Butch Cassidy & the Sundance Kid

Het onafscheidelijke bandietenteam

staand: William Carver en Harvey Logan

zittend: Harry Longbaugh (Sundance Kid), Ben Kilpatrick, Robert Leroy Parker (Butch Cassidy)

 

Na jaren succesvol banken, treinen en loongeldtransporten te hebben overvallen in de Rocky Mountains hebben ze duizend dollar beloning op hun hoofd staan en een aantal hardnekkige premiejagers "the Pinkertons" achter hen aan. Robert Leroy Parker (1866) alias Butch Cassidy en Harry Alonzo Longabough (1867) alias Sundance Kid, besluiten als onafscheidelijke bandietenteam in 1901 te vluchten naar Zuid Amerika. Met een Brits stoomschip reizen ze naar Argentinië waar ze een ranch beginnen in Cholila, een dorpje in het schaars bevolkte Patagonië. Een paar jaar lijken ze hun bandietenbestaan voorgoed achter zich te hebben gelaten met het fokken van schapen, koeien en paarden.

Helaas kregen de Pinkertons lucht van hun verblijf in het zuiden van Argentinië en gaven een detective de opdracht de bandieten op te sporen. Intussen lieten de Pinkertons vertalingen van de "wanted" posters verspreiden onder de politie van Argentinië. Toen in 1905 twee gringo’s een bank zevenhonderd mijl ten zuiden van Cholila overvielen, werden Butch en Sundance direct hoofdverdachten. Precies op tijd kwam hun de valse beschuldiging ter ore. Voordat ze konden worden opgepakt, verlieten Butch en Sundance ijlings hun vredige Cholila en gingen naar Chili. Vanuit Chili keerden ze nog enkele malen terug naar Argentinië, éénmaal om een bank te overvallen en éénmaal om hun vee in Cholila te verkopen.

Daarna trok het stel naar Bolivia waar ze hoog in de Andes werk vonden in een tinmijn. In 1906 werden ze belast met het bewaken van de loongeldtransporten.

Hoezo de kat op het spek binden??

Twee jaar later stapten ze op om een ranch te beginnen bij Santa Cruz, een grensstad in de subtropische savannen van Bolivia. Maar ze werden door de tin mijn vals beschuldigd van twee overvallen op loongeldtransporten van de spoorwegonderneming.

Na de beschuldigingen doken ze op in Tupiza om een bank te overvallen om hun ranchplannen te kunnen financieren (verdacht waren ze toch al). Domme pech bracht een garnizoen soldaten naar Tupiza die verbleven in een hotel recht tegenover de bank. Gefrustreerd verplaatsten ze hun aandacht naar de loongeldtransporten van de mijnonderneming Aramayo. De opbrengst viel tegen en ze stalen naast het geld ook de gemerkte ezel. Binnen een dag waren alle locale autoriteiten en de mijnwerkers die hun loon kwijt waren gealarmeerd.

Butch en Sundance vluchtten richting het zuiden en reden langs Tupiza onder bescherming van de nacht. De volgende ochtend kregen ze bericht over een militaire patrouille uit Tupiza die de achtervolging had ingezet. Haastig pakten ze hun spullen en veranderden hun route naar Uyuni in het noorden.

Enkele dagen later arriveerden ze in het mijnstadje San Vincente op zo’n 4600 meter hoogte op de altiplano. Daar werd hun gemerkte ezel van Aramayo opgemerkt en een vier man sterke achtervolgingsgroep uit Uyuni die net in San Vincente was aangekomen, werd gewaarschuwd. Tijdens de verrassingsaanval van de achtervolgers, schoot Butch twee van de vier man neer, voordat Butch en Sundance zich terugtrokken in een huis. Daar werden ze omsingeld door de mijnwerkers van San Vincente die een hele nacht de wacht hielden. Tijdens een vuurgevecht werden drie wanhopige schreeuwen gehoord, maar verder bleef het die nacht heel stil.

De volgende ochtend werd het huis voorzichtig geïnspecteerd en werden Butch en Sundance dood aangetroffen.

Volgens een onderzoeksrapport is de kogel die uit Sundance’ voorhoofd is gehaald afkomstig van Butch’ colt. Uit de posities van de lichamen en de plekken van de fatale wonden is uiteindelijk geconcludeerd dat Butch zijn partner uit zijn leiden heeft verlost voordat hij zichzelf neerschoot.

De bandieten werden in San Vincente begraven. In de jaren na de schietpartij in San Vincente, 1908, is door verschillende personen bij verschillende autoriteiten een verklaring aangevraagd dat het inderdaad Butch en Sundance zijn geweest die de dood vonden. Die verklaring is nooit afgegeven…

… In de daaropvolgende jaren beweren velen dat ze Butch en Sundance hebben gezien en vele onopgeloste bankovervallen zijn nog aan hen toegeschreven. Leven ze nog…?

De film uit 1969 met Robert Redfort en Paul Newman geeft in ieder geval geen uitsluitsel.

***

Als een vorst op een paard

In Galapagos zaten we voor het eerst op een paard en eigenlijk hebben we daar de smaak behoorlijk te pakken gekregen. Hier in de prachtige Wild West omgeving van Tupiza is het DE gelegenheid om op herhaling te gaan.

Wel horen we verhalen over de slechte behandeling van paarden. Toeristen die een dag paard hebben gereden en er halverwege achter kwamen dat het paard wonden had die handig onder het zadel waren verstopt. De dokterskosten konden zo namelijk op de toeristen worden verhaald. Want bewijs jij maar eens dat het paard die wonden al had voordat jij het besteeg!

We lopen richting het bureautje wat hier te boek staat als één van de weinige bureautjes die haar paarden goed behandelt. En inderdaad. Ze staan al op de stoep klaar en ze zien er geweldig uit. Ze zijn een stuk groter dan op Galapagos en boezemen me ontzag in. Moet ik daar op?!

Maar de paarden zijn bijzonder vriendelijk en ik zit er snel op. Het voelt al wat bekender en terwijl onze jonge gids Erik helpt begin ik een relatie met mijn merrie, Zaparca genaamd. Ze is een volbloed Arabier en gewoonweg een prachtbeest. De gids vertelt vol trots dat Zaparca kampioen galopperen is hier in Tupiza.

"En als ze éénmaal aan het galopperen is, wil ze gewoon niet meer stoppen", zegt hij met glinsterende pretoogjes.

Nou, dat laat ik zeker wel uit mijn hoofd. Nu nog te hopen dat Zaparca het ook niet op haar edele heupen krijgt.

Erik zit als een koning op een fluwelen kastanje bruin paard, Flicca. Ook van indrukwekkende afmeting, dus perfect in verhouding met Erik. Flicca wil graag flink doorstappen, dus Erik loopt continu een stukje voor ons uit. Mijn paard en die van de gids zijn dikke vriendinnen en lopen onafscheidelijk zij aan zij. Als Erik dan eens inhoudt en te dicht in de buurt van onze twee vriendinnen komt, krijgt zijn paard een felle snauw van mijn dame. Nee, duidelijk geen amigas…

Snel rijden we het stadje uit, uitgezwaaid door schreeuwende kinderen die, zo lijkt het, ver beneden ons nog kleiner lijken als normaal. We draaien om een rotsachtige heuvel heen en laten de laatste huisjes achter ons en bevinden ons gelijk in een schitterende woestijnlandschap. We stappen in een heerlijk ochtendzonnetje, nog niet te warm, over smalle zandweggetjes, dan weer omhoog, dan weer omlaag. Onze paarden hebben er zichtbaar lol in want hun oren staan continu overeind.

Dit is precies waar je als kleine jongen/ meisje van droomt: op een paard door een echt wild west land rijden met puntige roodkleurige rotsen en cactussen met harige kopjes. De stilte is overweldigend en achter in mijn hoofd begint Enrico Morricone een spannend wild west deuntje te fluiten. We komen langs Puerto del Diablo, de poort van de duivel. Het is een bizarre rotsmuur van enkele meters dikte, tientallen meters hoog en breed. In het midden is de wand ingestort: de poort van de duivel.

Het fluit deuntje van Enrico gaat in mijn achterhoofd over in prachtige gitaar als een diepe cañon voor ons opdoemt. Wat een plek voor een hinderlaag. Ik hou mijn paard wat in en kijk gespannen rond. Er glinstert niets vanachter de puntige rotsformaties hoog boven ons en ik kan geen verscholen cowboyhoed ontdekken.

Erik en onze jonge gids

Jammer!

Het geklets van Wendy en onze jonge, gezellige gids haalt me weer uit mijn dagdroom en ik laat mijn paard weer rustig voorthobbelen in een nog steeds onwerkelijk mooi wild west land.

We komen aan bij Valle de Incas, de cañon waar vroeger de Inca’s hebben gewoond. Grote rode rotsen waar een smal pad tussendoor slingert, versperren onze paarden de weg. We stappen af en lopen en klimmen een stuk de kloof in. Wat een land. Dit is echt precies zoals in de film.

Als we een tijdje in de kloof hebben rondgehangen, op zoek naar een mooi uitzichtpunt (wat niet helemaal lukt), lopen we snel weer terug naar onze paarden. Die staan in de schaduw vredig te gazen aan wat verdord dik gras. We gaan er bij zitten en laten de hoge rotsen om ons heen nog even hun indrukwekkende gestalte op ons neerkomen. Wat is dit toch honderd procent anders dan ons eigen natte, groene, vlakke landje…

Mijn merrie is een prachtig beest, maar in draf hobbelt ze alle kanten uit, zo erg dat ik, Wendy, er dreig af te vallen. Maar het gevoel, de snelheid van draf is verslavend, alsof er een natuurkracht wordt losgelaten. Erik stelt na een paar pogingen voor om te wisselen van paard. Volgens hem is zijn paard heel makkelijk in draf.

En inderdaad. Het is ongelofelijk hoeveel verschil er tussen twee paarden kan zitten. De rug van Flicca is een stuk breder en in draf is hij een heel stuk stabieler. Achter me heeft Erik nu de grootste moeite om het onbestendige gehobbel van Zaparca te bedwingen. Hij raakte er bijna van in de slappe lach en kan nog net voordat hij er echt vanaf dreigt te vallen, zijn paard inhouden.

Na een paar pogingen heeft hij het plotseling door. Meegaand op Zaparca’s beweging krijgt hij de swing te pakken en snelt mij zowaar voorbij in draf met een enorme grijns op zijn hoofd.

Ik voel me echt een vorstin zo hoog op Flicca. Ik ga volledig op in haar regelmatige ritme. Wat een gevoel! Het is alsof alles in me overgaat in die ene vloeiende beweging en samensmelt met het paard. Nog even en we zweven…

Het gevoel van draf is verslavend en de paarden vinden het geweldig. Ze heffen hun hoofden op, spitsen hun oren en proesten het uit. We moeten ze telkens inhouden want harder dan dit drafje hoeft van mij ook weer niet. Elegante kracht vol energie straalt van ze af. Ik voel de spierbundel onder me spannen als we weer in draf gaan. Ik voel gewoon dat hij het liefst alle remmen losgooit. Zijn huid trilt. Zijn neusvleugels spreiden uiteen om die opgekropte energie en kracht uit te blazen. Oren gespitst: "Mag ik?"

"Toe?"

Ik durf het niet aan met mijn zeer beperkte ervaring met paardrijden.

"Het spijt me jongen."

Als het pad over een heuvel heen slingert, zien we Tupiza beneden ons liggen. De eerste lemen huisjes drijven voorbij en we worden ontvangen door een stel luidruchtige honden die vervelend happen naar de enkels van onze paarden. Zo hoog boven de straat, op het paard, met zwaaiende kinderen beneden me, voel ik, Erik, me echt een vorst die zijn koninkrijk binnenrijdt. Het geklepper van de hoeven galmt door de straten en het vorstgevoel wordt nog eens versterkt door de vele hoge kinderstemmetjes …

… "Caballos! Caballos ! Ola caballos" …