·         “No worries mate”.

·         Ook vrouwen zijn “mate”.

·         Northern Territory (NT): not today, not tomorrow, not Tuesday, not Thursday.

·         “Jugs of beer”; kannen bier tot de rand toe gevuld.

·         Nachtclubs bieden gratis eten bij een “jug of beer”.

 

Het prachtige landschap van Kakadu Groen, geel, rotsen en "Crocodile Dundee"

Vrijdag 7 juni 1996

 

Met vier Deense meiden, vier Japanse meiden, een Amerikaanse moeder met stiefzoon en een Australisch-Italiaans gemengde gids vertrekken we om half zes met een grote terreinauto richting Kakadu National Park. Het natuurreservaat is zo groot als Wales en is van de oorspronkelijke bewoners, de Aboriginals. De tour belooft dus een mix te worden van natuur en cultuur met een “primitieve” manier van leven.

De eerste stop op weg naar Kakadu is een termietenheuvel ergens langs de kant van de weg. Het is een bouwsel van grond en gras van zo’n drie à vier meter hoog, gebouwd door termieten die kleiner zijn dan onze mieren. Het landschap staat vol met die dingen. Er zijn twee soorten, de magnetic en de cathedral. De eerste is plat en breed en wijst naar het noorden. De laatste is min of meer rond en bestaat uit torens.

Als de heuvels te groot worden, is de heuvel niet meer te verdedigen en valt de kolonie termieten uit elkaar in een aantal kleinere groepen die ieder een nieuwe heuvel bouwen. Mieren en andere insecten nemen de grote termietenheuvel dan over.

Eén van de heuvels die wij van dichtbij bekijken is inderdaad van indrukwekkend formaat. De kleine termieten lopen er druk rond en zijn bezig met een stevige oorlog met binnendringende mieren. Het zal niet lang meer duren of de termietensoldaten verliezen de slag en moeten verhuizen naar een andere plek. Ik zie duidelijk de soldatentermieten, herkenbaar aan een relatief forse stekel op de kop, en de werkers die dat niet hebben. Een fascinerend gezicht.

 

De tweede stop voor Kakadu is bij de Adelaide River om krokodillen te zien. Met een bootje gaan we de bruine rivier op zoals je in films ook welk ziet: vrij breed met vies bruin water, modderige rivierbeddingen met groene bomen. In deze film zitten de bomen vol met witte kaketoes die schreeuwend onze komst aankondigen. Een machtig gezicht om  zwermen van deze papagaaien te zien rondvliegen.

De gidsen in de boot weten de krokodillen snel op te sporen.

“There’s one, behind the boat. Let’s feed h’m”.

Ik krijg de rillingen als dat beest inderdaad van achter de boot langszij komt zwemmen. Brrr. Koude ogen komen uit het water, een machtig groot, puntig lichaam volgt. De gidsen spelen met een stok en een, vooral lang, touw met een stuk lamsvlees om de krokodil te lokken. Natuurlijk laten ze de krokodil eerst een paar keer mishappen zodat hij uit het water springt achter zijn prooi aan. Half uit het water zijn ze nog indrukwekkender en de hoogte van de bootrand stelt me vooral niet gerust. Gelukkig zijn het vrij domme, primaire beesten die nog lui zijn ook. Als ze teveel moeite moeten doen om hun prooi te pakken te krijgen, zwemmen ze gewoon weg! Bij navraag blijkt dat het niet komt doordat ze hier zoveel worden gevoerd, maar omdat het van nature luie beesten zijn. In principe kunnen ze een hele week zonder eten. Als ze niets zomaar voor hun neus krijgen, eten ze gewoon niet.

 

Stomme beesten!

 

Of juist heel slim…

 

Het zijn ook nog eens kannibalen. Ze eten soortgenoten die kleiner zijn. De gids heeft het nog maar net gezegd of we zien iets verder een krokodil met een kleintje in zijn bek. Eerst lijkt het erop dat hij een vis heeft gevangen, maar dichterbij gekomen zien we duidelijk een kleine krokodil tussen de scherpe tanden van de grote geklemd. Zelfs de gidsen zijn helemaal enthousiast, want dit zien ze niet vaak.

Plotseling komt er een “white-bellied -sea-eagle“ langs scheren om iets verder in een boom op de uitkijk te gaan zitten. Enthousiast proberen de gidsen hem te lokken met een stuk lam aan het touw, maar hij laat zich niet lokken. Machtig vliegt hij verder. Helemaal vol van al deze indrukken ontdek ik in de modder langs de rivier een grote vogel. De gidsen manoeuvreren de boot langzaam in de richting en leggen uit dat het een Australische Ooievaar is. Een supergroot beest, fluweeldonker blauw met wit een grote oranje snavel.

Veel te snel verlaten we de rivier, uitgekrijst door de vele witte kaketoes. Een zeer indrukwekkende ervaring, en dan zijn we nog niet eens in Kakadu.

 

De derde en laatste stop voor Kakadu is om te zwemmen en lunchen, bij de Annaburroo Billabong. Vanni, onze gids laadt de bakken af die op het dak van de auto staan vastgebonden. Hierin bevindt zich ons eten, drinken, bestek en borden. Als een razende snijdt Vanni allerlei groenten voor de salade terwijl wij een duik nemen in het koele water. Bij terugkomst staat de lunch klaar en doen we ons tegoed aan salade, brood en vruchten. Daarna laden we met z’n allen de boel snel weer op om snel naar Kakadu te rijden.

Het is nog een heel eind.

 

Vanni geeft tekst en uitleg bij Aboriginal rotstekeningen
Tekeningen van voorouders met enorme "44 magnums"

Na een rit van 135 kilometer staan we eindelijk voor Kakadu, om nog eens 110 kilometer door te rijden naar Ubir in het uiterste noorden van het park. Daar kunnen we onze benen weer wat strekken bij enkele rotstekeningen van tweeduizend tot tweeëntwintig duizend jaar oud. Vanni vertelt bij elke tekening leuke achtergronden, verhalen en legenden over de betekenis en het waarom van de tekening. Alle verhalen gaan over goed gedrag en wat goed en slecht is voor de Aboriginals, zoals mythes en legendes die overal in de wereld bestaan. Eén van de tekening stelt Mabuyu voor, een “creative ancestor” (voorouder) met volgens Vanni twee “44 magnums”: grote genitaliën. Zo herken je een voorouder, aan zijn buitenmenselijke proporties.

 

Vlak voor zonsondergang beklimmen we het plateau bij Ubir om het landschap in slaap te zien vallen. Het weidse moeras landschap kleurt mooi oranje/bruin en achter ons, in de verte zien we het gigantische plateau uit het glooiende landschap oprijzen. Daar gaan we nog uitgebreid kennis mee maken…..

De zonsondergang betekent ook de ondergang van mijn rust. Horden muggen vallen genadeloos aan en maken van mijn benen een waar slagveld. Mijn beide bovenbenen zijn één en al jeukende bult en zullen dat dus waarschijnlijk nog lange tijd blijven met deze verse injecties. Het is dus rennen geblazen naar onze 4wd, aussies voor four-wheel-drive terrein auto, om de 90 kilometer lange tocht te maken naar Cooinda Lodge voor de overnachting.

 

Het is al donker als we daar aankomen. De “lodge” bestaat uit een groot afdak met wanden van muskietnetten. We slapen dus bijna in de openlucht, in een stapelbed met dunne matras en een slaapzak, want het kan ’s nachts flink afkoelen. Dat noemen ze hier winter.

Vanni haalt allereerst het hout dat we onderweg hebben gesprokkeld van dak af en heeft in geen tijd een kampvuur branden. Het duurt niet lang of Vanni poot midden in het vuur een grote, oude, zwart geblakerde kan met water.

Dat is helemaal zijn stijl: heerlijk primitief. Dat betekent elke dag hetzelfde ritueel zodra we een stop maken of bij een kamp aankomen: hij gaat druk in de weer om het eten klaar te maken. Alle dozen en boxen met eten en bestek haalt hij van de auto af; het gesprokkelde hout ligt dan al rokend te branden; de waterkan zet hij in het vuur gezet voor de macaroni; hij steekt de kolen voor de barbecue aan, legt het vlees erop en vervolgens begint hij tomaten, komkommer, paprika, uien, aardappelen en dergelijke vliegensvlug te hakken. Iedereen staat er versteld van. Hij blijkt veertien jaar chef-kok te zijn geweest en laat weinig werk aan ons over. We kunnen het toch niet sneller. Als je hem dan vroeg of je hem ergens mee kan helpen antwoordt hij steevast: “no worries, mate!”.

Net als hij een andere vertaling heeft van Northern Territory (NT): “not today, not tomorrow, not Tuesday, not Thursday”, dus “no worries, mate!”.

Na veel enge verhalen over slangen in de wc-pot (alle meiden bang) gaan we met z’n allen angstig naar de wc. Gelukkig ligt er geen slang in en iets geruster leggen we onszelf neer op wiebelende, krakende en piepende bedden!

 

 

Zaterdag 8 juni 1996

 

Zes uur A.M.: “Wake up!” Ik open mijn voor mijn gevoel net dicht gedane ogen en het is nog steeds donker. Ontbijt: stukken sinaasappel, meloen en cornflakes met melk terwijl achter me de hemel langzaam z’n ochtendkleuren laat zien. Allemaal vogels laten weten dat zij al een poosje wakker zijn.

Kakadu!

 

Iedereen is de nacht goed doorgekomen, ondanks de griezelverhalen over slangen van de vorig avond. Het is nog schemer als we onze “Mash”-achtig onderkomen verlaten en nog slaperig een tocht over hobbelige zandwegen beginnen richting Barramundi Gorge.

Barramundi Gorge …

… Barramundi Gorge …

… wat een heerlijke naam …

… wat adembenemend mooi.

Erik in het kraakheldere water tussen de kliffen van Baramundi
Wendy ondergaat een eeuwigdurende massage ...

Een kleine wandeling in de vroege ochtend door een tropisch bos zonder andere mensen is onbeschrijfelijk mooi. Vanni wijst ons nog een bijzondere grondvogel, de mooi gekleurde vogel, de rainbow pite, die hij in geen maanden meer heeft gezien. Palmen en groene vegetatie geven het al aan: er is water in de buurt. Paradijselijk mooi stroomt een beekje kabbelend door het bos, visrijk en kraakhelder. We volgen het beekje en komen enkele kleine watervalletjes tegen, totdat we bij een beklimming komen en het beekje verlaten. Na een korte maar steile beklimming staan we boven op de “gorge”: een meer tussen twee hoge, zeer steile, warm beige getinte rotswanden. De rotwand heeft een U-vorm waarbij het meer aan het eind overgaat in het beekje en het begin bestaat uit een waterval. En wij staan nu boven op die waterval waar tussen grote, ronde rotsblokken en rotsspleten het water zich langzaam beweegt richting de grote val. En in deze onbeschrijfelijke, paradijselijke omgeving zwemmen wij op de top van de waterval….

 

Het water is heerlijk en de rotsspleet waar we inzwemmen is zo diep dat het water zwart lijkt. Een paar van de Japanse meiden springt vanaf de vijf meter hoge rotsen in het water. Samen met de Amerikaanse moeder en haar stiefzoon besluiten we om verder de spleet in te zwemmen om te kijken waar het water vandaan komt. Om de hoek zien we weer een waterval van zo’n twee meter aan het einde van de smalle rotsdoorgang. Tegen de stroom en de kracht van het vallende water in proberen we onder de waterval te zwemmen. Na een aantal lachwekkende worstelingen zitten we met z’n vieren onder de waterval en laten we met de armen juichend opgeheven het water over onze lichamen kletteren. We gillen het uit van plezier, net kleine kinderen die voor het eerst in een speeltuin op de wipwap zitten. Mijn haar hangt in dikke slierten langs mijn gezicht, het doet er niet toe. Dit is geweldig. Een betere en fijnere massage kan ik me niet voorstellen.

 

We kunnen de brede grijnzen niet van onze gezichten halen. Een moment van puur geluk. We vinden het allemaal dan ook erg jammer als we weer verder moeten. Gelukkig is dat alleen maar naar het meer beneden, waar we weer in het water mogen duiken. Goh! Wat mooi. Ik leen nog even een duikbril van één van de Japanse meisjes om te ontdekken dat er ontzettend veel vis zit.

 

Na een lang bad vervolgen we onze weg en stoppen bij Anbangbang Billabong, een meertje, om te lunchen. Niet om te zwemmen, want Vanni beweert bij hoog en bij laag dat er krokodillen zitten. Tja, houdt die grapjas ons nu voor de gek of niet … niemand probeert het uit.

Vanni herhaalt het ritueel van gisteren en weer eet hij bijna niets. Elke dag heeft voor hem hetzelfde voedsel in petto. Daar heeft hij zo’n genoeg van dat hij gewoonweg niet eet. Tja, zijn dikke buik herbergt genoeg reserves, maar gezond kan het nooit zijn, vooral niet als het lichaam voortdurend zware inspanningen moet leveren tijdens de klim- en wandeltochten. Ik heb in ieder geval elke keer een berenhonger en zou het niet lang volhouden zonder eten. Ach, Vanni is een superman.

 

De middag bestaat weer uit cultuur. Bij Nourlangie, een heilige plek voor de Aboriginals, bekijken we weer rotstekeningen en horen we de grappige verhalen van Vanni erbij aan. Ditmaal gaat het over Namarrgon, de donder, die een eigen heilige plaats heeft. Alleen mensen van de Aboriginal stam die het hele verhaal kennen, mogen de heilige plek betreden (wij dus niet). Het verhaal gaat dat  Namarrgon kinderen heeft, de felgekleurde (Leichhardt) sprinkhanen. In het droge seizoen, vlak voor het begin van het natte seizoen beginnen de kinderen van Namarrgon allemaal te “schreeuwen”, begeleidt met bliksem. Dit kondigt het natte seizoen aan, een wetenschap die door deze overlevering al duizenden jaren bekend is bij de Aboriginals. De gekleurde sprinkhaan is pas in de jaren ’70 ontdekt door Leichhardt. Tot die tijd dacht men dat het fabels waren.

Na het bekijken van deze “art-site” rijden we door naar het Bewaldi Visitors Centre. Hier laten we onze Japanse meiden achter; hun tweedaagse trip zit erop hartelijk nemen we afscheid. Zij gaan terug naar Darwin.

 

De rest van de groep blijft om de reis naar Jim Jim te maken. Dit betekent na een uurtje verharde weg zo’n twee uur onverharde weg, een pad waar je constant door elkaar wordt geschud, door water moet en veel zand. Het is telkens een verlichting als de auto er weer doorheen komt. Het dashboard schudt vervaarlijk heen en weer en dreigt steeds uit elkaar te vallen. Midden in het donker komen we aan. Dan denk je na twee uur zwoegen door zand, boom en modder naar het uiteinde van de wereld, dat je in een wildernis terecht komt. In plaats daarvan komen we op een overvolle camping waar we nog net een plaatsje kunnen vinden.

 

Rare Aussies!

 

In het donker maken we een kampvuur, zetten onze tenten op. Iedereen is dodelijk vermoeid na zo’n dag en zo’n rit, behalve Vanni. Onuitputtelijk maakt hij weer het eten klaar, ditmaal vlees, gebarbecued in het kampvuur, gepofte aardappels en pasta. Heerlijk.

Tja, en zie dan maar eens een paar uurtjes slaap te krijgen. Tent, harde ondergrond zonder matje, geen kussen, slangen (?), benauwd. Pff, vooral niet ideaal voor een goede nachtrust dus. Ik denk wel weer even: Wendy waar jij jezelf toch allemaal weer in krijgt!

Erik slaapt.

 

 

Zondag 9 juni 1996

 

Vijf uur A.M. Vanni schudt aan onze tent: opstaan. Goddank, want na een nacht op de grond slapen weet ik niet meer hoe ik moet liggen en ben ik blij eindelijk te mogen opstaan. Het ontbijt is hetzelfde als de vorige ochtend en snel breken we de tenten op en brengt Vanni ons weer over een hobbelige zandweg, nu gelukkig maar tien minuten, naar de voet van het plateau van Jim Jim.

 

De grote reis naar de top van de Jim Jim waterval, zo’n 220 meter hoge waterval, kan beginnen en is zwaar, zeer zwaar.

De eerste veertig minuten moeten we met handen en voeten klimmen. Vooral voor één van de Deense meiden geen makkelijke opgave omdat ze slechts slappe sandalen bij haar heeft. Tijdens de klim begrijpen we ook waarom Vanni zo vroeg wil beginnen: de temperatuur is nog aangenaam zonder de zon. Boven aangekomen lopen we nog een dikke anderhalf uur over het plateau, weliswaar vlak, maar zonder pad, springend van rots naar rots, tussen struiken en bomen door. De weg gaat door een vreemd rotsig landschap met vegetatie en al snel begint de zon gemeen te branden.

Boven op het plateau van Jim Jim Langs de rand lopen we met een waanzinnig uitzicht richting de waterval De eerste meters van Jim Jim voor de "grote val"

Eindelijk bereiken we de top van Jim Jim: een kraakheldere beek. Vanni gaat op de knieën om van het water te drinken en we volgen zijn voorbeeld.

Heerlijk zoet.

De waterkan die Vanni de hele weg meesjouwt is al aardig leeg en hij vult hem direct bij. Iets verder horen we de waterval, maar het is nog niet de grote. Eerst valt Jim Jim vijftig meter naar beneden in een gorge.

Dit is de top.

Hier kun je nog relatief veilig zwemmen en baden. Tot onze verbazing betrappen we twee kampeerders op de top. Overduidelijk hebben ze liever geen pottenkijkers als ons Geschrokken van onze plotselinge verschijning verdwijnt het meisje snel en naakt het water in. Lachend volgen we Vanni die er weer een behoorlijk tempo in heeft zitten.

 

Liggend kijken we over het randje ... 200 meter de diepte in ...

De echte grote waterval begint dus vijftig meter onder ons, dus lopen we via een grote omweg omlaag om daar zeer vermoeid een gigantische waterval te aanschouwen. Vanni loopt gelijk naar de rand en gaat op zijn buik liggen om over de rand te kijken. Wij volgen zijn voorbeeld en zien heel ver beneden ons waar de waterval naast ons eindigt. Van een huiveringwekkende hoogte kijken we langs een kaarsrechte rotswand tweehonderd twintig meter naar beneden.

 

Onbeschrijfelijk!!

 

En de waterval zelf lijkt van boven zo klein, ongeveer twee meter breed waar het over de rand stroomt. Maar als ik over de rand kijk, slaat mijn hard minstens één keer over. En toch … het lijkt wel alsof mijn geest wil springen … een heel klein stapje over die smalle rand de diepte in. Het lijkt zo makkelijk…

 

We zitten een uur op de top, zwemmen een beetje,  en vooral rusten en genieten we van het uitzicht. Tegen tienen begint de zware tocht naar beneden, via dezelfde weg! Hoe dezelfde weg toch zwaarder kan zijn leer ik hier: een hete zon, een zwaartekracht die me constant sneller beneden wil hebben en de vermoeidheid van een slechte nachtrust en de heen tocht. We zijn kapot als we eindelijk beneden zijn, een kleine twee uur later, bij de gorge waar Jim Jim in uitkomt. Het koele water is verrukkelijk, maar iedereen heeft het gehad. Wendy staat het overgeven nabij en heeft een tijdje nodig om echt bij te komen.

 

Terug, aan de voet van Jim Jim

Terwijl wij aan het water bij zitten te komen gaat Vanni naar de auto om onze lunch klaar te maken, de superman. Drie dagen lang heeft hij ons rondgereden, verhalen verteld, gein uitgehaald, eten klaargemaakt, steeds alle rotzooi van en op de auto gezet, ons gewekt, praktisch niet gegeten en geslapen, en heeft hij zich niet gewassen of gezwommen. Pikzwart van vuil en zweet en doodmoe gaat hij gewoon door. En bij elke keer dat we door de bush lopen, zeult hij een tien liter waterkan mee, onvermoeibaar. Waar haalt het drukke, dikbuikige baasje zijn energie vandaan? En ondanks zijn smerige voorkomen (zijn we allemaal, alleen minder door het zwemmen) en stoere handelen als “ranger” zijn we allemaal weg van hem vanwege zijn klein en bezorgd hartje en zijn standaard uitdrukking: “no worries, mate”. Hij is prettig gestoord, ziet eruit als een dakloze maar heeft veel plezier in zijn werk en de primitieve manier van leven.

Hij luistert de lange terugreis naar Darwin bij met een doos bier en het schrijven in dagboeken. Dodelijk vermoeid en snakkend naar een douche en een gewoon bed (in die volgorde) komen we om halfnegen aan in Darwin en neemt iedereen met een lachende snik afscheid van Vanni en elkaar. We zijn weer een heerlijke ervaring rijker en een levensspreuk: NO WORRIES, MATE!!