·
Het
regent in Flores veel … dagen …
·
Een
bruidschat bestaat uit de halve stal van de bruidegom.
·
De
heetwaterbron van de mannen is groter.
·
Coca
cola kost op de flanken van de Kelimutu minstens twee maal zo veel.
·
En
overal Coca Cola…
Dinsdag 9 juli 1996
We
verlaten Bajawa en haar heerlijke omgeving en hebben weer een busreis voor de
boeg. Naar het dorpje Moni is weer zo’n zes à zeven uur slingeren, en dat voor
het luttele bedrag van 9.000 roepia. Dat is trouwens wel het tarief voor
Maumère, al stappen we veel eerder uit. Ach, sommige dingen moet je niet eens
willen begrijpen.
Deze
busreis is er weer één om nooit te vergeten. De chauffeur is een beetje prettig
gestoord en zit constant grappen te maken. Als de muziek niet aanstaat, leest
iemand voor uit de krant en beginnen een aantal Indo’s te discussiëren.
![]() |
![]() |
Natuurlijk
pikken we weer overal en nergens passagiers op langs de route, al is de bus nog
zo vol. Iedereen die mee wil wordt erbij gepropt, want zoveel bussen komen
vandaag niet meer langs. De toerist achter ons heeft er aardig problemen mee,
want hij wil zijn benen in het gangpad hebben. Daar is natuurlijk echt geen
ruimte voor dus we vinden hem aardig egoïstisch. De chauffeur heeft gelukkig
geen medelijden met hem zodat hij zijn benen wel in moet trekken. Chagrijnig
legt hij zich erbij neer, waarna in het middenpad een zak rijst wordt
neergelegd en een Indo er prinsheerlijk op plaatsneemt. En zo reizen we verder.
Twee varkens liggen inmiddels al op dak, naast de onvermijdelijke geit, vijf
hanen en de vele Indo’s die aan de trap achterop de bus en in de deuropeningen
hangen. In de bus zijn alle stoelen volgepropt en zitten mensen opgevouwen in
het gangpad en voor de achterbank, samen met rijstzakken en andere spullen.
Indonesië!!
Een
belevenis.
Woensdag 10 juli 1996
![]() |
Moni
is een klein dorpje, eenvoudig, aan de voet van de beroemde vulkaan Kelimutu
met haar drie kratermeren met verschillende kleuren. Er stromen kleine beekjes
langs de straat die ze hier zowel gebruiken als riool en afvalbak als om jezelf
en kleding in te wassen. Kinderen struinen erin rond op zoek naar “waardevolle” dingen. Het dorpje zelf
is een modderpoel met veel varkentjes en kippen. Het regent de hele dag en de
Kelimutu is in en dikke wolkendek gehuld. We brengen het grootste deel van de
dag door op de veranda van ons losmen “Daniël” met een aantal andere toeristen,
terwijl Maria, de bazin, thee voor ons zet en ‘s avonds een heerlijk buffet
klaar maakt. Het is ontspannend en fris. Moni is vrij hoog gelegen en dat in
combinatie met de regen geeft een klam en relatief kil klimaat.
Tussen
de druilbuien door komt er nog een ceremonie voorbij met varkens, paarden en
buffels. Er is een trouwerij geweest en nu moet de bruidsschat worden
overhandigd aan de ouders van de bruid. Leuk, zulke rituelen. En vanavond geven
ze een feest.
Twee
huizen verderop staat een restaurantje waar we met een Engels stel, Nita en
Raj, die ook in Daniëls verblijven, gaan lunchen. Geboren in Engeland, maar
duidelijk van Indiase afkomst vertellen ze over hun reis. Ze zijn hun reis in
India begonnen en vertellen hoe wonderbaarlijk het is om familie te ontmoeten
die ze nog nooit gezien hebben terwijl ze hetzelfde dialect spreken en er
hetzelfde uitzien. Ze zijn in Engeland geboren en dit was de eerste keer dat ze
naar India zijn geweest, op zoek naar hun wortels. Het is een heel interessant
stel, één van de weinige backpackers waar we diepgaand over cultuurverschillen
zitten te bomen. Met dat stel uit Alaska die we in Sumbawa hadden ontmoet,
hebben we dat ook gehad, maar verder nog met niemand.
We
raken ook aan de praat met een ander Engels stel. Zij vertellen een heel leuk
verhaal over hun verblijf in Thailand. Daar hebben ze tien dagen door willen
brengen in een Boeddhistisch klooster waar ze niet mogen praten. Het is in trek
bij backpackers, want er schijnen vele reizigers naar toe te gaan. Elke dag
krijgen ze daar een uurtje les in mediteren en mogen ze vragen stellen. En eens
in de zoveel tijd mag iedereen even praten, waarbij iedereen zoveel begint te
praten dat niemand meer luistert, en iedereen dus door elkaar zit te praten.
Voor de rest moet iedereen stil zijn en mag bijna alles, als het maar binnen de
muren en het strakke ritme van het kloosterleven past. Voor een aantal
toeristen is de beproeving te groot en lopen halverwege weg. Het Engelse meisje
heeft het ook niet volgehouden, wat ik absoluut niet vreemd vind. Ze produceert
een ongelofelijke waterval aan woorden. De Engelse jongen komt zeer rustig over
en heeft het, zonder haar, wel volbracht. Het lijkt me een geweldige ervaring,
al vrees ik dat het niets voor Wendy is. Die praat ook veel te graag. Misschien
gaan we het wel doen als we in Thailand zijn.
Intussen
is de regen wat minder en besluiten we om de waterval en plaatselijke hot
spring op te zoeken om een lekker bad te nemen. Het water in de mandi van
Daniëls is namelijk dermate bruin dat we ons er niet in durven wassen. Ze
hebben als filter een sok voor de kraan gebonden, maar dat helpt niet echt. En
het water is afkomstig van datzelfde beekje annex riool langs de kant van de
straat…
De
waterval is heel mooi, ligt net buiten het dorp, verscholen in een woud aan
bomen en ander groen. Iets verderop ligt de hot spring. De LP vermeldt dat er
twee poelen zijn, de rechter voor de mannen en de linker voor de vrouwen.
Natuurlijk is die voor de mannen een stuk groter en mooier. In beide poelen
zitten Indo’s zich uitgebreid te schrobben, de vrouwen gehuld in een sarong tot
boven de borsten, de mannen in hun onderbroek. Het water is lauw en stroomt
zachtjes vanuit de grond omhoog. In ieder geval schoon en warm genoeg om lekker
schoon te worden. Als ik in de mannenpoel stap, zitten er naast enkele Indo’s
ook vier Engelsen in, waarvan één meisje. Dat vind ik nou zo jammer. Die
toeristen die de lokale normen en waarden niet respecteren vind ik uiterst
irritant.
Volgens
Wendy spreken de Indovrouwen in de poel bij Wendy er schande van, en terecht.
De eikels zitten nog aan flesjes bier ook. Daar heb ik geen woorden voor.
Ondertussen in de vrouwenpoel krijg ik een les in lichaam schrobben. Bijna alle vrouwen zijn zichzelf aan het wassen met zeep en … een steen !? Ja, een steen. Het duurt dan ook niet lang als één van de vrouwen uit de poel een steen opraapt en die al knikkend aan mij geeft. Met een brede lach moedigt ze me aan ook te schrobben, wat direct navolging krijgt bij de andere vrouwen. Van alle kanten lachen ze me bemoedigend toe, dus ik begin met de redelijk gladde steen over mijn armen te schuren. Allemachtig, de zwarte rolletjes komen er massaal vanaf.
Allemaal velletjes. De vrouwen beginnen te lachen en knikken nogmaals alsof ze
willen zeggen: “dat heb je hard nodig meisje”.
![]() |
In
de regen lopen we terug naar Daniëls. We zien het niet gebeuren dat we de
Kelimutu nog zullen aanschouwen. Het wolkenpak is van indrukwekkende dikte en
de regen lijkt niet te stoppen. We kunnen morgen nog blijven, maar vrijdag
moeten we echt door naar Maumère, want zaterdag gaat de Pelniboot naar Ujung
Pandang in Sulawesi. En die gaat maar eens in de twee weken. Vliegen is geen
optie omdat we hebben gehoord dat voor de komende weken alle vluchten zijn
volgeboekt. Hopelijk klaart het vannacht op en kunnen we de zonsopgang over de
Kelimutu aanschouwen.
Donderdag 11 juli 1996
Om
tien voor halfvier horen we hard geklop op onze deur. Slaperig maken we ons
klaar voor de Kelimutu. Bijna iedereen van het losmen, zo’n acht toeristen, wil
vanochtend naar boven, dus het is gezellig druk op dit rare uur. Hoopvol steek
ik mijn hoofd buiten de deur en sta het volgende moment perplex: de hemel is
kraakhelder en een halve maan, de onderste helft, en duizenden sterren verlicht
de wereld aan deze kant van de aarde.
Wat
een geluk!
Na
gisteren hebben we de hoop al bijna opgegeven om de Kelimutu te kunnen zien.
Maar door een wonder is het dikke wolkendek compleet verdwenen. De Indonesische
goden zijn ons zeer goed gezind.
![]() |
Een
truck stopt voor onze deur en we moeten de overdekte laadbak beklimmen. In de
laadbak staan houten bankjes in rijen over de volle breedte opgesteld. De zijkanten
zijn open. De truck gaat ook de andere losmen af in het dorp om andere
toeristen op te halen. Met een volle bak begeeft de truck zich op de steile
helling van de Kelimutu en tuft langzaam omhoog. Het is stikdonker en ik zie
van de omgeving helemaal niets. Plotseling stopt de truck en gaat er voorin de
bak een lamp aan. We staan voor een slagboom en een vaag kantoortje waar nog
een ambtenaar in zit ook. Iedereen moet een soort toegangsbewijs kopen en we
krijgen een papiertje met onder andere de tekst “assuransi”. Zal mij benieuwen
of dat ding ook iets uitbetaalt als er werkelijk iets gebeurt.
Als
iedereen betaalt tuffen we verder.
![]() |
![]() |
Vlak
voor de top stopt de truck, waarna we nog een stukje omhoog moeten lopen in het
schemerlicht van de maan.
En
daar zijn we getuige van een fantastisch schouwspel, zo overweldigend mooi;
alleen de natuur kan zoiets regisseren. Zittend op de top van de Kelimutu
kleurt de lucht langzaam blauwer met een streep geel en oranje en ontwaart zich
voor ons een gigantisch kratermeer, lichtblauw/groen. Tussen de hoge puntige
rotsen ligt een groot rond meer met haar sprookjesachtige kleur. Naarmate het
lichter wordt, wordt het meer ook steeds feller gekleurd, turquoise en zie ik
donkerbruine vlekken in het meer verschijnen. De zon komt op, de streep blauw
en oranje wordt langzaam breder en plotseling verschijnt achter het turquoise
meer een tweede krater met gitzwart water. Een puntige rotswand scheidt beide
meren. Het kleurverschil is verbazingwekkend, wonderbaarlijk. Achter ons, een
stukje verder weg, ligt het derde meer, omringd door bomen. Dit kratermeer is
volledig bedekt met een witte wolkenlaag die langs de bomen omhoog sluiert. Een
magisch gezicht wat de Kelimutu nog surrealistischer maakt.
Een
aantal Indo’s die met de truck mee naar boven zijn gekomen, loopt druk kletsend
met thee te venten.
“Thee,
koffie, theeee, koffieee…”, schalt het door de magnifieke stilte.
Wat
een tegenstelling weer. Iedere toerist is hier onder de indruk van het
natuurlijk schouwspel en zit stil te genieten en foto’s te maken. De Indo’s
doorbreken met hun drukte de magische stilte en daarmee ook de sfeer die hier
op de top van de Kelimutu hangt. Wij snappen niks van hun en zij snappen
waarschijnlijk niks van ons.
Nu zit ik hier op de rand van het derde meer en zie de wolken langzaam optrekken. De bomen zijn nu volledig zichtbaar. Alsof de natuur een anticlimax heeft ingebouwd in deze wonderbaarlijke film: langzaam geeft de Kelimutu alles prijs wat ze heeft...
Het
is nu acht uur en de zon is lekker warm. Het turquoise meer laat nu haar
werkelijke kleur zien: groenachtig buitenaards. De bruine vlekken zijn nu
geel/beige. Het zwarte meer erachter is nu zeer duidelijk te zien en blijft
gitzwart. Een dikke wolkendek heeft de Kelimutu nu omringd, maar hangt lager
dan de kratermeren. Het derde meer is nu ook zichtbaar en is zwart/bruin. De
kleur is echter niet goed te zien omdat de door de zon verlichte kraterwand fel
in het water weerschijnt. Het rimpelloze water is als een spiegel. De Kelimutu
heeft haar wonderbaarlijke gezicht aan ons getoond en ik dank de Indische goden
dat ik dit mee mag maken.
![]() |
De
Indo’s maken nog een laatste rondje en laten iedereen weten dat de truck weer
naar beneden gaat en niet weer terugkomt. Wie nog thee wil, moet dat heel snel
doen. De prijs is inmiddels gehalveerd en we laten ons overhalen een kop thee
te kopen. Twee inmiddels tien keer gebruikte bekers worden gevuld en hij maakt
ons vriendelijk doch dringend duidelijk dat we snel moeten drinken omdat hij
met de truck mee wil naar beneden. De thee is lekker warm en smaakt uitstekend
op deze kille plek boven de wolken.
De
Indo’s en de meeste toeristen zijn nu gelukkig weg. Nu is alles stil en horen
we enkel vogels fluiten. We kijken nog steeds in verwondering naar de meren.
![]() |
![]() |
Rond
halftien lopen we met Nita en Raj als de laatst overgeblevenen naar het
achterste meer. Er loopt een pad langs beide meren dat we snel vinden. Het
kleine zwarte meer blijkt van dicht bij een groot chocoladebruin meer, minstens
zo groot als het turquoise meer. We lopen langs een enge richel naar de
achterkant van het bruine meer en staan nu precies aan de andere kant van waar
we de zon hebben zien opkomen. Ook hier hebben we uitzicht over beide meren. Op
een gegeven moment ontdek ik in het
bruine meer een klein groen rondje met cirkels erom heen. Er borrelt langzaam
blauwgroen water op zodat we getuige zijn van een kleurverandering van het
bruine meer. Het meer verandert voortdurend van kleur, van diep blauw tot groen
tot chocolade bruin. Het kan nog wel weken duren voordat het meer werkelijk van
kleur is veranderd. Een heel apart gezicht.
Plotseling
rond tien uur komen flarden wolken over de Kelimutu drijven en in geen tijd
zijn de meren bijna verdwenen in de mist. De voorstelling is voorbij en met z’n
vieren beginnen we aan de wandeling naar beneden...
De
slapende vulkaan is niet zo hoog en begroeid met struiken en bomen. Het lijkt
mij meer op een heuvel dan op een ruige vulkaan. Over de geasfalteerde weg dat
zich tussen het overweldigende groen een baan slingert, moeten we zes kilometer
naar beneden lopen, waarna bij een kantoor een pad ligt dat naar Moni loopt.
Volgens de LP is dat de kortste route. Maar bij de tweede bocht moeten wij zo
nodig al de weg afsnijden door een paadje dwars door de bush te nemen. Langs
hoge struiken glibberen we over een modderig paadje verder tot we bij een grote
grasvlakte met boompjes en struiken aankomen. Nu onder de wolken is het
uitzicht adembenemend. Onze bedoeling is om alleen maar de bocht af te snijden,
maar de weg zien we niet meer en die zien we ook niet meer terug. We hebben een
lang, modderig en glibberig pad uitgekozen dat langs verschillende hele kleine
dorpjes loopt, door rijstvelden, bush en grasvelden op de flanken van de
Kelimutu. Het is een hele mooie tocht, alleen zijn we geen van vieren berekend
op een lange tocht: we hebben geen van vieren voedsel bij ons. Een ontbijt in
de nacht is alles wat we hebben gehad en langzaam maar zeker krijg ik
ongelovelijke honger. Net als ik er lam en chagrijnig van begin te worden,
komen we in een dorpje van ongeveer vier hutjes waar we wat bananen kunnen
kopen.
Een
uurtje later doorkruisen we een ander dorpje, wat groter dan de anderen en met
een kerkje. Als we langs één van de hutjes lopen, zien we een paar stoelen en
een tafel met een één flesje Coca Cola en drie flesjes Sprite staan.
Ongelofelijk waar Coca Cola allemaal is doorgedrongen, want Sprite is ook van
de Coca Cola Company. We vragen een meisje van een jaar of vijftien hoeveel ze
kosten en verbazingwekkend eerlijk zegt ze vijftienhonderd roepia. Wel iets
duurder, maar voor zo’n uithoek geen foute prijs. Als we de flesjes willen
kopen, roept ze toch maar haar moeder erbij die vervolgens beweert dat de Coca
Cola drieduizend roepia is. Tja, dat is niet eerlijk en we protesteren hevig.
De Sprite blijft vreemd genoeg wel vijftien honderd. En van de prijs voor de
cola wijkt ze niet meer af. Dan weigert Raj de cola te kopen en delen we met
z’n vieren drie flesjes Sprite. De vrouw begint flink zielig te doen en hangt
een verhaal op dat haar dochter naar school moet en dat ze dat niet kan betalen
en dat ze daarom zoveel vraagt voor de cola. Ze begint zelfs te bedelen op een
gegeven moment en houdt haar handen voor ons op. Ondanks dat de stoelen
geweldig lekker zitten na zo’n zware wandeling, drinken we de Sprites snel op
en verlaten de nog steeds zielig bedelende vrouw. We worden harder, want we
voelen niet eens medelijden.
De
wandeling die als we de kortste route zouden nemen en zo’n twee uur zou duren,
duurt uiteindelijk vierenhalf uur. We zijn blij als we eindelijk de waterval
van Moni horen. Het was een moeilijke tocht langs een doolhof van glibberige
paadjes en weefdorpjes. Zeer moe maar voldaan komen we in Moni aan.
Deze
dag en de Kelimutu is onvergetelijk, zonder meer een hoogtepunt van onze reis.
Die avond maakt Raj zich ook nog onsterfelijk door met glinsterende ogen een onrijpe papaya te laten zien. Die heeft hij ergens weten op te scharrelen. Vervolgens tovert hij uit zijn borstzak wat zout, peper en sambal tevoorschijn en begint vol verrukking de papaya ermee te bestrooien. Of wij ook willen. Nou, nee. Ik sta overal voor open, behalve onrijpe papaya met sambal. Raj zit snel ergens in een zevende hemel, onbereikbaar voor zijn omgeving.