·         Slingerende wegen, volgepakte bussen met varkens, geiten en hanen op het dak naast de bagage en een aantal Indo passagiers.

·         Een snurkende, neusophalende man voor me in de bus houdt niet op met zijn slijmerige bijgeluiden.

·         Bij elke rochel moet ik automatisch slikken, of ik wil of niet.

·         Het paard-en-wagen is van het straatbeeld verdwenen.

·         Katholieke graven liggen naast natuurgodsdienst huisjes.

·         De graven hier zijn betegeld met lichtblauwe badkamertegeltjes.

·         En overal Coca Cola…

 

 

Zaterdag 6 juli 1996

 

Vandaag nemen we de bus naar Bajawa, een paar uurtjes verderop. De bus regelen we via de eigenaar van het hotel, zodat de bus ons komt ophalen van het hotel. Om halfacht staan we klaar omdat de eigenaar zegt dat de bus om halfacht à acht uur vertrekt. Maar zo vroeg komt de bus toch niet. Gelukkig doodt  een Indo de wachttijd door geheel vrijwillig ons op te zoeken om sarongs te verkopen. Zijn prijs daalt heel snel van 25.000 roepia via 12.000 naar 10.000 roepia. Maar wij willen helemaal geen sarong, en hij wil dat niet begrijpen. Ik ga er een spelletje van maken door alle duizendtallen tot de 10.000 in het bahasa te willen leren. Hij wil het nog steeds niet begrijpen en lachend blijft hij zijn laatste prijs noemen: 10.000 roepia. Omdat de bus nogal op zich laat wachten kunnen we op een gegeven moment een sarong krijgen voor 9.000, sembilan pulu, roepia. Heb ik dat getal ook weer geleerd.

De bus naar Bajawa, het lijkt meer dan het is... Ruimte krijgt hier een andere dimensie.

Om negen uur komt dan eindelijk de reeds afgeladen bus aangehobbeld, dus dat belooft weer een leuk ritje. Het is geen Nederland.

Een geit moet ook mee ...
... en een comfortabel plekje krijgt het beest niet.

We krijgen een bankje met ons tweeën waar onze grote lijven net inpassen. De weg slingert weer enorm, maar de lekkere broodjes blijven beter zitten dan papaya, dus dit keer geen misselijk overgeef gevoel. Na een kwartier pikt de chauffeur iemand op met een geit die ook mee moet. Een aantal mannen hijsen het arme beest aan de poten op het dak waar ze het naast twee varkens vastbinden op de spijlen van het trapje achterop de bus. Een ongelofelijk gekerm is het gevolg dat schijnbaar alleen door merg en been van de zes toeristen in de bus gaat. Het is even slikken, maar je doet er toch niets tegen. Ik zie niet precies hoe het beest is vastgebonden, maar een uur later voor een stop voor de lunch (half elf!?)  zien we de benarde positie van het arme beest. De varkens liggen er nog relatief lekker bij boven op het dak, maar de geit hangt zo half achterop de bus en de gigantische slingerende hobbelweg kan dat beest geen goed doen. Of het de vijf uren zal overleven, vraag ik me sterk af ....

 

De weg vervolgt zich door het zeer groene landschap van Flores. De weg wordt steeds slechter en steiler. Wendy slaapt. De weg wordt smaller en het asfalt is inmiddels vervangen door een mix van zand en grove stenen. Je krijgt het gevoel door een jungle te rijden, dwars door de dichte palmboomvegetatie over smalle weggetjes, rakelings langs steile afgronden waarbij de hobbelige weg de bus gevaarlijk doet overhellen richting de diepte. En die is echt diep!!! Een waanzinnige rit! Wendy slaapt. De geit kermt af en toe alsof het de toeristen wil zeggen: “ik leef nog”.

 

Waanzinnig.

 

Na een uurtje of vijf rammelen, slingeren, stijgen, dalen, hobbelen en balanceren, komen we aan bij een busstation net buiten Bajawa. Hoe het mogelijk is, weet ik niet, maar we hebben het overleefd en de geit ook!

Een bemo brengt ons naar het dorpje omdat de bus niet verder gaat. We lopen net met nog vier meiden te zoeken naar geschikte accommodatie als we de bus doodleuk voorbij zien rijden. Hebben die Indo’s ons toeristen toch weer beet genomen. Gelukkig gaat het niet om monsterbedragen en moeten we er hard om lachen. Op deze manier wordt het natuurlijk wel steeds meer een prestigekwestie om ons niet meer te laten foppen.

 

Dat winnen we nooit.

 

De geit overleeft de dollemansrit ondanks zijn benarde positie...

 

Zondag 7 juli 1996

 

Marktdag.

Gisteren hebben we ook al over de markt gelopen, maar toen was het vrij rustig. Vandaag is dat anders. Allerlei mensen uit omliggende dorpen zijn naar Bajawa gekomen om te kopen en te verkopen. Een drukte van belang. Overal oude vrouwen met zwarte tanden, kauwend op een felrode brij die ze uitspugen. Dat hebben we in Ruteng ook al bij een vrouw gezien die ik prompt voor geestelijk gestoord versleet. Zoveel geestelijk gestoorden tegelijkertijd in een klein stadje in Flores lijkt mij wel heel sterk. En deze vrouwen lijken voor de rest heel normaal. Na enige tijd observeren komen we erachter dat ze op vruchten kauwen waarvan ze de groene schil verwijderen. Het lijken net grote groene eikels die overigens dezelfde vrouwtjes overal op de markt verkopen. Eigenlijk is het een verschrikkelijk vies gezicht, waardoor je er dan ook geen jonge meisjes mee ziet. Typisch is ook dat er nauwelijks kauwende en spugende mannen rondlopen. Is die vrouw in Ruteng toch niet geestelijk gestoord geweest.

De markt ziet er armzalig uit. Dat beeld wordt nog eens versterkt door de oude kauwende vrouwen die er allemaal niet echt netjes verzorgd uitzien. Zowel de mannen als vrouwen dragen overwegend lokale sarongs. We zijn in een wat minder welvarend gedeelte van Indonesië beland. Een rijkere, wat meer westers geklede Indo laat ook niet na dit nog eens te bevestigen en roept ons cynisch vragend toe hoe het is om armoede te bekijken. Zo erg vinden we het nou ook weer niet, al voelen we ons wel een stuk minder op ons gemak na die opmerking. En een beetje foto’s lopen maken durven we ook niet echt, al zijn die kauwende vrouwen wel karakteristiek.

 

Armoede troef bij marktvrouwen, kauwend op dat rode goedje

Twee vrouwen zitten op de grond met voor hen op een matje allemaal stapeltjes tomaten, uitjes en ander ondefinieerbare groentes. Gekleed in een oud bloesje met een sarong tot half over de schouder, op blote voeten of op slippers verdrijven ze de tijd met kletsen en kauwen. Af en toe informeert iemand naar de prijs van één van de stapeltjes en koopt na enig onderhandelen het mooiste stapeltje. Wendy wil een foto maken, maar durft niet echt. Na lang dralen trekt ze de stoute schoenen aan en haalt ons toestel tevoorschijn. Met een vragende blik, de kamera half omhoog houdend, vraagt ze beide vrouwen of ze een foto mag maken. Ze knikken instemmend. Nadat de foto is genomen vragen ze geld. Perplex zoekt Wendy naar haar portemonnee om haar middel en geeft beide vrouwen honderd roepia (zeven cent). Een heel raar gevoel bekruipt ons. Op de één of andere manier vinden we dit niet de bedoeling en voelen we ons niet lekker, maar kunnen de oorzaak niet goed bevatten. Tja, we zijn hier vreselijk rijk en worden ook zo behandeld, ook al vinden we ons doodnormale “arme” studenten. We schamen ons eigenlijk voor het feit dat die vrouwen zomaar zonder schaamtegevoel en in onze ogen zonder trots geld vragen voor iets simpels als een foto.

 

We blijven niet al te lang meer.

 

‘s Middags beklimmen we de heuvel achter Bajawa vanwaar we onder een enorme bos bamboestengels heerlijk genieten van het uitzicht over het stadje en twee vulkanen. Eentje staat recht achter Bajawa en de ander staat als een machtige koning links van ons wat verder weg. Flores is heel mooi...

 

 

Maandag 8 juli 1996

 

Vandaag willen we naar een traditioneel dorpje en de “hot springs” met een gids. Er is één probleem: onze gids heeft nog maar drie personen en er zijn minimaal zes personen vereist voor deze tour. Gisteravond heeft hij ons gegarandeerd dat we vandaag gaan, of met een andere groep of met meer mensen die hij nog zou zoeken. We geloven hem niet en zoeken daarom ook contact met een andere gids. We hebben dus twee troeven in de hand, al spelen we het spel niet al te slim door de eerste gids al een borg te betalen van 5.000 roepia per persoon.

 

Via het postkantoor om geld te halen, loop ik deze ochtend naar het hotel van de tweede gids om er zeker van te zijn dat hij ons op komt halen. Die zekerheid krijg ik natuurlijk van hem, al vindt Wendy het maar niks. De eerste gids heeft onze borg en is er volgens Wendy op uit om ons te bedonderen. Tja, dan moet je ze maar tegen elkaar uitspelen. Tot onze verbazing komt onze eerste gids als eerste opdagen met een vrij luxe, ruime bus. Heeft die slimpo twee toeristen weten op te scharrelen die met een gehuurd busje inclusief chauffeur door Flores reizen. We zijn dus met vijf personen.

Eigenlijk had onze gids met die andere gids afgesproken de twee groepen samen te voegen, maar hij wil ons toch voor zichzelf houden, en de roepia’s dus ook. Ze troeven elkaar af en ik help ze daar een handje mee. Het is ingewikkeld, maar het gaat erom dat we vandaag de tour maken, en dat is gelukt. Wel kost het ons 5.000 roepia meer omdat we met minder mensen zijn en met een luxere bus, maar ach….

 

Lubé, een traditioneel dorpje in de mist...

We gaan eerst naar Lubé, een heel klein traditioneel dorpje. Midden in het dorpje staan voorouderhuisjes. De Ngadhu zijn volgens mij de man-huisjes en zijn rond als een rieten parasol. De Bhaga zijn de vrouw-huisjes en zijn vierkant. Het zijn overblijfselen van de oeroude natuurgodsdienst. Daarnaast zijn alle mensen hier nu christen, dus liggen naast de Ngadhu en Bhaga huisjes christelijke graven waarvan sommige zelfs zijn afgewerkt met blauwe badkamertegeltjes. Ze offeren nog buffels als iemand sterft. Dat mag alleen gedaan worden door een belangrijk persoon. Er mag geen bloed spatten, want dat geeft ongeluk. Het hart moet door die persoon gelezen worden en als daar slechte voorspellingen in staan, moet er nog een keer geofferd worden.

Bena ligt verderop en is een grotere versie van Lubé. De lokale bewoners hier maken en verkopen veel ikat, maar allemaal in vrij kleine lappen. Daar hebben we niets aan.

 

Offertafels van ranke stenen geven het gevoel van de oertijd Tussen de hutten staan de voorouder huisjes

 

Na de lunch in Bajawa komt voor mij het hoogtepunt van deze dag: Soa, de “hot spring”. Een grote ronde vijver, verborgen in de schaduw van allerlei bomen, ondiep en gevuld met kraakhelder water is een heetwaterbron van 40° Celsius. In het midden, tussen de kiezelstenen borrelt het water uit de grond omhoog dat verderop in een riviertje verandert en als een getrapte waterval naar beneden stroomt. Van de andere kant komt een koude beek die zich vlak na de waterval vermengt met het warme water. Je kunt dus kiezen hoe warm je het water wilt hebben. Het is verrukkelijk! Direct beneden de waterval kun je heerlijk liggen, hoofd achterover, ogen dicht en genieten van het heerlijk warm stromende water. Ik voel mijn hele lichaam ontspannen. Mijn benen wiebelen mee met de stroom. Ik hoor niets dan het water dat rustig langs me heen kabbelt. Hier wil ik nooit meer uit ontwaken.

Tot ze mij roepen dat het toch echt tijd wordt om voor donker terug in Bajawa te zijn.....

Tussen de bomen ligt de bron waaruit het hete water komt... Heel heet ... ... of iets kouder gemengd met een riviertje dat samenkomt bij een waterval