Dag 1

Het is half zeven vroeg in de ochtend. Stipt op tijd zitten we klaar in de "lobby" van ons hotel dat de deuren nog heeft gesloten. Slaperig wachten we, vier minuten, want op dat moment wordt er al op de deur geklopt. Het is voor ons.

We lopen achter de vrouw aan die ons in een stevige looppas leidt naar één van de vele pleinen die Cusco rijk is. Hier moeten we wachten op de bus terwijl de vrouw haastig verder loopt, wellicht op zoek naar andere "slachtoffers van het vroege uur".

Een heerlijk zonnetje komt over de daken tevoorschijn en we hoeven niet lang te wachten voor de eerste bus verschijnt. Vol! En bij navraag is het ook niet onze bus.

Volgende bus komt aanrijden. Nog voller! En ook niet onze bus. Nog een bus. Vol!

De ene na de andere lading toeristen komt aan ons voorbij voor zeer waarschijnlijk de Inca Trail. Wat moet je anders zo vroeg in een bus die allemaal een naam hebben die eindigt op "tour company". De moed zakt ons in de schoenen.

"Gaan we dit leuk vinden? Hadden we toch niet moeten besluiten niet te gaan?"

In mijn gedachten verschijnt een schitterend Incapad met een langgerekt lint aan mensen. Voetje voor voetje schuifelen we richting MachuPicchu. Al die regels, al dat betalen voor vier dagen frustratie? Al dat betlaen omdat je vindt dat je niet naar Peru kunt zijn geweest zonder de Incatrail te lopen?

Half acht.

De zoveelste bus en uit het niets komt onze haastige mevrouw weer tevoorschijn om ons de bus in te drijven. Vol! We kunnen er gewoonweg niet meer bij in. Onze rugzakken worden al wel vast op dak gehesen en wij wachten in het aangename zonnetje op een kleiner busje dat ijlings wordt geregeld. Ondertussen wordt Cusco wakker en de vele verkopers die dit plein kennen als dagelijks vertrekpunt voor de Incatrail komen allemaal even goeiendag zeggen. Naast ons zijn mensen druk in de weer om een stand op te bouwen inclusief computer en enorme luidsprekers. Het blijkt een actie om geld in te zamelen voor de slachtoffers van de aardbeving in Arequipa van drie weken geleden.

Half negen.

Het tweede busje is er, stopt en rijdt weer door. We wachten. Weer komt het busje langs, maakt dezelfde schijnbeweging waar we dit keer niet in trappen en rijdt weer verder. Dan eindelijk om kwart voor negen stopt het busje, drie maal is scheepsrecht, en mogen we echt instappen.

We hadden nog minstens twee uur in bed kunnen liggen…

We laten Cusco achter ons en worden langzaam maar zeker steeds meer omsloten door steile kegelvormige bergen. Ons geduld wordt nog eens op de proef gesteld als we ook nog ergens stoppen voor een ontbijt waar volgens mij niemand behoefte aan heeft.

We maken nog even wat mee, want voordat we weg gaan wordt het busje opeens omringd door allemaal lokalen. Het blijken mensen die graag als porter de Incatrail willen lopen. Voor hen is het schijnbaar goed verdienen.Er zit echter een maximum aan het aantal porters dat we meenemen en de rest druipt teleurgesteld af. We worden weer even geconfronteerd met de kloof tussen ons en hen.

Dieper en dieper rijden we de bergen in. We slaan de grote verharde weg af om langs de bruisende Urubamba rivier een hobbelige zandweg te bedwingen. De bus is er absoluut niet op gebouwd en schudt ons ruw heen en weer. Eindelijk na een ochtend waar geen einde aan leek te komen, komen we aan bij het beginpunt van de Incatrail, KM 82.

Half twee.

Na alle negatieve gebeurtenissen laten we ons humeur niet meer vergallen. Het voordeel van dit late uur is dat er geen andere groepen te zien zijn hier. Dus in betrekkelijke en vooral onverwachte rust vertrekken we met onze groep van dertig toeristen, elf porters en twee gidsen over de spoorlijn die ons over een paar dagen weer terug moet brengen.

Met z’n vieren zetten we er even een lekkere vaart in, om zo als eerste te kunnen beginnen zodat we niet midden in de drukte hoeven te lopen. Een wachterhuisje helpt ons daarmee, want iedereen moet zijn entreekaart laten zien. In de chaos die dan ontstaat, zijn wij de eersten die de wachters passeren en de hangbrug over de ruige Urubamba rivier betreden.

Dit is dan de Incatrail. De beroemde tocht. En we zijn alleen met z’n vieren! Perfect. Het schitterende landschap laat ons gelijk alle sores van de laatste dagen vergeten en alle vier genieten we met volle teugen van de geweldig mooie omgeving. De rivier, de rotsen waarlangs het pad kronkelt en de overweldigende hoeveelheid geel bloeiende brem geeft ons het gevoel dat we weer leven.

Beneden raast de Urubamba rivier. Het pad glooit door het massieve landschap en als we achter ons kijken zien we de machtige besneeuwde top van de berg Veronica van meer dan vijfduizend meter hoogte.

We zijn klein.

We zijn nietig.

Regelmatig verstoren langs rennende porters onze rust, stuk voor stuk met minstens twintig kilo op de rug. En dan niet in die super-de-luxe rugzakken zoals wij die hebben. Nee, bepakkingen van alle soorten en maten met slechts een stuk touw of een kledingstuk als schouderband. Hun gezichten drijven nu al glimmend van het zweet en hun gehijg is zwaar. En om de tegenstelling met ons nog groter te maken lopen ze allemaal op versleten sandalen…

… Mijn rugzak zit perfect, slechts gevuld met twee slaapzakken, twee matjes en wat kleding. De brede heupband steunt comfortabel op mijn heupen en mijn oude trouwe bergschoenen zitten als gegoten, na een dikke vijf jaar en drie lange reizen dagelijkse dienst. Het pad glooit vriendelijk en onze lichamen zijn na meer dan een maand op hoogte goed gewend aan enige inspanning in deze ijlere lucht. Snel bereiken we de lunchplek die we niet kunnen missen.

Wat een enorme hoop mensen.

Onze porters hebben de lunch al klaar als we aankomen en een schuldgevoel maakt zich van me meester. Ze sjouwen zo hard voor ons!?

Na de spaghetti met tomatensaus en kaas, een banaan en thee, laten we de porters achter met de afwas en lopen wij verder. Regelmatig lopen we langs wat hutjes ten teken dat op dit gedeelte van de Incatrail gewoon mensen wonen. Een paar mannen zitten heerlijk in de namiddagzon te genieten van hun eigen gebrouwen bier, chicha. In grote emmers staat het roze schuimende goedje langs het pad, ook om te verkopen aan de dappere toerist die het waagt dit darmkrakende goedje te willen proberen.

Het pad loopt continu licht omhoog, maar te weinig om er echt moe van te worden. De gids, Guido, heeft alleen al wel drie keer gewaarschuwd voor de dag van morgen. "Remember me well!!", begint Guido met zijn standaard uitdrukking. "Morgen is de zware dag. Daar valt het huidige pad volledig bij in het niet."

Wendy kijkt bedenkelijk. Ze is vanochtend al opgestaan met een keelpijn die alleen nog maar erger lijkt te worden. Regelmatig valt haar stem weg en loopt ze als een zeeleeuw te kuchen. Perfecte timing voor een griepje…

Dat wordt morgen nog wat.

Maar ze houdt het nu goed vol. De natuur is schitterend en de zon schijnt heerlijk. Langzaam duikt hij achter de bergen en valt de schemer in. Langzaam ga ik toch al verlangen naar onze eerste campingplaats, ondanks het lichte pad. Het was toch wel een lange dag al met al. Guido geeft aan dat we de groep in tweeën verdelen en dat de ene helft verderop kampeert. Wij dus. Terwijl iedereen afslaat richting grasveldjes vol met tenten, moeten wij verder.

Het pad gaat steeds steiler omhoog en de schemer verandert langzaam in donker. Mijn benen laten nu echt weten dat ze moe worden en ik probeer een ritme aan te houden en tel op mijn ademhaling. Eén ademhaling, twee stappen. Mijn voeten moeten elke keer de zwaartekracht overwinnen.

Het wordt donkerder en steiler.

We passeren de zoveelste kampeerplek, nu gehuld in vele kaarslichtjes. Een paar lopers laten met een opgeluchte zucht hun rugzak vallen … hun plek. Ik zie geen bekende gezichten van onze groep, dus zet ik mijn geest en lichaam weer op de automatische piloot. Wij moeten nog door.

Dan na een bocht zien we bekende gezichten op een bankje bij wat hutjes zitten. Verderop flikkeren kaarslichtjes en zien we vaag tenten staan. Opgelucht laten we onze rugzakken vallen, toe aan wat eten en vooral toe aan liggen. Onze medegroepsleden lijken ons niet echt op te merken gezien hun wazige blik. Dan schud ik er één wakker en vraag of dit onze kampeerplek is.

"Nee!"

"Nog verder?"

"Ja."

We hijsen ons weer overeind en lopen weer. Elke stap gaat nog zwaarder want de geest moet eerst deze tegenslag zien te verwerken. Een kwartier later zien we Guido staan die als een fris hoentje richting een veldje wijst. "Daar gaan we overnachten!"

Het is stikdonker. Het is dus absoluut niet te zien in welke omgeving we bivakkeren, al zijn de ontelbare lichtjes beneden ons spookachtig mooi. Langzaam komen we iets op kracht als we onder een rond afdak plaatsnemen. We zijn te gast bij een boer die hier met zijn hutje wat bijverdient door groepen een kampeerplek te bieden. Ook heeft hij bier, chips en koekjes te koop. Maar wij hebben genoeg aan het eten en verlangen nog maar naar één ding. Een bed. Maakt niet uit hoe hard…

 

 Dag 2

De nacht op drieduizend meter hoogte komen we goed door. Als ik de tent opensla en nog slaperig de kou in stap, wordt het geheim van gisteravond onthult en zie ik pas waar we zijn.

We staan op een grasveldje bij een houten huisje waar de boer al bezig is met wat emmers. Om me heen staan enorme bergen, dichtbij, waar een vallei zich smal doorheen klieft. Het is bijna intiem. Geen vergezichten, maar intieme reuzen die mij als nietig wezentje, beschermend onttrekken aan het oog van de grote boze buitenwereld. Zo moet een mier zich voelen in een knollenveld met stenen. Klein en veilig.

Het is koud. Een strakblauwe lucht kondigt een perfecte dag aan, al kan dat hier in de Andes in enkele minuten volledig omslaan. Onze kampeerplek ligt boven de vallei op de flanken van één van de vele bergen. Ik kijk uit over de lengte van de intieme vallei waar de ochtend mist nog als een dikke deken vecht tegen de warmte van de opkomende zon.

Pats! Ineens schiet de eerste zonnestraal langs de berg recht in mijn gezicht.

"Ahhh, warmte…"

De mistige vallei licht her en der op door een zonnestraal die langs een bergrug weet te stralen. Een prachtige lichtshow volgt terwijl achter mij de porters druk in de weer zijn om het ontbijt klaar te zetten. Ontroerend mooi. Terwijl ik driftig mijn ietwat snotterige neus aan het ophalen ben laat mijn oog een traan… Kou? Ontroering?

Wat een leven.

Dit is leven.

Vroeg laten we de tenten achter ons. De porters zullen ze opbreken en mee sjouwen naar de volgende kampeerplek.

Guido had het gisteren al beloofd, het zal een zware dag worden. Weten wij veel. Wat zegt het ons nou dat we moeten klimmen van drieduizend meter naar tweeënveertig honderd meter hoogte? Heel weinig. Maar de Inca’s zorgen ervoor dat we heel snel voelen wat klimmen hier betekent. We krijgen niet eens de tijd om de stijve benen van de ongebruikelijke inspanning van gisteren los te maken.

Het pad begint direct achter onze kampeerplek aardig te stijgen, maar zo zal later blijken, nog op een vriendelijke manier: zonder treden en grote stenen. Een redelijk gelijkmatig pad slingert zich omhoog door dichte vegetatie. Prachtige bomen bedekt met lichtblauw groene mossen geven de omgeving een spookachtig uiterlijk van een hoogland jungle.

Het pad is druk.

Vele groepen zijn op hetzelfde moment begonnen aan de tocht omhoog, maar al snel verstommen de gesprekken om plaats te maken voor gehijg. Het langgerekte lint aan lopers met rugzakken valt heel snel uit elkaar en het filegevoel verdwijnt gelukkig.

De stijve benen zijn door de inspanning ook snel los en als we vrij snel redelijk alleen lopen begin ik echt te genieten van dit moment. Mijn longen zuigen de koele zuurstof uit de lucht. De inspanning is zwaar, maar mijn rugzak is licht en de omgeving wonderschoon. Dit is leven. Dit is op en top genieten.

Mijn gedachten gaan terug naar die bureaubaan die ik heb opgegeven om nu hier te kunnen lopen, en het gelukzalige gevoel stijgt tot ongekende hoogte. Ik krijg de grijns niet meer van mijn hoofd. De tegenstelling met het werkende leven thuis is ook zo groot, niet te bevatten gewoon. En alleen al het idee dat ik nu aan zo’n bureau saai zou zitten te wezen of nietszeggende vergaderingen zou houden, maakt het moment van nu nog intenser, nog gelukzaliger.

Dit is op en top genieten.

Geen geklets aan mijn kop, alleen maar gehijg en het gefluit van vogeltjes dat af en toe wordt overstemd door het geruis van vallend water. Heerlijk. Eén met de natuur.

Het vriendelijke pad is ondertussen wat onvriendelijker aan het worden. Grote keien liggen schots en scheef en vergen af en toe wat balanceerwerk van de enkels. Regelmatig vormen die keien een verzameling treden als het pad wat te steil omhoog loopt. Porters rennen ons links en rechts voorbij alsof het pad niet omhoog loopt. Gelukkig hijgen ze minstens zo zwaar als wij, maar ja, twintig kilo… Het schuldgevoel over die porters is allang weg want ik moet er niet aan denken al die rotzooi zelf omhoog te sjouwen. Die rugzak van mij is met zo’n acht kilo zwaar zat voor dit werk.

Plotseling trekt de zwaartekracht niet alleen aan mijn rugzak, maar ook aan mijn ontbijt en krijg ik de behoefte om ergens enorm te moeten gaan zitten. Pauze!

Tussen het hoge gras en de bomen, een paar meter boven het pad geef ik het ontbijt aan moeder natuur met wat grassprietjes die kriebelend aan mijn achterwerk protesteren. Pfff, dat loopt een stuk makkelijker. Rugzak op en verder gaat de klim.

Na enige tijd realiseer ik me dat het pad alleen nog maar uit treden bestaat. Treden van een oneindige trap. En dan niet van die mooie egale, gelijkmatige treden. Miezerige kleine ongelijke treetjes wisselen zich af met monsterlijke reuzentreden die een aanslag plegen op mijn bovenbenen. En die rugzak weegt inmiddels minstens tien kilo.

Mijn gehijg kan ik niet meer onderdrukken en enthousiast trekken mijn longen de lucht naar binnen. We nemen steeds vaker een korte pauze om dan hijgend te genieten van het uitzicht achter ons. Prachtige witte bergtoppen toornen hoog boven de smalle en diepe valleien uit. Wij miezerige wezentjes worstelen ons op één van die bergen omhoog, langzaam richting de hemel, de diepte achter ons latend.

Na een uurtje of twee klimmen, stoppen, klimmen, rusten, drinken en zitten, houden de bomen het ineens voor gezien en lopen we in de felle zon over een rotsachtige grasflank. Guido wijst richting een ronde deuk tussen twee bergtoppen hoog boven ons.

"Dat is de pas, de hoogste pas van de Incatrail. We zijn nu "al" halverwege", roept hij op zijn inmiddels bekende energieke manier. "Remember me well, ja."

"Halverwege!?!? Allejezus, halverwege pas! Dan moeten we dus nog zeshonderd meter de hoogte in", piept Stephan.

"Halverwege? Allemachtig, wat een klote treden", weet ik hijgend ontzet uit te brengen.

"Sjongejonge, wat een rotvolk die Inca’s. Dit noem je toch geen looppad meer al die scheve keien en ongelijke treden!", laat ook Wendy duidelijk weten hoe ze zich nu voelt.

Ik probeer elke trede met het andere been dan de vorige te nemen, maar tot mijn grote irritatie lukt dat nooit met die ongelijke krengen. En die pokke rugzak weegt inmiddels een dikke vijftien kilo, ik zweer het je. Hoe hoger je in de atmosfeer komt hoe meer een massa gaat wegen vanwege het verminderde aantal zuurstof moleculen die de rugzak ondersteunen. De wet van Kemp, zelf bedacht tijdens de ontelbare treden de hoogte in.

Uurtje later.

Mijn benen zijn nu echt van beton. Al minstens een half uur staar ik naar de top. Het lijkt wel alsof ik hem kan aanraken, hoef mijn hand maar uit te steken, zo dichtbij lijkt die deuk voor mij. En ik kauw niet eens cocabladeren…

De automatische piloot zit er inmiddels op: zes stappen en dan een halve minuut staan hijgen, zes stappen, enzovoort. Na elke halve minuut pauze voel ik me fris en sterk genoeg om deze berg op te vreten. Na elke pauze hou ik mezelf weer voor de gek: "Zo nu in één ruk naar de top. Moet makkelijk kunnen."

Welgeteld drie stappen en even zovele treden later, ligt mijn tong alweer op mijn schoenen. Weer drie stappen verder en slechts één trede, weigert elke vezel in mijn benen dienst. Het stadium van de krachttermen ben ik allang voorbij en het schatten van het gewicht van mijn rugzak doe ik ook niet meer. Dat ding trekt me gewoon naar beneden. Deze inspanning, dit gevoel is ongekend. Is het tekort aan zuurstof? Of is het de ongenadige treden van deze oneindige Incatrap? De rugzak of mijn enthousiasme in het eerste kwartier? Ik weet het niet, maar na elke pauze ben ik weer op adem om vervolgens na drie stappen weer helemaal op apegapen te liggen. Dit heb ik nog nooit meegemaakt!

Afgepeigerd na een klimmetje van vier uur

Na vier uur en een kwartier klimmen vallen we halfdood neer op de laatste trede. Het uitzicht is letterlijk en figuurlijk adembenemend, maar eerst hebben we wat tijd nodig om weer op adem te komen om ervan te kunnen genieten.

Wendy heeft een matje uit mijn rugzak gepakt en is erop gaan liggen. Doodop. Zij heeft met haar halve griep onder haar leden werkelijk een buitenaardse prestatie geleverd. Gelukkig komt ze vrij snel weer bij positieven om ook van deze unieke plek te genieten. Ze is nog fit genoeg om een Israëliër op zijn nummer te zetten die een lege zak chips zomaar van zich af gooit. Wendy raapt deze prompt op en geeft de zak terug met de opmerking: "Deze is geloof ik van jou, niet?"

Terwijl we op de top van de pas zitten te genieten van het uitzicht en de lange stroom mensen die nog bezig zijn de berg te bedwingen, begint de wind onze klamme lichamen behoorlijk te verkleumen.

"Laten we maar weer verder gaan", zegt Stephan.

Simona hebben we bij het vertrek gezien en daarna niet meer. Zij houdt als fanatieke wandelaar een enorm tempo aan met haar skistokken.

"Robocop", grijnst Stephan met een brede lach terwijl hij overgaat tot een houterig robotloopje met stokken.

"Ik ga haar vanavond vragen of ik wat olie van haar kan lenen om mijn gewrichten te smeren…."

Onder ons ligt een bredere vallei waar we nu in duiken. In de verte zien we de tenten als speldenknoppen in het veld al liggen. Daar moeten we dus heen.

Steil naar benenden gaat het. De treden die omhoog al moeilijk zijn, zijn naar beneden nog ellendiger. Ze halen me volledig uit het ritme. Dan weer één stap voor een trede, dan weer twee of drie stappen. Steeds kom ik met hetzelfde been uit die de stap naar benenden moet opvangen wat een ware aanslag pleegt op mijn knie.

Hijgen doe ik niet meer, daarvoor hebben we nu de zwaartekracht als vriend, maar de knieën krijgen het nu echt te verduren. Wat zal ik blij zijn als we op de kampeerplek zijn…

 

Dag 3

Wakker worden op de Incatrail

 We worden wakker van het licht buiten en ritsen ons tentje open. Het begint bijna saai te worden, maar weer is een adembenemend uitzicht onze beloning. Langs onze blote voeten zien we steile bergen voor ons liggen. Boven de mistige vallei reiken de toppen die zijn bedekt met sneeuw. De eerste stralen van de morgenzon beschijnen ze en witte wolken drijven langzaam en vredig voorbij. Wat is de wereld hier vooral ’s ochtends vroeg spectaculair mooi.

"Desayuno!!", schreeuwt Guido terwijl hij ruw aan ons tentje schudt.

We schrikken op uit dit vredige beeld en merken dat we ons ietwat hebben verslapen. Haastig pakken we alles in en snellen richting ons ontbijt dat al lang en breed klaar is gezet door onze trouwe porters.

Nog versuft van de diepe nachtrust beginnen we de tocht van vandaag met direct een fikse klim omhoog. Hadden die Inca’s dat pad niet gewoon recht om die berg heen kunnen aanleggen? Onze benen protesteren nog een beetje van die zware dag van gisteren. Guido montert iedereen op door ons op het hart te drukken dat gisteren verreweg de zwaarste dag was en dat het vanaf nu alleen nog maar mooier wordt.

Hij heeft gelijk.

De omgeving is ontzettend mooi. Voor ons gevoel zijn we nog maar nauwelijks onderweg, maar achter ons ligt het kamp al diep in het dal ver weg. Voor ons ligt één van de eerste Inca ruines, Runkuraqay…

Runkuraqay.

Astronomisch centrum en controle post.

Wat een plek.

De halfronde ruïne ligt net onder een pas en kijkt uit over de diepe vallei met haar machtige bergen als wakers. De kleine ruïne was vooral een controle post, onderdeel van het verbluffend snelle communicatie netwerk van de Inca’s. Estafette lopers renden met een boodschap over dezelfde Incapaden die we nu belopen, wisselden elkaar elke drie of vier kilometer af om zo binnen enkele dagen het hele Incarijk te bestrijken.

"Runkuraqay ligt in een cirkel van Incagebouwen. Vanuit het centrum van die cirkel liggen andere gebouwen en tempels op een afstand van één kilometer hemelsbreed van elkaar. Een aantal gebouwen zijn ontdekt, maar een heel aantal ook nog niet. Archeologen vermoeden dat er daar in die berg meer moet liggen", en Guido wijst op de berg waar we vanuit Runkuraqay op uitkijken.

"Het volledige Incapad is ook nog niet gevonden. Het pad tot nu toe is niet het oorspronkelijke Incapad, dat begint hier. Het zal me niet verbazen als in die berg onder het zand en de stenen een tempel ligt en dat we daar ook het oorspronkelijke Incapad aantreffen."

Vol bewondering kijken we naar de berg voor ons. De zon verschijnt vanachter de berg en zet de berg in een bizar silhouet. Wat een plek! Voor de Inca’s was geen enkele berg te hoog als daar het pad daadwerkelijk loopt. En ik maar denken dat we hoogtes hebben overwonnen. Die gasten liepen hier niet alleen hard, ze hebben de boel eerst nog aangelegd ook. Hoe is het in vredesnaam mogelijk geweest om dit pad, dit netwerk van duizenden kilometers lengte, op deze hoogte en in deze ruige omgeving aan te leggen. En ze kenden het wiel niet eens!!!

"Vanaf deze ruïne lopen we pas echt over het originele Incapad."

"And remember me well, I never give times for walking, but thirty minut to top!"

Juist, Guido met zijn "remember me well". Continu wordt hem gevraagd hoelang het nog naar de top is, en geen enkele keer wil hij een tijd noemen, maar doet hij het toch. Dertig minuten dus naar de tweede pas van de Incatrail op zo’n vierduizend meter.

Simona staat alweer klaar om met haar skistokken de berg op te vreten terwijl wij nog staan na te genieten van het uitzicht.

"Can you lend me some batteries", weet Stephan haar nog net na te roepen. Maar Simona is al lachend onderweg en voor de rest van de dag zullen we hooguit in de verte haar silhouet nog ontwaren. Ze leent zelfs een boek van ons voor de pauzes die ze moet nemen om op ons te wachten.

De klim is een heel stuk korter en makkelijker dan gisteren en dertig minuten later staan we op de top.

"Makkie, hè?", grijnst Guido ons al tegemoet.

Na elke bocht kan er een Incaruine verschijnen die opgaat in het landschap

Als we de daling inzetten gaan we steil naar beneden en duurt het niet lang of het landschap verandert. Langs het pad staan grote bomen in de meest grillige vormen en bloeiende struiken in paarse en rode kleuren. De zon brand fel. We merken aan de temperatuur dat we al een aardig eind zijn gedaald en zijn blij met de bomen die voor de broodnodige schaduw zorgen.

Het pad krult langzaam weer de hoogte in en loopt nu ook door kleine grotten en onder grote rotsen door. De bomen maken weer plaats voor de vele struiken en grassoorten. De laatste pas ligt nu voor ons en het is er stervend druk. Boven op de bergrug blijkt een heuse camping te staan met allemaal dezelfde tenten van de grote en luxe tourgroepen.

Dwars door de zee van gele tenten leidt Guido ons richting een grote uitstekende rots. Het uitzicht vanaf hier is misschien wel de mooiste van de hele trip. Fluisterend laat Guido weten dat hij ons hierheen heef gebracht om de machtige grootsheid van de bergen te voelen. En inderdaad, op deze plek voel ik me echt nietig, klein zoals ik me nog nooit gevoeld heb.

Ik zit op de rand van een diepe afgrond en staar de diepte in. Onder mijn voeten duikt de afgrond honderden meters recht naar beneden en onbewust schuifel ik met mijn kont nog wat naar achteren. Voor mij rijst een enorme kegelvormige berg uit de diepte. De Urubamba rivier stroomt er als een dun draadje omheen. Duidelijk is de trein te horen die langs de rivier door de zeer smalle vallei rijdt. De hoorn weergalmt versterkt tegen de bergwanden. Dat is de trein van Aguas Calientes naar Cusco …

Nietig maar een groots gevoel

"Aguas Calientes, Aguas Calientes, het eindpunt van deze vier dagen sjouwen".

De woorden Aguas Calientes klinken als engelen in mijn oren. Aguas Calientes met haar natuurlijke warmwater baden. Ik kijk naar mijn gitzwarte nagels en smerige kleding en de behoefte, het verlangen naar die warme baden wordt enorm. Als een magneet trekt dat dorp dat daar ver in de diepte beneden me ligt, aan me. Bijna geef ik me over aan de kracht van dat verlangen. Bijna laat ik me van de rand afglijden om naar die heetwaterbron beneden mij te zweven…

"Daar achter die berg links, die met een vlag op de top, daar ligt MachuPicchu", fluistert Guido.

Snel zie ik af van mijn plan en besluit nog één dag zonder bad of douche vol te houden. Het uitzicht is eigenlijk ook veel te mooi om me druk te maken over mijn fysieke voorkomen en ik laat me weer volledig opnemen door de grootsheid van de bergen en dalen om me heen.

Ruw word ik gewekt uit mijn dagdromen door Guido: "Remember me well. Two more hours to camp".

Zuchtend en krakend sta ik op om de zware tocht naar beneden te beginnen. Een ware aanslag op mijn knieën en enkels al die vreselijke treden. Gelukkig heb ik uit voorzorg de boel vanochtend met tape ingebonden.

Hijgen doe ik niet naar beneden, ik laat gewoon de zwaartekracht het werk doen. Het is continu de klap opvangen van weer een stap naar beneden die de benen zuur maken. Dat opgeteld bij de inspanningen van de afgelopen twee dagen…

Eerst probeer ik voorzichtig de treden te nemen. Ik moet er niet aan denken om me nu te verstappen. Maar na een poosje bij elke trede die behoorlijke kracht opvangen met mijn knieën, merk ik dat het voorzichtige lopen en het continu afremmen me ook behoorlijk opbreekt. Mijn benen gaan echt trillen. Langzaam overwin ik mijn angst en probeer ik in één vloeiende beweging de treden te nemen. Dat betekent dus zo’n beetje dat ik me rennend over de treden stort. Tot mijn stomme verbazing gaat dat een stuk beter en is dat veel minder belastend voor mijn enkels en knieën.

Na tweeënhalf uur dalen komen we eindelijk bij de camping aan.

Anticlimax!

Wat een enorm grote camping. Gruwelijk en vooral totaal onverwacht komen we op een camping westerse stijl aan. Alsof we een klap in ons gezicht krijgen lopen we verdwaasd de westerse wereld in. Na twee dagen buiten lopen in een werkelijk fantastisch landschap, bergen, frisse lucht, tropisch bos met een ultiem vrij gevoel, staan we nu op een plek waar werkelijk alle toeristengroepen bij elkaar zijn gepropt. Een groot gebouw doet dienst als enorme "gezellige" kantine met Latijnse muziek. Er is een bar, maar om wat te drinken moet je eerst muntjes halen bij een loket in de hoek van de kantine. De toiletten zijn veel te klein voor zoveel mensen en zijn dus te smerig om op te gaan en er staat nog een enorm lange rij voor ook. Er zijn ook douches met naar het schijnt warm water. Maar het ziet er niet uit.

Wat een tegenstelling tot onze vorige kampeerplek. Midden tussen de bergen, langs een riviertje met steenkoud water was je één met de Incanatuur. Hier hebben ze gewoon een massacamping neergezet.

Kunnen mensen nu niet nog één dag langer zonder die ontwikkelde onzin, zonder westerse toiletten en douches met warm water?

Hadden ze daar nu niet één dag mee kunnen wachten?

We wachten ons eten af in de kantine en ondergaan ondertussen de cultuurschok van de onwerkelijke vakantiesfeer. Ik voel me uit de mythische Incasfeer gerukt, uit de natuur geplukt als een bloeiende bloem die daardoor heel snel zal verwelken. Wat een klote sfeer hier. Hele groepen hebben de in mijn ogen ongepaste vakantie sfeer er helemaal in en dansen de meest vreemde bewegingen op de latin muziek. Wat een lol!

Snel werken we het eten weg en vluchten naar onze tent.

Morgen om vier uur op voor een hopelijk meer gepaste en indrukwekkende afsluiting van de Incatrail …

… MachuPicchu.

 

Dag 4

Het is nog stikdonker als het alarm van mijn horloge afgaat. Juist ja, vier uur. En dat om de zonsopgang over MachuPicchu te kunnen zien.

Buiten de tent is het echt stikdonker. De maan is in geen velden of wegen te zien en op ons gevoel pakken we de rugzak in. De tent laten we staan voor de porters. Met lood in mijn schoenen schuifel ik naar die verafschuwde kantine voor het ontbijt. Snel werken we de broodjes naar binnen om de grote stroom voor te zijn, maar we zijn niet de enigen met dat idee.

In een lange rij lopen we in het donker de laatste anderhalf uur naar MachuPicchu. Het pad is nog even smal en ongelijk met af en toe diepe afgronden direct naast het pad. Gelukkig is het pad niet echt meer steil en loopt het min of meer golvend, dan weer omhoog, dan weer omlaag. Ver beneden ons doemen de lichten op van de dam die in de Urubamba rivier is gebouwd als achter ons het gekwebbel van een groep Israëliërs dichterbij komt…

***

Israëliërs

In enorme aantallen strijken ze neer in Latijns Amerika, zowel jongens als meiden. Allemaal komen ze rechtstreeks uit het leger waar een flink aantal van hen wel iemand heeft neergeschoten. Ze zijn in ieder geval strak gehouden en gooien die discipline er hier helemaal uit, met elkaar samen. Ze trekken in groepen op en gaan allemaal naar dezelfde accommodatie en eettenten en houden elkaar via internet op de hoogte naar welke tenten ze wel en niet moeten gaan.

De saamhorigheid is bijzonder. Het lijkt wel alsof de geschiedenis van eeuwige onderdrukking en vechten tegen de rest van de wereld zijn sporen nalaat op de huidige generatie joden. Ze doen alles voor elkaar tot het asociale toe. De ochtend van de derde dag, toen wij ons iets hadden verslapen, hadden zij bijna het volledige ontbijt geconfisqueerd voor hun maten die zich ook hadden verslapen. De laatkomende Israëliërs werden met broodjes begroet, terwijl wij bij de porters om extra moesten vragen.

Ze zorgen duidelijk voor elkaar. Zij tegen de rest van de wereld.

En als je een tour gaat doen en je hebt het praktische onvermijdelijke geluk een groep te treffen die voor de helft uit Israëliërs bestaat, nemen ze de groep volledig en luidruchtig over. Ze houden namelijk nooit op met kletsen met elkaar in hun ggebrgreeuws met al die kloterige gggg’s. Het is niet te geloven. Overal en altijd kwebbelen ze met elkaar…

***

Ondanks dat het donker is en het pad ongelijk, is de wandeling mystiek. Het laatste stukje Incatrail naar de verborgen stad terwijl het langzaam licht wordt. Prachtig. Voetstappen en gehijg mengen zich met de eerste vogelgeluiden.

Ver beneden ons doemen de lichten op van de dam die in de Urubamba rivier is gebouwd als achter ons het gekwebbel van een groep Israëliërs dichterbij komt.

Potverrrrrr.

Weg die mystieke sfeer.

Eikels.

Het duurt niet lang of er loopt er één al kletsend direct achter mij die mij al duwend probeert te passeren op dit smalle pad. Ze lopen hier dus iedereen weg te duwen om eerder bij MachuPicchu te zijn. Nu word ik echt pissig.

"Denk maar niet dat je langs mij komt, over mijn lijk!"

Als ik hem voel duwen om me te passeren, gooi ik mijn elleboog in de strijd en bijt hem toe dat hij net als iedereen op zijn plek moet blijven lopen.

"Please, sir", bedelt hij nog.

"Nope!"

De inhaalrace heb ik dan wel tot stilstand gebracht, maar het is moeilijk om nu nog echt te genieten van de nachtelijke wandeling. Jammer! En onder het luidruchtige Hebreeuwse gekwebbel lopen we zwijgzaam verder.

Het is al licht als een paar forse treden een steile klim inluiden. Boven me zie ik wat stenen die ooit een gebouw hebben gevormd. Boven gekomen loopt het pad door een Incapoort, de Intipunku ofwel zonnepoort en daar doemt als een geestverschijning MachuPicchu voor ons op. Een stuk lager, tussen twee bergpunten op een richel ligt deze beroemde Incastad. Omringd door terrassen die de diepte in verdwijnen is de ligging van de stad onbegrijpelijk. Boven op een bergrand!

Overal rond MachuPicchu duiken de bergwanden steil de diepte in om te eindigen in de Urubamba rivier ver beneden ons. Sluierbewolking hangt tussen de bergen en de mystieke sfeer is in één klap terug. Dit is met geen pen te beschrijven en met geen foto vast te leggen. Wat ontzettend mooi…

De muren van de zonnepoort zitten al helemaal vol met stille genieters. Nou ja, halfvol dan, want die andere helft wordt bezet door kwebbelende, irritante Israëliërs. We lopen maar door en vinden een eindje verder een stil plekje om van de zonsopgang over MachuPicchu te genieten. Zonder Israëliërs! En de eerste die hier komt zitten en zijn bek opentrekt…


Langzaam worden de bergtoppen om ons heen oranje verlicht door de zon. Heel langzaam en het duurt nog een dik uur voordat de eerste zonnestralen over de bergen reiken en MachuPicchu in een mooi licht zetten.

Langzaam richt de zon haar stralen op MachuPicchu