·         Nieuwsgierigheid in Indonesië heeft zo zijn eigen uitwassen…

·         …Foto’s maken ook…

·         Over dringen maar niet te spreken.

·         PELNI: Plek En Luxe Niet Inbegrepen, kortom een ware belevenis

 

Vrijdag 12 juli

 

We nemen afscheid van het heerlijke Moni, Raj en Nita en onze gastvrije Maria van Daniëls homestay. We zullen Moni en haar Kelimutu nooit vergeten.

Na alweer een busrit, nu van ongeveer drieënhalf uur, komen we in Maumere aan. Maumere is een wat grotere stad en dat merken we direct: duwende, trekkende en schreeuwende bemomannetjes, drukke, stoffige straatjes met veel mensen en verkeer. Morgen gaat de Pelni naar Ujung Pandang, Sulawesi.

Ons plan om van hieruit naar de Molukken te gaan wijzigen we maar omdat we in Bajawa Nederlanders hebben gesproken die er net vandaan komen en ons verzekeren dat het daar twintig uur per dag regent. Daar moet je nu dus niet zijn, dus passen we ons plan aan op het vertrek van het Pelnischip naar Ujung Pandang, morgen dus.

 

We hebben nog geen tickets, dus lijkt het ons handig om ons te laten afzetten bij hotel Bogor II, naast het Pelni kantoor. Helaas is het al twee uur ‘s middags en sluit het kantoor. In het hotel meldt de eigenaresse ons plotseling dat het kantoor nog steeds open is. Terwijl Wendy de kamer “bewaakt”, ga ik in de rij staan voor het loket: twee Indo’s, één Fransman, weer twee Indo’s, en dan ik. Dat valt dus wel mee. Maar na tien minuten waarin de beambte achter het loket zich echt niet uit de naad werkt, heeft hij er opeens geen zin meer in en sluit de boel. De Fransman gaat over de rooie want het kantoor gaat vandaag niet meer open en wie nog een ticket wil, moet naar een reisbureau. De Fransman voelt zich weer eens flink genept omdat een ticket bij een reisbureau natuurlijk veel duurder is. Ik laat hem tieren, want in het hotel heb ik ook al gehoord dat ze vanmiddag nog ergens anders tickets verkopen.

Om vier uur gaan we naar het huisje op zoek waar die tickets te koop moeten zijn, en vinden het snel. Voor een vijfdelig klapraam staan een hoop Indo’s ongelofelijk te dringen. Ik ga ertussen staan, steek er met kop en schouders er boven uit, en kijk hoe het hier werkt. 

Met geld en een briefje met namen probeert iedereen al duwend hun hand zover mogelijk door het raam te steken. Twee mannen, rechts achter het raam verkopen de tickets voor Balikpapan en twee vrouwen links achter het raam voor Ujung Pandang. 

Het zwaarbevochten ticket

Ik vraag Wendy om onze namen op een  briefje te schrijven en dring mijzelf richting de vrouwen. Als ik het briefje van Wendy krijg, heb ik het geld reeds gepakt. Ik maak me vervolgens flink breed en steek mijn lange arm over alle Indo’s door het raam heen. Snel ben ik aan de beurt en hebben we gelukkig een ticket.

Eigenlijk was het wel spannend omdat de volgende boot pas over twee weken gaat en de vliegtuigen volgens zeggen allemaal volgeboekt zijn voor de komende twee weken. Maar wat we na een maand Indonesië geleerd hebben is gewoon rustig te blijven en dan komt alles wel goed.....

 

‘s Avonds eten we weer eens op straat. We komen tot de conclusie dat de saté op straat verreweg het lekkerste is. Maar helaas kun je alleen maar in de grote steden op straat eten. Voor drie gulden vijftig krijgen we allebei vijftien stokjes saté, soep met vlees en rijst. Heerlijk!!!

Terug in het hotel is het inmiddels gezellig druk met Indo’s die ook met de Pelni naar of Balikpapan, of Ujung Pandang gaan. Ze slapen zelfs in de brede gangen, het trappengat en op het balkon naast onze kamer. We moeten de ramen bedekken met handdoeken en kleding omdat de gordijnen niet passen en de Indo’s heel veel belangstelling hebben voor ons doen en laten. Ze gaan gewoon ongegeneerd voor ons raam staan kijken. Maar Wendy zorgt er wel voor dat ze niks kunnen zien.

 

 

Zaterdag 13 juli

 

We worden wakker en ik stap de kamer uit om naar de wc te gaan. Een gang vol Indo’s begroet mij met een belangstellend kijken en hier en daar een “hello mister”. Na een tijd wachten voor de beide wc’s, niet berekend op zoveel mensen, kom ik terug bij Wendy die gezelschap heeft van een jongen die hier werkt. Hij wil met ons op de foto. Daar hebben wij geen zin in en zelfs een dubbel ontbijt brengt ons niet op andere gedachten. We verzinnen een smoes, dat we geen filmpje meer hebben, allemaal vol. Geen probleem, tien minuten later staat hij voor ons met een filmpje. Tja, daar hebben we niet op gerekend. Met moeite maken we hem duidelijk dat we niet vinden dat hij voor één foto een heel filmpje aan ons geeft. Dat blijkt hij te begrijpen en laat ons weer met rust.

 

De boot zal om tien uur aankomen en om twaalf uur vertrekken, dus ik heb ruim de tijd om naar het postkantoor te gaan om geld te halen. Wat zijn die postcheques toch geweldig. Ondertussen heeft Wendy het niet makkelijk in het hotel...

 

... Terwijl Erik naar het postkantoor is, pak ik onze rugzakken in. Dat betekent dat de handdoeken voor het raam weg gaan en dat vinden de Indo’s wel erg leuk. Kijken! Tussendoor neem ik een kijkje bij de wc. Drie keer heb ik tevergeefs staan wachten terwijl alle Indo’s zich uitgebreid staan te mandiën en zich niets aantrekken van de lange rij en ik alleen maar naar de wc hoef. Ik zit net weer voor onze kamer, waar een tafeltje en twee stoelen staan, komt onze vriend er weer aan. Nu heeft hij iemand gevonden met een fototoestel. Tja, dan kan ik niet meer weigeren. Maar ja, ga je met één op de foto, dan wil de rest van de familie ook! En die familie is niet klein. Ik voel me echt een attractie. Het houdt niet op en een andere Indo geeft ook aan met me op de foto te willen. Ik maar ja gezegd, en hij slaat prompt een arm om me heen en vraagt me mijn adres ?! Dit gaat me echt te ver en ik krijg er schoon genoeg van. Al die starende ogen, vragende monden en smachtende blikken. Ik wordt er gek van. Tot mijn grote vreugde komt Erik er aan.

 

Bij de haven aangekomen, is het al niet veel beter. Een gigantische massa mensen bevolkt de kade, waarvan slechts enkele toeristen. Wachtend op de boot, wil ik mijn sarong uit de rugzak pakken om te gebruiken als zonnescherm. Ik heb de rugzak nauwelijks open of een aantal Indo’s steken hun neus letterlijk en figuurlijk in mijn rugzak, nieuwsgierig wat er allemaal in zit. Ik word er gewoon gek van!  En ze willen allemaal met ons praten. Op een gegeven moment gaan we gewoon met ons beiden met een sarong over onze kop zitten, alle blikken ontwijkend. We hebben er gewoon even geen zin in nu.

 

De porters duwen eerst de trap aan het schip om vervolgens met elkaar een robbetje te duwen...

De boot komt, alleen twee uur later. Met een ongelofelijk aantal mensen staan we achter gesloten hekken, te wachten totdat we de boot mogen bestijgen. Vanachter dit hek nemen we vervolgens deel aan een schouwspel dat zijn weerga niet kent. Eerst staan vijftien tot twintig “porters” bij een verrijdbare trap om die op een chaotische manier voor de ingang van de boot te zetten. Ze dragen allemaal dezelfde soort uniformpjes. Natuurlijk willen ze allemaal als eerste op de boot zijn, dus op het  moment dat de trap op zijn plek staat en de deuren van de boot openen, volgt een aardig gevecht. Dit gebeuren herhaalt zich als wij zelf aan de beurt zijn. Als alle passagiers de boot hebben verlaten, gaan de hekken open en ontstaat er een vreselijk gedrang. Mensen, bepakt en bezakt met losse dozen en grote tassen op hoofden en schouders, tassen aan armen en kinderen aan de benen, vechten zich een weg naar de vrij los staande trappen. Angstvallig houden we elkaar en de rugzakken in de gaten. Als lange Hollander steek ik ver boven de menigte uit en heb ik een uitstekend uitzicht over dit wel zeer aparte gebeuren. Bijna bij de trap aangekomen, zie ik een soort politieman op de trap staan die met een stok de boel enigszins in bedwang probeert te houden. Net voor ons heeft een Indo de trap bereikt, alleen is zijn dochtertje nog niet zover. Tussen twee andere Indo’s door houdt hij zijn schreeuwend dochtertje vast terwijl hij met een grote doos balanceert en een robbetje vecht met twee opdringerige Indo’s die steeds fanatieker duwen om de trap te kunnen bereiken. Vanaf de eerste trede van de trap begint hij steeds harder aan zijn dochtertje te trekken. Als het aan hem ligt trekt hij haar dwars door beide tegenstanders door. De politieman ziet het gebeuren en begin zijn arm met de stok hardhandig te bewerken. Uiteindelijk wordt het meisje uit haar zeer benarde positie bevrijdt doordat haar vader haar eindelijk los laat en met de stroom naar boven wordt gedreven. Het meisje stroomt net voor ons ook mee waarbij ik met mijn grootte en gewicht met moeite de stroom net genoeg in bedwang kan houden zodat ze niet valt en door honderden voeten zou worden verpletterd. Eigenlijk wel een angstig moment.

 

Binnen gekomen blijkt de economy class te bestaan uit allemaal planken met dunne matrassen, natuurlijk minder dan het aantal tickets dat is verkocht. 

Een enorme chaos in de traphal tussen de decks...
... en een minstens zo grote zooi in de slaapzalen!

Dus wie het eerst komt, die het eerst maalt, wat de drukte om aan boord te komen verklaart. Beneden aangekomen staan her en der Indo’s te ruziën over een matras. Ik blijf me verbazen over dit volk.

Op zoek naar een vrije matras, lopen we door de economy class, langs de bomvolle matrassen. Na een rondje komen we weer bij de uitgang, het trappengat naar het dek. Tot onze grote schrik zijn de deuren echter afgesloten, op slot!!! Snel lopen we terug naar de deuren waar we naar binnen zijn gekomen, maar ook die zijn dicht. Een aantal mannen in uniform komt binnen om de tickets te controleren en aan de bewegingen van de boot voelen we dat we al aan het varen zijn. Een vreselijk eng idee. Opgesloten in een bomvolle, zweterige ruimte zonder nooduitgang. Als er nu iets gebeurt, zitten we als ratten in de val. Dit zit me echt niet lekker.

 

Gelukkig zijn na een half uur de kaartjes gecontroleerd en kunnen we een “frisse” neus halen aan dek. Met onze rugzakken en twee kompanen, een Nederlander Lucien met zijn Indonesische vriendin Evvie, gaan we op dek zitten. In die gaarkeuken gaan we dus niet meer naar binnen.

 

Heerlijk in de buitenlucht, in de schaduw van het grote schip zitten we met de rugzakken in de rug te lezen, kletsen of te kaarten. Natuurlijk zijn we voor menig medepassagier een interessant studieobject, dus om ons heen verzamelt  zich weer een groeiende menigte starende Indo’s. Een enkeling is zo brutaal om gewoon stijf naast ons te gaan zitten of, als ik even bij de reling sta te kijken, gewoon op mijn plek lekker tegen mijn rugzak gaat hangen. We moeten scherp op onze spullen blijven letten, want er zit schorem tussen. Eén waagt het zelfs om, nota bene voor onze ogen, te proberen onze fles water op te drinken. Je moet hier echt op je hoede zijn.

Afijn, we doen onze legerzakken om de rugzakken, slotje erop en gaan ertegenaan liggen om te slapen. En ondanks de harde, houten dekplanken als matras, slapen we toch behoorlijk goed.

Aan dek is het beter uit te houden. Pelni voedsel, bij de prijs inbegrepen, maar niet te eten.