1632.
De Spanjaarden veroveren Zuid-Amerika. Ze winnen snel terrein en de Inca’s krijgen nu in de gaten dat ze geen afspraken met deze mensen kunnen maken. Telkens weer schenden de Spanjaarden de bepalingen. De Tempel van de Zon in Cusco is al helemaal van zijn goud ontdaan.
Manco Pacaq, de huidige Incakoning, staat het allemaal niets meer aan. Hij besluit te vluchten naar Vilcabamba, maar hij doet het slim. Hij stuurt bericht aan MachuPicchu om die stad te ontruimen en gaat zelf een hele andere weg naar Vilcabamba. De Spanjaarden krijgen op die manier niets te weten over het bestaan van MachuPicchu…
Het is 1911, 23 juli. Een Amerikaanse professor, Hiram Bingham, is al enige tijd in de ruige bergen van de Andes op zoek naar Vilcabamba, de laatste schuilplaats van de Inca’s. Het weer is bar slecht. Ergens onderweg heeft Bingham met zijn team onderdak gevonden in een herberg waar ze besluiten te schuilen voor de striemende regen.
Bingham raakt in gesprek met de herbergier en vertelt hem van zijn plannen. Als een geschenk uit de hemel vertelt de herbergier hem dat hij boven op een bergrug een groot aantal ruïnes weet te liggen. Bingham belooft de herbergier een zilveren dollar als hij hen daar kan brengen, een beloning die de herbergier niet weigert.
De volgende morgen regent het nog steeds enorm, maar Bingham kan en wil niet blijven en besluit te vertrekken. Zijn medereizigers hebben weinig trek om mee te gaan, dus gaat Bingham alleen verder met de herbergier. Nadat ze met behulp van een gammele brug de wild stromende Urubamba rivier hebben overgestoken en zeshonderd meter geklommen hebben, komen ze bij een hut aan waar ze gastvrij door een boer en zijn familie worden ontvangen.
Nog steeds is het weer bar en boos. De herbergier vindt nu toch de beloning niet meer in verhouding staan met de zwaarte van zijn tegenprestatie en wil meer geld van Bingham. Deze weigert de ontrouwe man meer te betalen waarna de herbergier rechtsomkeer maakt en terug loopt naar zijn herberg.
Verslagen zit Bingham in de hut zijn kansen in te schatten dat hij op basis van de routebeschrijving van de herbergier de ruïnes zelf kan vinden. Met handen en voeten weet hij de boer duidelijk te maken wat hij hier zoekt. De boer schudt ineens driftig met zijn hoofd en roept zijn tienjarig zoontje Pablo. Met enkele gebaren wordt het Bingham duidelijk dat ook zij weten waar de ruïnes liggen en in de stromende regen vervolgt hij de zware weg omhoog, nu begeleid door de tienjarige Pablo. Hogerop de berg klimmen ze over Incaterrassen en niet veel later wordt hij voor zijn inspanningen beloond. Hij staat aan de poorten van Machu Picchu!
Midden in de hoogland jungle liggen ruïnes, volkomen overwoekerd door bomen en dikke vegetatie. Pablo toornt Bingham mee naar de koninklijke graftombe waar de jongen regelmatig voor de regen schuilt en Bingham beseft meteen dat hier iets bijzonders ligt. Maar de Inca’s hebben altijd gezwegen over MachuPicchu, dus denkt hij dat hij eindelijk de grote Incastad Vilcabamba heeft ontdekt. Hij vindt tweeënzeventig mummies waarvan tachtig procent vrouw en lijdend aan syfilis. Hij vindt geen goud, zegt hij…
Later schrijft hij in zijn boek "De ontdekking van Machu Picchu":
"Plots stond ik voor de muren van ruïnes en van huizen, de beste kwaliteit Incabouwkunst. De muren waren moeilijk te zien, daar ze in de loop der eeuwen gedeeltelijk waren overwoekerd door bomen en mos, maar in de schaduw van bamboe-bosjes en dicht vervlochten klimplanten waren hier en daar muren zichtbaar van witte granieten blokken, die met grote precisie waren uitgehouwen en waren samengevoegd. Er waren schitterende tempels en koninklijke huizen te zien, een groot plein en tientallen huizen. Het leek wel een droom."
Snel wordt duidelijk dat het niet Vilcabamba is, maar een mysterieuze Incastad.
MachuPicchu is herontdekt.
Een kleine negentig jaar later.
Een verharde weg is aangelegd tussen het dorpje Aguas Calientes beneden bij de Urubamba rivier en de ruïne stad MachuPicchu. Toeristen bussen rijden af en aan en dumpen de toeristen voor de ingang van een luxe restaurant dat bij de ingang van de stad is gebouwd.
Een lange stroom met andersoortige toeristen daalt af vanaf de zonnepoort en nadert de historische stad vanuit een andere richting, de originele richting, die van de Incatrail. Hun eerste gezicht op de oude stad laat zien dat er veel weer opgebouwd is. De binnenplaats van de stad is bedekt met een gazon dat perfect kort wordt gehouden door enkele lama’s.
De lopers hebben geluk. Het is vandaag niet erg druk. Het is zelfs mogelijk om een foto van de toegangspoort te maken zonder allemaal toeristen erachter. Dan lopen ze achter de gids aan naar het hoogste gedeelte van MachuPicchu, het tempelplein. Laten we ze volgen…
"Dit is het belangrijkste plein in MachuPicchu. Dat kun je zien aan de stenen die hier het meest gepolijst zijn en perfecter dan elders in de stad op elkaar passen. Hier vindt je de meeste symboliek en zelfs een staaltje van Incaversiering. Kijk deze steen heeft precies dezelfde vormen als de bergen erachter. Puur voor decoratie."
Ze lopen door en komen bij de zonnewijzer.
"Dit is de top van de heuvel die de vorm heeft van een piramide, de vorm die de Inca’s gebruikten als heilige plek, hun tempelcomplex. Op de top van de piramide staat een steen waarvan de schaduw werkt als een zonnewijzer. Hier bepaalden de Inca’s de tijd."
De groep kijkt onder de indruk uit over de tempels en ziet de stad in al haar glorie op de bergrug liggen. Ze vervolgen hun weg over het binnenplein naar het gedeelte van de stad waar de mensen woonden.
Veel van deze huizen zijn weer opgebouwd en het is een perfecte plek vol steegjes om in rond te dwalen en een voorstelling te maken hoe de Inca’s hier ooit hebben geleefd. Steegje door, hoekje om, overal uitzichten op de machtige bergen rondom, gebouw in, boven de afgrond staan met de rivier heel ver beneden, tempels… Eén ding is zeker. De oorspronkelijke bewoners van deze stad hadden geen hoogtevrees.
Het eindpunt van de tour is de tempel van de Condor, de enige tempel in de bewonersgedeelte. "De tempel van de Condor maakt fantastisch gebruik van de natuurlijke omgeving, de vorm van de rotsen."
En inderdaad. Twee hangende rotsen gevormd door miljoenen jaren wind en regen hangen als twee vleugels tegen elkaar. Daar waar ze bij elkaar komen hebben de Inca’s een platte steen gelegd die ze in de vorm van een condorkop hebben gehouwen.Wat een fantasie.
"Boven op de vleugels zijn nissen in de rotswand gemaakt, waar mensen konden worden vastgebonden. Bingham geloofde daarom dat dit de gevangenis was. Later zijn er theorieën ontstaan dat dit de plek was waar de doden werden neergezet zodat ze op de vleugels van de Condor naar het volgende leven konden vliegen. De Inca’s geloofden niet in een hemel. Ze geloofden in reïncarnatie waarbij je terugkomt met dezelfde sociale status. Een timmerman bijvoorbeeld komt terug als timmerman. Daarom hebben de mummies ook altijd attributen bij zich van hun uitgeoefende beroep."
De tempel is indrukwekkend. En als de groep onder de vleugels van de Condor door loopt, stellen zij zich voor hoe hier de Maagden van de Zon hebben gelopen. En hoe de stad erbij moet hebben gelegen in al die vergeten jaren. Hoe zal ze er over honderd jaar uitzien als alle ruïnes in de omgeving zijn ontdekt? Als mensen zoveel andere transportmiddelen hebben dat niemand meer vier dagen gaat lopen? En degenen voor gek verklaren die dat wel hebben gedaan…
***
We krijgen maar geen genoeg van Machu Picchu, haar schitterende ruïnes en bijbehorende verhalen en vooral haar onbegrijpelijke, surrealistische ligging. MachuPicchu ligt op 2400 meter hoogte en ongeveer 100 kilometer van Cusco.
De Heilige Stad ligt tussen twee scherpe pieken, in het zuiden de Machu Picchu (Oude Berg) en in het noorden de lagere Huayna Picchu (Jonge Berg). Zo’n achthonderd meter lager kolkt de Urubamba door het steile rotsdal.
We dwalen lang door een doolhof aan steegjes en trapjes. Bij één van de vele plekjes waar we gaan zitten om van het uitzicht te genieten, valt mijn blik op de zwarte randen van mijn vingers…
… Aguas Calientes … Aguas Calientes … Aguas Calientes weerklinkt het weer in mijn hoofd.
"Ai, bijna vergeten, de warmwater bronnen."
Na een uurtje of zes MachuPicchu hoeven we niet lang na te denken en beginnen aan de afdaling naar dat puntje aan de rivier ver beneden ons.
Een dikke anderhalf uur later lopen we onder begeleiding van een heel regiment aan porters die ook terug gaan naar huis, het dorpje binnen.
Aguas Calientes is als een wild west dorp gebouwd langs het spoor waar al het leven zich ook afspeelt.
We nemen snel een kamer in één van de hostels aan het spoor, kopen de laatste twee treintickets voor morgenochtend zes uur en lopen naar de "aguas calientes", het warme water. Kreunend en krakend laten we ons in het zo’n vijfendertig graden warme water glijden. Koel biertje erbij en de wereld is volmaakt …
perfect volmaakt …
… perfect volmaakt?
Bijna perfect volmaakt, want er is altijd wel een Israëliër …
Israëliërs deel 2, Amiti
Ze zijn hier gewoonweg overal en niet te vermijden. En heel af en toe, met de nadruk op heel, kom je er één tegen die echt alleen reist en goed te pruimen is. Op onze lijst wel-te-pruimen-Israëliërs prijken welgeteld twee namen. De eerste was Gil op Utila waarmee we de rescue duikcursus hebben gedaan. Sympathieke, stille boom van een kerel met een melancholische blik die hem vanaf het eerste moment dat je hem ontmoet sympathiek maakt.
De tweede is Amiti, een jonge Israëlische enthousiasteling met een tomeloze energie die hij tot vermoeiends toe met zijn gebrekkige engels botviert op zijn medereizigers. Zijn goede eigenschap: hij heeft een hekel aan Israëliërs en vermijdt ze zoveel mogelijk.
Amiti.
We hebben hem van het Australische stel gekregen waarmee we in San Pedro de Atacama die surrealistische fietstocht door de woestijn hebben gemaakt. Enkele weken later komen we ze zomaar weer tegen in het hostel in La Paz. Het weerzien is hartelijk. Op hun kamer vinden we Amiti, de druk pratende Israëliër. Het lijkt wel alsof ze met z’n drieën een kamer delen, want we zien hem volcontinu met het Australische stel op één kamer zitten. Niets blijkt minder waar als Amiti ’s avonds in zijn eigen kamer verdwijnt.
Dat had voor ons al een teken moeten zijn dat Amiti een reiziger is van het soort dat alleen reist maar nooit alleen wil zijn. Oftewel een plakker die als hij zich éénmaal aan heeft vastgehecht, moeilijk meer los laat.
Het Australische stel vertrekt de volgende dag richting Argentinië, terwijl wij naar Isla del Sol willen. Laat dat nu net op de route liggen die Amiti ook van plan is. Maar speciaal voor ons stelt hij net zo makkelijk zijn plannen ietwat bij zodat hij de volgende dag fris en vrolijk met ons in de bus naar Copacabana stapt.
Die zijn we voorlopig niet kwijt.
De volgende dagen zitten we aan zijn continu ratelende gebrekkige engels vast. Af en toe ratelt hij zo erg dat ik de helft niet mee krijg. Doodvermoeiend. Ik bedoel, het is een goede jongen, begrijp me niet verkeerd, maar ik ben behoorlijk gesteld op mijn rust en mijn vrijheid. Zijn onophoudelijke benauwende pogingen om niet alleen te zijn ten koste van mijn bewegingsvrijheid is duidelijk iets wat ik de afgelopen maanden niet heb gemist. En hij bedoelt het zo goed en eigenlijk is het gewoon een aardige vent. Alleen iets te opdringerig. Maar bot zijn is niet wat hij verdient en niet iets wat ik over mijn hart kan verkrijgen.
De laatste dag Isla del Sol. Eindelijk heeft hij door dat we toch wel gesteld zijn op wat vrijheid en hij laat ons die dag alleen wandelen over het eiland. ’s Avonds bij het eten meldt hij dat hij de volgende ochtend vertrekt naar Cusco, voor ons reden genoeg om nog een dag op het eiland te blijven.
Zo worden wij op een nette manier bevrijd van onze Israëlische "plakker".
Cusco.
We komen hem weer tegen. Amiti heeft een maat gevonden waarmee hij illegaal en goedkoop de Incatrail op wil. Het toeval wil dat net op het moment dat wij de brug over de Urubamba oplopen om de Incatrail te beginnen, Amiti met zijn vriend briesend tegen de poortwachter aanschreeuwen omdat hij ze niet wil doorlaten. Ze hebben geen vergunning gekocht.
Arme Amiti. Hij wil alles zo goedkoop mogelijk doen en nu krijgt hij het deksel op zijn neus.
Die drie dagen Incatrail zien we geen Amiti. Plots, op de laatste camping, die met die supergezellige kantine, duikt Amiti weer op. Ze hebben uiteindelijk betaald en lopen nu met een verplichte gids de Incatrail. Onze ontmoeting is vluchtig, maar dat halen we ruimschoots weer in als we hem tegen het lijf lopen in Aguas Calientes.
Hij staat voor me in de rij voor het "goedkope" treinkaartje voor de trein van morgenochtend zes uur. In zijn overbekende enthousiast gekwebbel raast Amiti aan één stuk door over het verrotte toeristenklimaat van Peru. Alles is erop uit om de toeristendollars uit zijn zakken te kloppen. Over de trein terug naar Cusco heeft hij al helemaal geen goed woordje over, maar ja, het alternatief is lopen en dat vindt hij toch net iets te ver.
Dan is hij aan de beurt. Net als ik heeft hij een briefje van vijftig dollar, maar de nogal norse loketbeambte heeft geen wisselgeld. Amiti begint net een tirade dat die gozer het wel heeft, maar gewoonweg weigert te wisselen als ik medelijden met hem krijg en hem sus. Terwijl hij naar de overkant van het spoor in een restaurantje probeert te wisselen loop ik naar de wachtende Wendy. Zij heeft wel twee maal tien dollar. Rustig loop ik terug naar het loket en wacht daar op de beambte die inmiddels druk bezig is met iets nutteloos. Het duurt niet lang of Amiti komt ook weer aanlopen op het moment dat ik onze kaartjes in ontvangst neem.
Om niet al te onbeschoft over te komen, wacht ik naast Amiti tot hij zijn kaartje heeft, als blijkt dat de beambte net zijn laatste kaartjes heeft verkocht.
Aan mij!
Als een Irakese STUD raket ontploft Amiti uit elkaar. Uitzinnig over zoveel onrecht in deze wereld kaffert hij de onverschillige beambte uit voor alles wat lelijk is in deze wereld. De beambte is na een tijdje het gezeik zat en probeert mijn kaartjes terug te pakken zodat hij er één aan Amiti kan verkopen. En eerlijk is eerlijk, oorspronkelijk was Amiti eerder dan ik. Uiteraard ontwijk ik het gebaar van de beambte maar dat is niet nodig. Amiti wil er niets van weten om zijn vage recht op mijn kaartjes uit te spelen en wordt nog kwader op de officier.
De beambte sluit vermoeid het luik met de opmerking dat hij misschien wellicht mogelijk nog wel een extra wagon kan regelen als Amiti twintig medestanders weet te vinden.
Als een razende pakt Amiti zijn spullen om Aguas Calientes af te struinen op zoek naar twintig toeristen die ook morgenochtend uit deze "klerezooi" weg willen.
Ondertussen begin ik hem stiekem toch wel echt te mogen, ondanks zijn vermoeiende aanwezigheid.
***
Aguas Calientes is als een wild west dorp gebouwd langs het spoor waar al het leven zich ook afspeelt.
We nemen snel een kamer in één van de hostels aan het spoor, kopen de laatste twee treintickets voor morgenochtend zes uur, niet zonder enige mazzel en lopen naar de "aguas calientes", het warme water. Kreunend en krakend laten we ons in het zo’n vijfendertig graden warme water glijden. Koel biertje erbij en de wereld is volmaakt … perfect volmaakt …
… perfect volmaakt?
Bijna perfect volmaakt, want er altijd wel een Israëliër …
… Het wordt al schemer als we samen met Stephan en Simona volledig van de wereld intens genieten van het warme bad en het koele bier. Wreed en ruw wordt de volmaakte rust verstoord door een enorme plons voor onze neuzen, terwijl in het water springen hier toch echt verboden is.
Amiti.
Met een brede jonge-honden grijns komt zijn kop boven water uit. Hij heeft zijn twintig medestanders gevonden en heeft goede hoop dat hij morgenochtend met die dure klotentrein mee kan richting Cusco.
En anders.
Anders loopt hij die achtentwintig kilometer naar het eerstvolgende dorp wel om daar een bus naar Cusco te pakken.
Als een dolle spat hij in het rond en moeten wij ijlings onze koele biertjes in veiligheid brengen. Lachend kijk ik Stephan aan. We zijn er allebei roerend over eens. Het is een bijzonder exemplaar.
Amiti. Niet snel te vergeten.