·         Een zeer grote varieteit aan exotische vruchten die we nog nooit gezien hebben: rambutan, mangostan en durian.

·         Overal hangt die indringende onbeschrijfelijke geur van durian in de lucht.

·         De straat is bezaaid met de rode schillen van de rambutan.

·         Maleiers kunnen verbazingwekkend goed engels.

·         Het eten is verrukkelijk.

·         Prijzen liggen zo goed als vast.

·         Grote palmolie plantages staan vol met vergiftigde bomen zodat er nieuwe kunnen groeien.

·         Veel kaalslag en bijbehorende bruine rivieren.

 

Donderdag 8 augustus 1996

 

We slapen verbazingwekkend goed en rustig op de matrassen op het Pelnidek. Precies op tijd komt Nunukan in zicht en ook het verlaten van de boot verloopt rustig. Een wat oudere Indo zonder tanden vangt ons op de pier al op en wijst ons de weg naar de Immigration Office. Hier moeten we een exit permit krijgen om het land te mogen verlaten. Wel spannend omdat deze weg officieel nog niet open is, dus het nog maar de vraag is of we zo’n exit permit krijgen. In ieder geval is de immigration office niet open en begint het wachten in de Pelniterminal. Onze vriend zonder tanden wil ons al tickets voor de boot naar Tawau, een uurtje varen verderop in Maleisië, verkopen. Veel te duur natuurlijk. En we willen toch eerst een stempel in ons paspoort om zeker te zijn dat we naar Maleisië kunnen.

Op een gegeven moment komt onze Canadese reisgenoot Dez terug van een wandeling met de mededeling dat op vijf minuten lopen een groot immigration office ligt. Wij daarheen. Een grote hal met een grote balie en enkele bureaus aan de zijkant herbergt een ongelofelijke hoeveelheid uniformen. Allemaal lopen of zitten ze niets te doen. Eén van hen met een iets luxer uniform heeft veel lol met een speelbeest, een soort vossenstaart met motortje dat het ding constant over de kop laat rollen. Het is duidelijk dat ze niet open zijn om stempels in paspoorten te zetten en ze verwijzen ons naar de Pelniterminal waar we net vandaan komen. Wel weet één van de uniformen ons te melden dat we eerst een bootticket moeten kopen om een stempel te kunnen krijgen en dat vanaf twaalf uur het bureau open is om de stempel te halen. Niets aan de hand dus, alleen is het ticketbureau ergens ver weg. En er zal eens geen Indo voor de deur staan wachten die zijn gouden kans grijpt en ons in een bemo probeert te lokken om erheen te gaan. Dat doen we niet en rustig lopen we terug naar de Pelniterminal. Bij de ingang moeten we nog een één of ander vaag kaartje kopen dat later bij de controle van de passagierslijst weer van pas zal komen.

 

Het immigration office is inmiddels open, nee nog niet open, maar er is iemand. Ook hij legt uit dat we eerst een ticket moeten kopen. Als je dan moeilijk begint te kijken en vraagt of hij tickets heeft, dan verschijnt er vanzelf een Indo die ze wel voor je wil gaan halen. Zo komt alles na veel kastje en muur onderzoek vanzelf goed.

De stempel krijgen is ook weer een theatervoorstelling op zich. Veel te veel mensen in het kleine kantoortje, allerlei mensen zonder uniform die opeens officials blijken te zijn en een verbluffend staaltje Taylorisme laten zien. Eén van die gasten zet een stempel in ons paspoort, een ander controleert diezelfde stempel en schrijft een aantekening van dat gebeuren in een boek en een derde tekent een krabbel dwars door de stempel. Tja, we hebben de stempel en zitten anderhalf uur later op de boot naar Tawau, Maleisië.

 

We varen tussen allerlei met groen en mangrove begroeide eilanden door, het lijkt wel een brede, kronkelende rivier met honderden vertakkingen. Donkere wolken pakken zich boven ons en het begint te regenen. Eerst rustig, maar gaandeweg de trip regent het steeds harder. We verschuilen ons al liggend tussen de rugzakken om tegen de regen beschutting te zoeken. We brengen de tocht voornamelijk liggend door achter de rugzakken en blijven redelijk droog. Veel van de vrij eenzijdige omgeving zien we hierdoor niet meer. Gelukkig klaart het op nog voordat we in Tawau aankomen en als we de haven binnenvaren is het meeste al weer droog gewaaid.

 

Tawau ziet er donker uit met grote, bouwvallige gebouwen en oude, houten schepen in de haven. Enkele Maleiërs met dikke jassen en handschoenen aan in kleine bootjes met buitenboordmotor verwelkomen ons. Alsof het hier koud is. Ik krijg een “Suske en Wiske en de Sissende Sampan” gevoel van het beeld van deze haven. Vele kleine bootjes varen overal tussendoor en oude, houten schepen liggen zij aan zij, vol met uitgehangen was en overal zitten mensen in de ramen van de achterstevens. Op de kade is het een drukte van belang met oude vrachtwagens die laden en lossen. Willy Vandersteen kan het plaatje zo voor een exotische aflevering van Suske en Wiske  gebruiken.

Een typische sfeer.

 

Tawau, een typische "gure" grensstad ... ... met hoog "Suske en Wiske" gehalte ... ... er hangt gewoon een typische sfeer in de lucht

 

We leggen aan naast een andere houten schip en moeten dus via dat schip naar de kade. Over het glibberige houten dek, over allerlei zakken, tussen de werklui door en over een wiebelende en gladde plank bereiken we ongeschonden de kant. De kade is één grote rotzooi, modder, plassen en oude vrachtwagens met houten laadbakken. Overal lopen en hangen werklui als we naar de immigration lopen. Daar is het een enorme drukte van mensen die naar Indonesië willen. Achter een balie staat een bureau met de onvermijdelijke uniform erachter. Onverstoorbaar kijkt hij onze paspoorten door en geeft uiteindelijk een toeristenvisum. Snel lopen de chaos van de haven uit, Tawau in.

Kate en Dez zijn hier al eerder geweest en weten de weg en een goed hotel. Wel luxe, maar we delen de kamer met z’n vieren en is daardoor betaalbaar. Twee bedden met lakens, handdoeken en een warme douche met een echte wc, vloerbedekking en een teevee, oftewel een heel echt hotel.

Wat een verwennerij.