· Mokes.
· laughing kookaburra, bushstone curlews, rainbow lorikeets en witte
kakatoes.
·
Paradijs
·
Ontspannen als een Koala
Mijn
verjaardag. Nou ja, weinig verjaardag aan. We moeten al vroeg weg voor de bus.
De reis naar Townsville duurt zo’n zes uur en een stel zandvlooien vrolijken
mijn verjaardag op door tijdens een stop mijn hele armen onder te bijten.
Uiteraard kunnen we in Townsville Magnetic Island boeken. Ik moet hier nog iets
tegenkomen wat niet te boeken is. Vier dagen, vijfde nacht gratis. Heel leuk,
maar onze bus naar Darwin op de vijfde dag gaat zo vroeg dat we de laatste
nacht niet op Magnetic Island kunnen blijven. Lekker slim gedaan!
Het hostel
op Maggie Island, zoals Magnetic Island in de volksmond heet, is het mooie
Geoff’s Place. Net een soort camping met kleine hutjes. Struikel ik ’s avonds
mijn knie kapot. Pff, lekkere verjaardag is dat.
Onze
eerste dag op Maggie Island begint met een natuurlijke wekker, een enorme zwerm
witte kakatoes en rainbow lorikeets. Ze wekken ons gelukkig niet zo vroeg, dus
we zijn goed uitgeslapen. Een kijkje buiten onze hut leert ons inderdaad dat de
natuur weer eens een onbeschrijfelijke tegenstelling herbergt: goddelijk mooie
vogels maken het rottigste geluid dat ik me kan voorstellen. Het kan erger als
het er net zoveel zijn als de felgekleurde rainbow lorikeets. Die komen hier
net zoveel voor als bij ons de gewone huismus.
In een
roes van zo’n onwerkelijke wekker loop ik naar het washok voor de nodige
ochtendbehoeften. Warempel, mijn Jakarta diarree is (bijna) weg!!! Een tweede
wonder van de natuur, en dat in enkele minuten tijd. Wauw, vandaag is het dan
eindelijk zover. Gisteren in de bus had ik er al weinig last van en zonder dat
ik er bewust van was ben ik voor het eerst sinds tijden zonder buikkrampen
opgestaan. Dan loopt een mens toch meer genietend door het leven.
Bij de
receptie van Geoff’s Place kunnen we gebruik maken van het faxapparaat om
een fax naar Nederland te sturen. Zijn
onze ouders ook weer op de hoogte van ons reilen en zeilen. Net als we klaar
zijn, staat het hostelbusje klaar om te vertrekken. Wat een relaxte service
weer van de Aussies. Het hostelbusje rijdt zes maal per dag gratis heen er weer
tussen het hostel aan de ene kant van het eiland en de pier voor de boot naar
Townsville andere kant van het eiland. Ergens halverwege staat een supermarktje
langs de kant van de weg en daar stappen we uit om inkopen te doen. Kunnen we
precies het busje weer oppakken op de terugweg.
Terug van
boodschappen doen, lopen we naar Horseshoe Bay, vlak bij het hostel. Het is
geen geweldig strand en snorkelen kun je er wel, alleen zie je niets dan zand.
Dat valt erg tegen, vooral na zo’n fantastische duikervaring op het Groot
Barrière Rif. Eigenlijk wisten we het ook wel. Dat rif ligt kilometers uit de
kust, dus ook nog ver van Maggie Island. Geen geweldige koraalformaties hier
dus, al meldt de vent bij de receptie van Geoff’s Place dat het bij Florence
Bay wel een stukje beter snorkelen is.
Hmmmm, Florence Bay. Dat
is net te ver lopen. Maar geen nood, het is toch net weer tijd voor de volgende
hostelbustrip naar het dorp.
![]() |
Dus pakken
we snel onze spullen en duiken het busje weer in. Vanaf de hoofdweg is het nog
een wandeling van zo’n twee kilometer over een zeer steil slingerweggetje. Een
aardig inspanning in de warmte, maar als we de heuvel over krullen is de
beloning overweldigend. Tussen enorme metershoge ronde keien ligt een prachtig
maagdelijk wit strand. Vanaf de heuvel zie ik al aan de donkere plekken tussen het
azuurblauw dat er koraal moet zijn. Snel duiken we het water in en inderdaad,
op de rotsen zit koraal voor een leuke snorkel. Maar al gauw blijkt dat we nu
al zijn verwend tijdens de duikcursus. We zien wel leuke vissen, maar het is
erg om te merken, snel gaat de lol ervan af en gaan we liggen luieren in de
zon. Tegen de enorme keien aan voelen we ons nietig en diep tevreden. Dit is
leven!
Heerlijk.
’s Avonds
zitten we bij onze hut wat te lezen als er vooraan bij de receptie weer een
feest begint. Wendy begint een beetje te balen van het popi-jopi sfeertje dat
hier hangt. Er lopen veel behoorlijk jonge backpackers rond en elke avond is er
een thema avond met feest, bijbehorende spelletjes en verkleedpartij. Niks voor
Wendy. Ook niet voor mij trouwens, maar ik stoor me er net minder aan.
Vanochtend
wekken onze witte kakatoes en lorikeets ons weer vriendelijk doch dringend. Na
het eigen ontbijt lopen we richting Koalapark, zonder eerst de weg te vragen.
Dom!
Gevolg …
we lopen een gigantisch eind om en de hitte loopt behoorlijk op. En dat terwijl
er ook een pad door de schaduwrijke bush rechtstreeks naar het park loopt. Op
de onbeschutte weg zweten we als otters zodat we behoorlijk nat in het park
aankomen. Het park is al onze zweetpeentjes meer dan waard. Het is een
combinatie van kinderboerderij en opvangcentrum voor zieke dieren. In kooien
zitten zwarte en witte kakatoes, buiten lopen wallaby’s en struisvogels en in
aparte opvanghokken slapen de zieke koala’s. Echt een “Wendypark”, want je mag
alles aaien.
![]() |
Het
mooiste spektakel is het voeren van de in het wild rondvliegende rainbow
lorikeets. Elke dag is het vaste prik, en de vogels weten dat precies. Brood en
een mengsel van water en honing trekt een grote hoeveelheid vogels aan, al ver
voordat het voeren begint. Ze zitten overal, op de tafels, op je arm als je
zo’n bakje vast houdt. Ze zijn nergens bang voor en poseren gewillig voor onze
kamera’s. Een geweldig kleurenfestijn en met recht kunnen we zeggen dat we nu
de regenboog aan het voeren zijn.
De weg
terug is aanzienlijk korter nu we het pad wel weten te vinden en snel zijn we
op de “grote” weg waar ons hostel aan ligt. Het is heerlijk stil, alleen wat
vogels zijn te horen. De kaketoes en lorikeets houden een middagdutje, want op
enkele na laten ze zich niet zien of horen.
Midden in
die stilte schalt er plotseling een heel apart geluid door de lucht, een echt
oerwoudgeluid. Het lijkt wel een lachende aap die ons onbeschaamd keihard staat
uit te lachen. Natuurlijk zien we niets. Voor de tweede keer worden we
uitgelachen: “oeoeoeoe aaaaaa”. Het werkt aanstekelijk en ik schiet ook in de
lach en probeer het na te doen. Keihard. Het lukt me niet en samen moeten we
erom lachen. Een geweldig geluid, mystiek, en we hebben geen flauw idee waar en
van welk beest het vandaan komt. Later horen we dat het de laughing kokoburra
is, een vrij grote, bruine ijsvogelachtige.
Een geluid
om nooit te vergeten.
![]() |
![]() |
In het
dorpje aan de baai op loopafstand van ons hostel huren we een Moke. Dat is een
klein open autootje waar het halve eiland mee rondrijdt. Met een heerlijk vrij
gevoel rijden we over het eiland, al is er slechts één weg met af en toe kleine
zijweggetjes die naar een baai lopen.
Zomaar één
van die weggetjes slaan we in en een het weggetje wordt steiler en steiler. Af
en toe lijkt het erop dat onze Moke de steile hellingen niet kan nemen, maar
tuffend brengt hij ons waar we willen. Onderweg stoppen we verschillende malen
om van het adembenemende uitzicht te genieten. Het eiland is zeer heuvelachtig
en herbergt prachtige vergezichten over zee en over het eiland.
’s Avonds
rijden we met de Moke naar het dorp halverwege het eiland om een restaurant op
te zoeken. We vinden er één met tuin waar we heerlijke juwelfish eten met
Passionfruit-taart toe. Af en toe mogen we ons wat eten betreft wel eens
verwennen. De avond in die tuin herbergt allerlei onbekende geluiden en
beesten. Af en toe zien we vaag een grondvogel die een hele hoge, schelle toon
voortbrengt. Het is de bush stone curlew, een beschermde vogel op het eiland.
De tijd
gaat snel, en onze Moke ook want vanochtend is onze Moke sneller dan wij. Hij
is al weg, vertrokken zonder ons. Verbouwereerd kijken we naar die lege plek op
de parkeerplaats van ons hostel. Enkele van zijn broeder Mokes staan er nog
wel, maar de onze is echt verdwenen. Gelukkig zitten we op een eiland, dus ver
weg kan hij nooit zijn, maar ja, daar hebben we nu niets aan. Onze Moke blijft
weg. Het blijkt dat de sleutels van de Moke’s uitwisselbaar zijn. Dit betekent
dat of iemand zich heeft vergist en per ongeluk onze Moke heeft meegenomen, of
onze Moke is gejat voor een plezierritje. Geen Aussie die hiervan over de rooie
gaat, want het vuurbedrijf brengt ons na een telefoontje vrij snel een nieuwe.
“No problem, mate”.
Na deze
kleine verstoring kunnen we onze weg vervolgen naar het niets doen.
’s Middags beginnen we aan een wandelroute naar een fort uit de Tweede Wereldoorlog. Het fort ligt mooi op een hoge, puntige heuvel wat een schitterend uitzicht geeft over een deel van het eiland. De route gaat ook dwars door het gebied waar die ene soort boom staat waarvan Koala’s de bladeren eten, de eucalyptus boom. Maar ondanks dat tegemoetkomende mensen ons vertellen waar een Koala is gesignaleerd, zijn wij blind, tot grote teleurstelling van Wendy. Pas op de terugweg ontdekken wij een aantal mensen die op ingehouden, opgewonden manier met elkaar praten.
![]() |
Een koala.
Inderdaad
zit er een klein, donzig, vertederend, lief koalabeertje vredig te luieren op
een wiegende tak. Het trekt zich niets van ons aan en beantwoordt ons kijken
met een slaperig terugkijken. Ondanks dat ze toch niet zo lief schijnen te zijn
als je te dicht bij komt, steelt dat beestjes mijn hart en kan ik er uren naar
kijken. Maar al na enkele minuten straalt die extreme ontspannende blik van de
koala zo diep tot mijn geest door da ik absoluut naar mijn bed verlang. Of,
nee, nog lekkerder is misschien wel heerlijk relaxed en tevreden op een tak met
de wind mee wiegen…
Maandag
3 juni 1996
Onze
laatste dag alweer op Maggie Island. Gelukkig staat onze Moke er nog, dus
kunnen we direct boodschappen doen. We besluiten onze Moke maar vroeg in te
leveren zodat we de rest van de dag genoeg tijd hebben om naar het strand van
Balding Bay te gaan. Vanaf Horseshoe Bay leidt een “walking track” door de
bosjes naar deze baai. Een ontspannen wandeling kan ik het niet zozeer noemen,
het is meer een klimpartij over rotsen en rotsige paden door het mooie
landschap van Maggie Island. Het laatste stukje bestaat uit een stuk
drooggevallen moeras en dan……
……Tussen
laaghangende bomen door lopen we over heel fijn, wit zand en een paradijselijke
baai ligt plotseling voor ons. Ik heb gewoon even mijn ogen moeten sluiten en
weer openen om zeker te weten dat ik echt hier ben; op zo’n mooi strand,
palmen, wit zand, azuurblauwe zee met mooie golven, grote rotsen en zon, veel
zon in een strakblauwe hemel. En oh ja, op het hele strand van zo’n driehonderd
meter breedte zie ik maar vier mensen.
Paradijs!!
Als twee
kleine kinderen duiken we het water in en spelen uitgelaten met de branding. ’T
Is dat in de verte die vier mensen zitten, maar anders hadden we zeker alle
kleding afgerukt en in alle vrijheid de mooie warme golven op onze naakte
lichamen laten vallen. We zijn dus niet echt van die nudistisch getinte helden…
Maar ook
met zwembroek kunnen we ons geluk niet op en voor ons gevoel veel te vroeg
moeten we weer terug vanwege de boot die we moeten halen. Morgenochtend gaat de
bus zo vroeg, dat we die nooit halen als we de eerste boot nemen, dus we moeten
wel. Helaas.
Ontspannen
als een koala en heerlijk uitgerust pakken we onze spullen, betalen de rekening
in het hostel en nemen het hostelbusje naar de andere kant van het eiland.
Op de pier
lopen we het Engelse stel aan dat we in het vliegtuig naar Cairns hebben
ontmoet. Ze komen net met de boot aan. We besluiten om een boot later te nemen,
de laatste van vandaag en gaan met hen wat drinken.
Enthousiast vertellen we elkaar
wat we allemaal in tussenliggende tijd hebben gedaan en veel te snel moeten we
echt gaan. Morgenochtend gaat de grote reis door “Outback Australia” beginnen:
om zeven uur.