·         Paard-en-wagen is het meest populaire vervoermidden op Lombok.

·         Hindoe tempeltjes zijn vervangen door moskeeën, duidelijk hoorbaar ’s ochtends vroeg.

·         Toeristen afzetten is niet alleen een Balinese sport.

·         Overal Coca Cola…

 

Zeewier oogsten in oogverblindend Gili

Zondag 16 juni 1996

 

Stipt op tijd stopt een busje voor de boekingwinkeltje om ons naar Padangbai haven te brengen. Na een rit van een uur staan we in een oud, bouwvallig straatje in Padangbai, uiteraard opgewacht door Indo’s die graag de rugzakken willen dragen. Daar beginnen we dus niet aan!

De haven is één grote bouwput, waarschijnlijk al jaren, rommelig en chaotisch. De boot blijkt niet veel anders. De auto’s mogen het eerst naar binnen en daarna de voetgangers door dezelfde ingang. Nu staan er zoveel auto’s en brommers in de boot gepropt dat we er met de rugzakken onmogelijk nog langs kunnen. Daar staan we dan met een handvol backpackers, gevangen door de geweldige logistieke organisatie van de Indo’s. Rugzakken af en met halsbrekende toeren ons lichaam en de rugzak in de meest onmogelijke bochten wringend, klimmen we langs de auto’s, door een met mensen overvol gepropt benedendek, en komen we uiteindelijk op het bovendek in de brandende zon. Een gril is er niks bij en het wordt me direct duidelijk waarom het benedendek zo vol is. De Indo’s die geen plaatsje op het benedendek hebben bemachtigd, dat zijn er opvallend weinig, zitten hier onder wapperende kranten tegen de felle zon. De backpackers, opvallend veel, smeren zich in en verschuilen zich onder handdoeken en Balinese sarongs. Twee westers meisjes gaan met een chagrijnig gezicht iets verderop zitten, gevolgd door een handtastelijke Indo. Vrij opdringerig eist hij geld van de meisjes, waarvan er één ongelofelijk kwaad uitvalt. Dat brengt hem nauwelijks van zijn stuk, sterker hij wordt nog opdringeriger. Iedereen kijkt en het meisje krijgt het benauwd van zoveel aandacht en stopt hem langzaam enkele roepia’s in de hand. Tja, dat krijg je als je je rugzak afstaat aan een Indo om hem naar de boot te laten dragen: betalen! En de Indo heeft daar natuurlijk het volle recht op.

De tocht naar Lombok duurt zo’n vier uur over een gladde zee die onderweg heel wat afval rijker wordt.

 

In Lombok staat zowaar een klein busje klaar dat verbazingwekkend snel vertrekt. De rit gaat langs dezelfde soort kronkelwegen als op Bali, alleen zijn een aantal brommers vervangen door paard-en-wagens, wat nog meer opstoppingen tot gevolg heeft. Een ander verschil met het hindoestaanse Bali zijn de moskeeën op Lombok naast de familietempeltjes op Bali. Voor de rest zie ik geen verschil.

 

In Bangsal moet een haventje zijn voor de boten naar de Gili eilanden. Maar Bangsal is niet meer dan een aantal krotten, een kantoortje voor tickets en de onvermijdelijke winkeltjes. Een overtocht naar Trawangang kost 1.600 roepia, maar dan moet je wel wachten tot alle plaatsen zijn verkocht, dus vijftien mensen een kaartje hebben gekocht. Gewaarschuwd door de LP geven de Indo’s aan dat we lege plaatsen kunnen kopen voor 2.000 roepia (?!) zodat we weg kunnen. De lege plaatsen worden dan wel binnen afzienbare tijd opgevuld door Indo’s die daarmee een gratis ritje krijgen. Slimme lui, en bij het aantal van twaalf beginnen ze al met het “uitleggen van onze mogelijkheden”: of wachten tot er drie bijkomen, die misschien vandaag niet meer komen, of de lege plaatsen kopen. Je raadt al wie de langste adem zal hebben als de laatste drie plaatsen niet snel opgevuld worden. Enkele toeristen vertonen al aardig trekjes van ongeduld en overwegen al om op de andere boot te stappen die naar een ander eiland gaat. Wij gaan rustig ergens dichtbij zitten, cola drinken, lezen of wat met medelotgenoten kletsen. Ik ben niet van plan om me te laten intimideren door die Indo’s en neem me voor het spel uit te spelen. Maar mijn mede toeristen zien dat toch iets anders wat blijkt uit hun vrij zenuwachtig lopen en rood aangelopen, bezweet gezicht.

We hebben geluk. Er komen nog drie toeristen opdagen en we lopen naar onze boot: een kano met een buitenboord motortje en aan beide zijden een bamboe drijver. De boot ligt half op het strand en enkele Indo’s trekken hem vlot. Zonder natte voeten is de boot niet te bereiken, dus staan “bereidwillige” Indo’s klaar om ons te helpen met de bagage. Dat doen we dus niet en iedereen doet zijn schoenen uit en brengt zelf de spullen aan boord. Een ervaren backpacker kent de geldkunsten van de Indo en omzeilt ze handig….

 

Het enige vervoer op het eiland
Onze luxe hut

Een lekkere overtocht in een schitterende namiddag brengt ons langs de andere twee Gili eilanden bij het paradijselijke Trawangan. Natuurlijk worden we weer opgewacht door Indo’s die ons met alle geweld onderdak aanbieden in hun losmen. Maar we hebben al een keuze gemaakt uit de LP: Nusa Tiga, de meest noordelijke losmen bij het koraalstrand en de beste snorkelplaats. Ook een ander Nederlands stel waarvan zij goed Bahasa spreekt, wil daar heen. Nog even onderhandelen over het vervoer met keuze uit paard-en-wagen of een andere paard-en-wagen. Snel zijn we het eens met de Indo en zitten we met z’n vieren knus in een kar met dak, voortgetrokken door een paard. De rit gaat over een zandweg langs allerlei strandhutjes, en natuurlijk via enkele andere losmen, naar Nusa Tiga. Aangekomen blijkt het een zeer rustig stekkie, houten hutten met rieten vlechtwerk muren en een veranda, en dat alles op palen. De douche is wel met stenen ommuurd maar heeft geen dak en er komt alleen zout water uit. De wc in hetzelfde hok is een bril op de grond met een gat erin. Doorspoelen gebeurt met een schep water, twee tot vijf scheppen is genoeg, afhankelijk van wat je erin hebt gelegd. De douche aanzetten kan trouwens ook.

 

Kortom: heerlijk primitief!!!

 

Ik moet er erg aan wennen, maar onze klamboe hangt geweldig en ik voel met er veilig onder. Nadat we enigszins zijn geïnstalleerd gaan we richting het dorp waar de boot aankwam, om een eettentje te zoeken. Onderweg zagen we er al genoeg, dus dat is niet moeilijk. We eten heerlijk: gebakken zeewier, kangkung genaamd, met garnalen. Het lijkt een beetje op boontjes met een spinazieachtig uiteinde. Vers uit het water want de kangkung verbouwen ze hier zo’n twintig meter verderop. Je gaat er wel raar van naar de wc: de spinazieachtige blaadjes komen er heel weer uit. En over de wc gesproken, je kont afvegen doe je hier met water en je hand. Eigenlijk niet eens zo anders dan onze methode: papier en hand. Maar je broek erbij aanhouden is praktisch onmogelijk, dus staat naar de wc gaan hier gelijk met douchen, vandaar dat de douche en de wc zo dicht bij elkaar in één hok zitten. Kun je gelijk de wc doorspoelen met de douche: drie vliegen in één klap. Die Indo’s zijn zo dom nog niet.

 

 

Maandag 17 juni 1996

 

We slapen als een blok onder onze mooie klamboe. Voor het ontbijt gaan we naar de ingang van het huttenparkje waar onder een groot afdak enkele tafels, stoelen en het bureau van de eigenaar staan. We mogen iets uitkiezen van het menu: toast en omelet of pannenkoek in verschillende variaties. Ook koffie of thee kunnen we uit thermosflessen halen. De suiker slaan we maar over want die beweegt: door de beestjes zie je de suiker niet meer! Daarbij smaken de glazen naar zout, blijkbaar spoelen ze hier die dingen om met zout water. De thee smaakt dus ook zout!?!

Het ontbijt vult, maar is lang niet zo goed als in Raka House in Ubud. We spenderen geen seconde langer aan het ontbijt en pakken onze spullen om te gaan snorkelen. Het snorkelen is hier fantastisch: mooie koralen, hoog met veel kleur. En een vissen!  We zien een reuzenkogelvis, een rond ovalen vis, grijs gestippeld van meer dan één meter. Hij zwemt heel rustig onder ons door, een magnifiek gezicht.

 

’s Avonds lopen we in het donker richting het restaurantje “Excellent”, dat van de zeewier. In het donker want onze zaklamp heeft het nu al begeven. Bij ons vertrek in Nederland kregen we zo’n penlight geval, klein en licht met een fel klein lampje en een reservelampje erbij. Bij de eerste keer begaf het lampje het al. Nu we hem echt nodig hebben, begeeft het tweede lampje het ook. En natuurlijk is het een veel te luxe ding, want die kleine moderne lampjes zijn hier echt niet te krijgen.

Schuifelend en genietend van de ontelbaar vele sterren, komen we bij het eerste strandhutje. Hier begint de zandweg die langs het strand naar de andere kant van het eiland loopt. In het hutje zit een vrouw met kind naar een kleine zwart-wit tv te kijken. Een heel jong katje huppelt rond, zo aandoenlijk dat Wendy meteen met het beestje begint te spelen. Ik kijk rond naar alle spullen die te koop staan: de onvermijdelijke coca cola, allerlei koekjes, zakjes waspoeder, batterijen en…… een zaklamp. Zo’n ouderwetse grote, lichtmetalen zaklamp. Ik vraag de vrouw hoeveel dat ding kost en hoor tot verbazing een wel zeer lage prijs: 5.000 roepia (ongeveer anderhalve euro) inclusief batterijen!

 

Meteen kopen.

 

En het lampje is een gewoon ordinair fietslampje, overal te krijgen in Indonesië. Voor de zekerheid wil ik er wel twee reserve lampjes erbij, maar dat is teveel gevraagd; die heeft ze niet.

 

 

Dinsdag 18 en woensdag 19 juni 1996

 

Voor onze stam restaurant wat lezen en snorkelen...

De dagen in Gili verlopen grofweg hetzelfde: opstaan, even kokhalzen bij de wc (heeft Erik geen last van), ontbijt (zonder zoute thee, wat Erik ook niet erg schijnt te vinden) en dan snorkelen. We zien veel onder water, een schildpad, trekkervissen van bijna één meter groot, een felgroene kreeft, zandbaarsen en duizenden kleinere visjes. Na de eerste keer snorkelen even rustig lezen en dan een wandeling naar ons restaurantje. Onderweg halen we een cola bij het “zaklamphutje” en spelen we even met het jonge katje. Prompt krijgen we van de vrouw aangeboden om het beestje mee te nemen, maar daar beginnen we maar niet aan al is het wel verleidelijk zo’n reisvriendje.

In ons “stam restaurant” lunchen we en gaan op een zandstrandje liggen direct voor het restaurant, onder een stel bomen. Dit ligt beter dan het strand voor onze hut dat bestaat uit scherp koraal en waar geen bomen of struiken staan voor de nodige schaduw. We snorkelen en lezen nog wat en voordat we het weten is de middag weer voorbij.  ’s Avonds, na een zoute douche, lopen we weer naar ons restaurantje om lekker te eten.

 

Helaas!

 

De laatste voorraad Kangkung met garnalen...

Op dinsdag zijn de garnalen op. Geen probleem volgens de eigenaresse, een vriendelijke Chinese: “besok mamma ke Lombok, udang!”, oftewel ze gaat morgen naar Lombok om garnalen te halen. Maar voor nu kunnen we wel kangkung met ayam (kip) krijgen. Net zo lekker.

De laatste avond is helemaal lachen. Mamma is op Lombok zodat haar man, een klein Chineesje, er alleen voor staat. Nu hebben wij iedereen die we tegen zijn gekomen het restaurantje aangeraden. Dat moet je hier niet doen. Ons eten is net achter de kiezen als een flink aantal mensen onze raad blijkbaar opvolgt. Ons manneke krijgt het druk, maar niet met kangkung klaarmaken.

Die is op.

De garnalen zijn op, inktvis is op, de rijst op en mamma op Lombok om inkopen te doen. Tja, daar kunnen wij ook niets aan doen en lachend verlaten we het restaurantje met de wetenschap het laatste voedsel net hebben opgegeten.

Mooi eiland.