·
Het
moslimgebied houdt op in Flores waar veel kerkjes staan.
·
Flores
is bergachtig, vulkanisch en zeer palmgroen.
·
Vriendelijke
mensen met krullend haar.
·
Een
waanzinnige vliegshow.
·
En
overal Coca Cola…
Zondag 30 juni 1996
De
boot naar Flores doet er zo’n tien uur over. Het is een gok hoe we ons voelen,
vooral Erik voelt zich op de weg naar de haven nog slapjes. Het valt
uiteindelijk alles mee. Alleen al het idee om weg te gaan van Sapé, geeft
kracht. Gedurende de hele tocht lijkt het alsof we op een meer varen: heel
rustig water en overal in de verte land in zicht van de vele aaneengesloten
eilanden. Een karaoke apparaat inclusief driftig meezingende Indo’s luisteren
de reis op. Het geluid is zeer blikkerig, zodat alle zangers en zangeressen op
elkaar lijken, maar dat mag de pret niet drukken.
In
Flores komen we aan in het stadje Labuhan Bajo. Het is een klein stadje en
heeft bij aankomst direct een gezellige sfeer. En ons hotel, het Gardena Hotel,
doet daar niets voor onder. Weer echt gewoon goed eten.
Maandag 1 juli 1996
Een
heerlijke rustdag.
Nu
alleen ergens waar het eten ook goed is en het uitzicht vanuit de veranda van
onze kamer, gelegen op een steile heuvel, is schitterend. De zee heeft zoveel
eilandjes dat je het idee hebt dat het een meer is. De eilandjes zijn trouwens
kaal, er groeit bijna geen boom, terwijl we hier onder de bananenpalmen zitten.
Labuhan
Bajo is een lief aardig klein vissersdorpje met aardig wat hotelletjes en
restaurantjes. Dit is vanwege de vele reisorganisaties die hier langskomen om
naar het beroemde Komodo eiland te gaan met haar unieke Komodo varanen, de
grootste varanen ter wereld. Wij hebben nog niet zo’n luxe reisorganisatie
ontmoet (gelukkig) want het is hier laagseizoen.
Het
restaurant van ons hotel is een verademing in vergelijking met Sapé. Als ik nog denk aan het voedsel in
Sapé krijg ik weer de rillingen. Nasi goreng voor ontbijt, lunch en dinner. De
laatste nacht in Sapé, toen ik me echt beroerd voelde vanwege de oververhitting,
droomde ik van dat vieze, vette voedsel daar en werd ik alleen maar
misselijker. We hebben er dus goed aan gedaan om ondanks onze slechte fysieke
gesteldheid toch de gok te wagen om een boottochtje te maken van tien uur.
Alleen al bij het aanzicht van het veel schonere Labuhan Bajo worden we beter.
De
maan is vol en zet de palmen en struiken voor onze veranda in een helder licht.
De volle maan komt nu goed uit omdat er geen elektriciteit is in dit gedeelte
van het gebied rond Labuhan Bajo. Dat wil zeggen vandaag niet. Omdat er maar
één generator is kan niet het hele gebied tegelijkertijd elektriciteit krijgen.
Morgen of overmorgen zijn we hier weer aan de beurt. Tot dan redden we ons met
romantische olielampjes en de maan.
Dinsdag 2 juli 1996
Weer
een verplichte rustdag.
Gisteren
hebben we ons ingeschreven voor een tweedaagse tour naar de eilanden Rinca en
Komodo, maar het minimale aantal van zes personen is niet gehaald met vier
inschrijvingen. Dan maar een dag wachten, alleen blijkt dat onze mede-inschrijvers
dat niet willen en vanochtend de boot naar Sumbawa hebben genomen. Gelukkig
bieden ze ons van het hotel vervolgens een ééndaagse tour aan naar Rinca met
een minimum van vier personen. Een Duitse vrouw met haar geadopteerde zoon
willen wel mee, dus morgen gaan we naar de Komodo varanen op Rinca, snorkelen
en de zonsondergang bekijken terwijl de vliegende honden, enorm grote
vleermuizen, uitvliegen.
Vandaag
doen we dus niets wat eigenlijk heel goed is omdat onze lichamen nog steeds
protesteren: last van de maag, diarree, hoofdpijn, pijnlijke ademhaling,
enzovoort. Het lijkt wel alsof we nergens tegen kunnen, westerse zoutjes,
slappe watjes, niets gewend dan luxe en goed eten. Zonder liggen we gelijk in
de kreukels.
Niet
iets om trots op te zijn.....
Woensdag 3 juli 1996
Nog
steeds koppijn en Erik heeft last van een moeilijke ademhaling. Midden in de
nacht komt hij telkens overeind, al hijgend en vloekend omdat hij niet zo’n
slappe eikel wil zijn. Ik moet dan mijn hoofd vasthouden, omdat het bewegende
bed pijnlijke scheuten in mijn hoofd tot gevolg heeft. Wat een stel!!!!
Ik
verdenk de malariapillen, paludrine en nivaquine ervan dat ze vervelend doen.
‘s Ochtends en ‘s avond één, na het eten, terwijl vooral de laatste tijd het
ontbijt niet veel heeft voorgesteld. Het kan best zijn dat zo’n pilletje op een
te lege maag allerlei rottigheid gaat uithalen. We besluiten eerst om alleen ‘s
avonds een pilletje te nemen, maar horen dat het dan niet helpt. Dan ‘s avonds
maar twee pilletjes, in ieder geval na een goed maal. Maar hopen dat het werkt.
Toch
gaan we een boottocht maken. In het hotel blijven is ook niet alles. De boot
ligt iets verderop in zee, dus we moeten er met een kleine, uitgeholde boomstam
naar toe. Dat is al een avontuur op zich, want echt stabiel is het bootje niet.
We redden het echter zonder natte kleren. De boot waarop we de dag gaan
doorbrengen is ook niet zo groot, maar stabiel genoeg. De motor loopt als een
naaimachientje, maar voor de rest mankeert er niets aan.
De
eerste bestemming is Bidara-eiland om te snorkelen. Een wit strand en onder
water schitterend koraal in paars, rood en vele andere kleuren en nog meer vis.
Eerste hoogtepunt is een Koraalduivel die we voor het eerst in ons leven in het
echt zien. Zwart met wit en breed uitwaaierende veren, zeer giftig, maar oh zo
mooi. Erik kan niet echt naar beneden duiken vanwege zijn moeilijke ademhaling,
maar ik merk dat onder water mijn hoofdpijn weg is.
Lekker.
Na
een uurtje snorkelen tuffen we verder, naar Rinca. Om ongeveer halftwaalf
leggen we in een inham aan aan een steiger. In de verwachting dat we hier gaan
eten, blijven we eerst zitten, maar de gids neemt ons gelijk mee richting park.
Daar gaan we in een soort kantineachtig houten gebouwtje zitten en kopen wat
cola. Ik moet naar de wc en loop richting houten hokjes iets verderop.
Plotseling zie ik zomaar twee Komodo varanen wegwandelen! Ik snel terug naar
Erik, al roepend natuurlijk. De mensen van het park beginnen prompt te lachen,
want die varanen blijken daar altijd te liggen. Dat deert ons niets en we gaan
gauw kijken.
De
wandeling die volgt door het park is een ware beproeving voor mij. Heel heet,
nog steeds niet gegeten, en koppijn!! Ik had natuurlijk ook beter moeten weten.
Het landschap van Rinca is kaal. Grote grasvlakten met hier en daar struiken en
een verdwaalde lange, slanke palmboom met wilde waterbuffels doen Afrikaans
aan. Komodo varanen zien we verder niet meer.
Terug bij de boot zien we meerdere boten aangemeerd. En wat stapt doodleuk de steiger op? Een gigantische Komodo varaan van zo’n twee à drie meter. Alle Indo’s schreeuwen want z’n volwassen beest kan behoorlijk gevaarlijk zijn. Onnodig want zeer relaxed draait het beest zich weer om, klimt op de steen langs de kant, waar hij vijf minuten later door een stel toeristen wordt gefotografeerd alsof hij daar voor wordt betaald. Grappig.
De
boot brengt ons na een welverdiende lunch van koude rijst, kip en groente naar
de tweede en laatste snorkelplaats waar we ook de vliegende honden gaan zien:
Kalong eiland. Het eiland heeft een mangrovekust en bestaat voor zover ik kan
zien alleen uit lage boompjes.
De
snorkelplek heeft weinig koraal meer, waarschijnlijk allemaal weggebombardeerd
om te vissen. Er zijn wel veel vissen en beesten, een veld vol zee-egels,
groene en rode kreeften, rode zeeslakken, grote oranje zeesterren met zwarte
pukkels en mooie bruinwit gestippelde franjevissen die niet in ons boekje
staan. We hebben elkaar dus weer genoeg aan te wijzen!
Het
wordt al aardig schemer als we de boot weer opklimmen. Naast ons gaan nog twee
boten voor anker. De zon zakt snel weg achter het eilandje en kleurt de hemel
zacht geel, oranje en blauw. In spanning zitten we op het dak van de stuurhut
te wachten op het spektakel wat komen gaat. En een spektakel wordt het. Als
hele grote vogels komen de eerste vleermuizen van achter het eiland
aangevlogen. Het zijn er drie en pas boven ons zien we de typische vorm van de
vleermuisvleugels en de spitse, puntige oortjes van die beesten. De eerste drie
worden snel gevolgd door vele, vele, zeer vele soortgenoten. Als een zwerm
komen ze onophoudelijk en geruisloos vanachter het eiland vandaan. Vooral de
stilte van duizenden overvliegende vleermuizen is adembenemend. En dat tegen
een decor van een ondergaande zon: fantastisch, het hoogtepunt van deze dag en
een beeld om nooit te vergeten. Hoe fantastisch mooi stilte kan zijn...... De
vliegende honden hebben mijn hart gestolen.
Het
spektakel gaat nog zo’n half uur door. Snel wordt het donker en terwijl de
laatste vliegende honden overvliegen, gaan we met onze boot het donkere water
tegemoet. De boot heeft geen enkele lamp, dus de tocht naar Labuhan Bajo vindt
plaats onder de eindeloze sterrenhemel terwijl langs de boeg van de boot het
opspattende water oplicht alsof er kleine vuurvliegjes voor vliegen.
Een
uurtje tuffen we zo door. Mijn gedachten gaan heerlijk op de loop, genieten van
de wonderen die de natuur allemaal herbergt, waarvan we waarschijnlijk nog maar
heel weinig hebben gezien. Iets mooiers is er gewoon niet dan het ontdekken van
de wonderen der natuur.
Lichtjes in de verte geven aan dat Labuhan Bajo voor vanavond is ingeroosterd voor elektriciteit. Eén voor één worden we door de bekende wiebelige boomstam opgehaald. Als laatste stap ik in en weet dat ik de kant niet droog haal... Twee tel later kieper ik om en ontdek dat het gelukkig maar een halve meter diep is. Dank aan de natuur die het fenomeen eb heeft uitgevonden. Kletsnat, behalve onze spullen in de rugzak zodat alles toch ongedeerd en heelhuids overkomt.