Het volgende verhaal zal je als onzin en fantasierijk in de oren klinken en je zult het niet geloven als ik zeg dat elk woord waar gebeurd is. Ik zweer het je!
Het verhaal begint in het Chileense dorpje San Pedro de Atacama, dat woestijndorpje aan de Boliviaanse grens waar ik je net over heb verteld...
..."Driedaagse tocht naar Salar de Uyuni", schreeuwen allerlei houten reclameborden voor de lemen huisjes van San Pedro. Als we informeren zijn we met stomheid geslagen als het een tocht naar een andere planeet blijkt te zijn.
"Ja, ja, andere planeet. Met een UFO zeker."
"Nee", zegt een aardige Chileen, "met een heuse Toyota-spaceshuttle. Vier straal aangedreven, rugzak op het dak, drie dagen inclusief eten en onderdak voor een zacht prijsje."
En zo verlaten wij moeder Aarde op weg naar een andere planeet.
We belanden in een waanzinnig landschap dat wordt gedomineerd door bergen met onwaarschijnlijke kleuren, zandvlaktes met erover verspreid grijsgroene brokken steen in alle maten en wonderschone meertjes. Ondanks de strakblauwe hemel is het koud en de meertjes zijn dan ook half bevroren. We stappen uit onze Toyota spaceshuttle en worden overdonderd door de enorme stilte en de onwerkelijke kleuren om ons heen.
Rechts een vloeiende rivier van geel zand, die naar beneden komt vanuit gebrande sienna, warm gloeiend in de zon. De top van deze berg is doorspekt met witte draden en de bodem mengt buitenaards groen erbij. Andere rotsen lichten rood op, vlakken met vloeiende lijnen alsof de rots even wil laten zien dat het hier niet guur is. Rode en groene meren, doorspekt met witte zouteilanden, spiegelmeren waarin de hemel en bergen worden weerspiegeld en witte vlakten, verbrokkeld door droogte. Nu weten we waar Salvador Dali zijn beelden heeft gezien!
En de gids begint te vertellen.
"Deze planeet is ontdekt door de grote Boliviaanse ontdekkingsreiziger señor Uyuni. Hij heeft de planeet genoemd naar zijn geliefde hoogvlaktes in Bolivia, de Salar. Ook omdat deze planeet zo op de Boliviaanse Salar lijkt."
Nou, daar geloven wij heel weinig van want geen plek op aarde kan zijn gelijke kennen in hetgeen we nu zien.
De gids vertelt verder.
"Salar Uyuni is de eerste planeet naast de aarde die is omgeven door zuurstofhoudende lucht, zodat wij mensen er moeiteloos kunnen ademen. Al is de lucht vergelijkbaar met de lucht op aarde, je moet op aarde dan wel naar een hoogte van 3600 tot 5000 meter. En ziedaar een tweede gelijkenis met de hoogvlakte van Bolivia. Het mag duidelijk zijn dat señor Uyuni zich hier direct thuis voelde, maar hij miste iets: dieren. Daarom heeft hij alle diersoorten van zijn hoogvlakte op deze planeet geïntroduceerd. We zullen ze allemaal zien."
Nog onder de indruk van de ontdekking van señor Uyuni stappen we in en gaan verder. De gids komt zijn woord na, want even verderop stappen opeens twee hoenders op de zandweg voor ons. Ze lijken op fazanten, maar zijn grijzer. Ze schrikken van onze Toyota spaceshuttle en fladderen de weg over om te verdwijnen in een oneindig veld van kleine geelgroene struikjes. We schudden ons hoofd. Dat ze in deze kou kunnen overleven!
"Ze hebben zich aangepast aan deze planeet", vertelt onze gids. "Ze zijn grijzer dan op aarde."
Er zijn nog meer dieren geïntroduceerd, dieren die we op aarde nog nooit gezien hebben. We zien ze verschijnen in de heuvels waar we langskomen. Hun koppen statig, bijna arrogant omhoog. Als ze lopen beweegt hun achterwerk haast tegen het ritme in. Hun vacht is dik en hun lippen grotesk in het kleine hoofd. Lama´s. Als we nog beter kijken merken we dat er ook een kleinere soort is.
"De kleinere zijn vicuña´s. Ze leefden op de hoge vlakten van de Andes. In de tijd van de Inca´s was de wol van hun vacht alleen voorbehouden aan koningen vanwege de hoge kwaliteit en zachtheid. Señor Uyuni heeft een paar exemplaren overgebracht toen ze op aarde bijna uitstierven. Ze hebben zich hier goed aangepast."
We kijken hoe ze elegant wegspringen over de rotsen, hun roodbruine kleur verraadt ze nog in de verte. Wat een mooie dieren.
Langzaam wordt de felle zon milder en prompt veranderen alle kleuren om ons heen, eerst in geeltint en daarna warm oranje. De dag nadert haar einde en we zijn moe van alle vreemde indrukken. Het landschap glijdt voorbij en net als we opmerken dat er ineens nogal veel lama´s rondlopen, rijden we een heus dorpje binnen. De vierkante lemen huisjes zijn een kopie van die in San Pedro en vallen van afstand nauwelijks op tegen de achtergrond van de woestijn.
"Naast dieren heeft señor Uyuni ook een heel dorp overgebracht, uiteraard in de stijl van zijn Salar. De lemen stenen worden gemaakt van woestijnzand en gebakken in de zon. Hier gaan we overnachten", zegt onze gids.
Hij stopt bij één van de huisjes en we worden hartelijk ontvangen door een indiaanse vrouw met bolhoed. Met ons zevenen worden we naar een kamer gewezen met zeven echte bedden met een dikke laag dekens om ons te beschermen tegen de stevige vrieskou van de nacht. Buiten op het binnenplaatsje huppelt een wit konijn rond, alsof señor Uyuni als een tovenaar hem uit zijn hoge hoed heeft gehaald. We voelen ons terug op aarde.
Een beetje.
Als de zon bezig is onder te gaan wandelen we nog even het dorpje rond. Groot is het niet, zo´n zes bij zeven blokken. Alles heeft de zelfde grauwe woestijnkleur. De houten deuren zijn ooit geverfd, maar nu grauw verweerd door het harde klimaat.
Terug bij ons onderkomen staat er een aards maal voor ons klaar: kip met rijst en gebakken aardappelen en een warme soep vooraf. Als we het eten op hebben is het volledig donker geworden en heel koud. Met drie lagen kleding aan kruipen we onder de wol, hopend dat we het niet koud zullen krijgen in de nacht waar de temperatuur zal dalen tot min vijftien graden Celsius.
Als ik ´s nachts naar de wc moet kijk ik naar buiten en zie de heldere sterrenhemel. De maan, die van deze planeet dus ook zichtbaar is, verlicht het landschap en het lijkt nu nog onwerkelijker.
Dromen we niet?
Dat gevoel van dromen wordt nog onwerkelijker als we de volgende dag stoppen bij een blauw meer en onze gids zegt dat dit een bad is.
"Bad?"
Oké, we kleden ons uit en stappen in het water. De lucht voelt koud aan de blote ledematen. Een teen in het water: het is warm! We laten ons snel geheel onderdompelen en daar zitten we dan: in een meer dat verderop overgaat in ijs, omringd door bergen met besneeuwde toppen in een bad dat nooit afkoelt. Vogeltjes hoppen rond en ze eten uit onze handen. Wat een planeet!
Na deze bijzondere ervaring heeft de gids nog een verrassing voor ons in petto. We stoppen bij een zilverkleurig meer. De zon schijnt er in en maskeert op het eerste gezicht de vele roze stippen. We komen dichterbij en de stippen worden vogels. We komen nog dichterbij.
Het zijn flamingo´s!
Honderden.
Hoe is het mogelijk, tropische vogels in een ruig woestijnlandschap met vooral ijskoude nachten.
Elegant staan ze op smalle poten en maken bijna koerende geluidjes. We gaan in het gele gras zitten, vrij dichtbij. Tegen de achtergrond van de witgetopte bergen die perfect weerspiegelen in het strakke meer, zitten we vol verbazing het tafereel gade te slaan. Langzaam stappen de flamingo’s steeds dichterbij terwijl ze hun voedsel uit het water filteren met hun kromme snavel.
Sommigen zijn bijna geheel wit met wat zwarte randen in hun staart. Anderen zijn flamingo roze, tegen het oranje aan. Net als de bergen wordt elke flamingo vergezeld van zijn scherpe spiegelbeeld in het vlakke water. Onvergetelijk.
Fluisterend vraag ik Wendy of ze even in mijn arm wil knijpen om er toch zeker van te zijn dat ik niet droom.
"Ai!! Zo hard hoeft nu ook weer niet!"
Verschrikt vliegt de hele troep flamingo’s op. Een hels kabaal van fladderende vleugels en opspattend water doorbreekt de serene stilte. Heel even. Al na enkele meters landen de flamingo’s als op commando allemaal tegelijk.
" Nee, ik droom dus niet," stel ik beteuterd vast.
Een roze veer dwarrelt voor mijn neus langzaam richting het gele gras. Ik pak het op en stop het voorzichtig tussen de pagina’s van ons dagboek.
We moeten verder.
Niets verbaast ons nu nog; alle kleuren en vormen, alle dieren. We passeren nog meer vormen: rotsen in de vormen van bomen en vogels. Op de weg lopen struisvogels, hun veren wijd uit...
In de zandvlakte staat één rots. Raar, maar we staan inderdaad nergens meer verbaasd van. Dachten we.
We stoppen bij de rots. En opeens komen daar schattige konijntjes uit, met lange pluizige staarten. Ze lijken wel op chinchilla’s. Ze blijken viscocha’s te heten. En ze eten brood uit onze handen…
Als op commando wijken de bergtoppen uiteen en glijden we over een oneindige woestijn vlakte, slechts her en der begroeit met wat polletjes kleurloze vegetatie. In de verte lijken de bergen te drijven op hun luchtweerspiegelingen die het aanzicht hebben van langgerekte meren. De vormen hebben ons verlaten en net als de verveling dreigt toe te slaan, begint de horizon fel te schitteren.
"Weer zo´n luchtweerspiegeling?"
Onze gids begint te lachen: "Welkom op de Salar van Salar."
Niet begrijpend staren we naar de horizon en komt het felle wit dichterbij. Her en der laat de woestijn om ons heen al wat felle witte plekken zien. Voordat we het weten heeft het bruingeel van de woestijn plaatsgemaakt voor een witte uitgestrektheid tot zover het oog reikt.
Plotseling laat onze Toyota spaceshuttle een fontein van water opspatten. Dwars door een wit meer gaan we langzaam richting het oneindige wit. Het water gaat over in een witte brei en langzaam ontwaren we aan de horizon iets dat lijkt op enkele huisjes. Na lang aandringen van iedereen doorbreekt de gids eindelijk zijn geheimzinnige glimlach.
"Welkom op de salar, ofwel de zoutmeren van Salar Uyuni. Al dat wit is dus puur zout dat her en der onder water staat. Op sommige plekken is de zoutdikte wel meer dan een meter. En zien jullie die huisjes in de verte? Dat is een zouthotel, een hotel volledig gebouwd van zout."
En inderdaad. Als we bij het hotel uitstappen, zien we met eigen ogen dat de gebouwen geheel zijn gemaakt van zoutblokken. Zelfs de tafels en de stoelen in het hotel zijn van zout. Dit is werkelijk onwerkelijk...
... ik schrik wakker.
Mijn hersens hebben even tijd nodig om te realiseren waar ik ben.
"Oh ja, het zouthotel."
Als ik rechtop ga zitten zie ik grijze betonnen muren. Ik sla de gordijnen open en zie dat de zon al op is over de daken van het stadje. In de verte zie ik het stadje overgaan in een grote gele strook en aan de horizon drijven bergen op hun luchtweerspiegelingen. Verdwaasd stoot ik het dagboek van het tafeltje naast het bed en dwarrelt er een veer achteraan. Als ik de veer oppak zie ik zijn prachtige wit en felroze kleur.
Een flamingoveer?
Elk woord is waar gebeurd?!!!