling is geweest, zijn twee culturen gebotst. Hij die geld uit ons wil slaan door ons overal te volgen, waarschijnlijk “helpen” in zijn ogen, en ons zijn werk wil verkopen. Wij die alleen maar op een leuke manier even deelgenoot willen zijn van het Sasak-leven in een klein dorp en verwachten dat we eerlijk worden behandeld en dat hun enthousiasme gemeend is zonder achterbakse bedoelingen. Een bron van levensonderhoud botst met het gastvrije idee dat wij hebben. Op het spel staat zijn gezichtsverlies en onze vreugdevolle herinnering aan Lendang Nangka. Hij heeft verloren, helaas dankzij zijn eigen handelen. Laten wij niets verliezen dan hooguit enkele roepia’s.

Op naar de volgende ervaring: Sumbawa.

 

De gastvrije Mr. Marzuki, zijn vrouw en Salim