Terug in Peru
Met een kleine traan verlaten we Isla del Sol na een paar dagen het gevoel te hebben gehad onderdeel te zijn geweest van een ongecompliceerde boeren gemeenschap.
We steken de grens met Peru weer over, de grens die ergens dwars over het Titicaca meer ligt. En eerlijk gezegd, het is even wennen. Is Bolivia een oase van toeristische rust met als uitschieter Isla del Sol, in Peru is het toerisme echt toegeslagen. Nauwelijks de grens over begint het al met de drijvende rieten eilanden in het Titicaca meer waar de mensen speciaal voor de toeristen elke dag doen alsof ze er leven. Ooit hebben de mensen hier echt zo geleefd, op de vlucht voor de Spanjaarden die iedereen als slaven in de zilvermijnen van Potosi lieten werken. Hier vonden een aantal een veilig oord… Nu is het verworden tot een toeristische vertoning.
De kleine eilandjes staan vol hutjes met souvenirs. Speciaal voor de toeristen staat er ook nog een flamingo te poseren, een beest dat niet eens rond Titicaca voorkomt maar in de zoutmeren op de hoogvlaktes. En echt, in eerste instantie staat dat beest zo stil op één poot dat ik denk dat het een nepper is. Als een paar toeristen dan iets te dichtbij komen voor een foto, hobbelt het toch weg.
![]() |
![]() |
![]() |
Het duurt niet lang of er komt zo’n typerende rieten sloep aan gepunterd, zo één die prijkt in elke vakantiefolder over Peru. Als een horde bijen op honing, storten de toeristen zich op de aanleggende boot, wat het eiland gevaarlijk doet overhellen. Een tochtje terug in de Incatijd kost klauwen vol met geld en blijkt het buureilandje als eindpunt te hebben. Welgeteld een dikke vijf minuten later staan de avonturiers weer op het golvende riet.
"Ik wil weg", strubbelt mijn linker hersenhelft.
"Ik wil terug naar Isla del Sol!", schreeuwt mijn rechter hersenhelft.
Het is gewoon niet te geloven. Ook op Isla del Sol komen toeristen. Weliswaar niet in zulke grote getallen, maar ook Isla del Sol is toeristisch te noemen. Alleen daar trekt de lokale bevolking zich er niets van aan en leven gewoon hun leven. En hier, hier is het gevecht om de toeristendollars in volle hevigheid losgebarsten.
Ai, wat wordt de jammerklank van mijn beide hersenhelften op onnavolgbare wijze ingewilligd. De dagtoer die we hebben geboekt gaat verder en bevrijdt mij van het drijvende rieten namaakleven.
We varen nog een uurtje of twee over het Titicaca meer. Langzaam komt mijn gedeukte gemoedstoestand ietwat tot rust. Dit is mooi. Dit is genieten. Een meer, zo groot, gelegen op zo’n grote hoogte, omringd door de ruige toppen van de Andes, is gewoonweg iets unieks in deze wereld. Gelukkig laat de overweldigende schoonheid van Titicaca me dat snel realiseren en brengt mijn antistoffen in een roes die onafscheidelijk bij het reizen door exotische plaatsen hoort.
Verzonken in mijn gelukzalige roes, leggen we aan bij het rotsachtige eiland Taquile. Ruw krijg ik een enorm draai om mijn oren van een breiende man in authentieke kleding bestaande uit een stoer Spaans stiervechter jasje en een wollen kaboutermuts.
![]() |
Weg gelukzalige roes!
"Welkom in het dieptepunt van toeristische uitbaaterij. Als een lelijk eendje in het mooie Titicaca, lig ik hier speciaal voor jullie toeristen…", schreeuwen de denkbeeldige lichtreclames die als een fata morgana boven het eiland zweven. Volgens mij ben ik met mijn gedrogeerde geest de enige die ze zien.
Taquile is een eiland waar de mensen nog "traditioneel" leven, in traditionele sociale gemeenschappen waarbij vooral de kleding een enorme toeristische aantrekkingskracht uitoefent. De vrouwen spinnen en de mannen breien. Mutsen. Er zijn een drietal verschillende mutsen die allen een eigen status weergeven. En alleen mannen mogen breien. De beste breier krijgt ook de mooiste vrouw…
De vrouwen dragen zwarte rokken als ze getrouwd zijn en felgekleurde rokken als ze op zoek zijn. De mannen hebben allemaal een tasje met cocabladeren aan hun riem hangen. Hier begroeten ze elkaar niet door handen te schudden, maar door wat cocabladeren in het tasje van de ander te stoppen.
Wauw, de toerist mag er alleen maar dollars in stoppen. Overal staan mannen, vrouwen en kinderen in hun mooiste outfit op de mooiste plekken klaar om op de foto te worden gezet. Maar voor niets gaat de zon op. De niets vermoedende toerist maakt zijn ultieme plaatje om vervolgens te worden getrakteerd op een chagrijnig uit de hoogte gezicht die op niet mis te verstane wijze zijn of haar beloning komt incasseren.
"Betalen voor een foto! Zijn ze wel helemaal…"
Waar is jullie waardigheid gebleven? Leven jullie nu alleen nog maar voor de toeristen dollars of leven jullie je leven zoals je wilt, met de tradities van voorouders omdat het jullie onderscheidt van de rest van de wereld? Omdat het jullie cultuur is, gevormd door jullie eigen geschiedenis waar je trots op mag zijn?
Of is die verkleedpartij alleen maar om jullie cultuur te verkwanselen aan toeristendollars als een goedkope hoer op de walletjes van Amsterdam. Vang wat er te vangen is en of jullie daar nu als een schijnheilige je eigen cultuur uitbaten zonder de waarden en normen van jullie kaboutermutsen te respecteren…
… Ach, zolang jullie ontkomen aan armoede, iedere dag te eten hebben, warme kleding en een dak boven je hoofd hebben zonder dat jullie daar werkelijk uit de naad voor hoeven werken…
In Nederland hebben we ook zo’n "Open lucht" museum. Daar "leven" mensen in het stenen tijdperk met alles erop en eraan van negen tot vijf om dan weer naar het huis van de cyber space tijdperk te gaan. Feitelijk is het hier niet echt anders, alleen leven ze er vierentwintig uur per dag.
We behoren tot de weinige gelukkigen die hier niet blijven overnachten bij een "traditionele" familie. Wij gaan terug naar Puno, de stad waar mensen op hun geheel eigen wijze proberen te voorzien in hun levensonderhoud.
Onderweg varen we nog langs de rieten eilanden, terwijl de zon langzaam haar oranje ondergaande gloed werpt over het Titicaca meer. De mensen op de rieten drijvende eilanden zijn inmiddels vertrokken. Hun werkdag zit er al weer op…
En om het compleet te maken komt onze gids in Taquile klederdracht vlakbij Puno in westerse kleding uit het onderruim van de boot. Zelfs in Puno wordt zijn lokale kleding niet geaccepteerd…
***
Cusco!
DE Incahoofdstad uit de gloriedagen van de Incacultuur. En dat wisten de Spanjaarden ook. Om de boel flink onder de duim te houden hebben zij de stevige Inca funderingen gebruikt om er prachtige koloniale gebouwen op te zetten. Schitterend, alleen lijken al die mooie gebouwen te zijn bezet door souvenirwinkels, restaurants, en tourbureaus die allemaal aan de voorbijkomende toerist lopen te trekken. En aangezien wij nogal blond zijn…
Maar gezegd moet worden dat die Spanjaarden ook een aardig mooie klus hebben geklaard. Vooral ’s avonds is Cusco erg mooi met het bijkomende voordeel dat onze blonde haren minder opvallen.
![]() |
![]() |
Al enkele dagen trekken we op met Simona, een aardige Tsjechische en Stephan, een olijke Fransman.
Simona kwamen we tegen aan de grens met Bolivia. Terwijl wij een brommertaxi namen vanaf de grens naar de busstation, enkele kilometers verder, zagen we haar lopen met haar onafscheidelijke skistokken (?!). Later kwamen we haar tegen in de bus en zijn vanaf dat moment met z’n drieën verder getrokken. Die skistokken heeft ze om haar slappe heupgewricht te ondersteunen tijdens het lopen, want lopen is haar passie. Als het aan haar ligt, loopt ze heel Zuid Amerika door. Ze is ontzettend aardig. Nu delen we zelfs een hotelkamer met haar, om de behoorlijke kosten hier in Cusco vooral voor haar te drukken.
![]() |
![]() |
![]() |
Stephan kwamen we voor het eerst tegen op Isla del Sol waar hij in het zelfde hostel zat. Aangezien Isla del Sol geen echte restaurantjes heeft, kwamen we elkaar elke keer bij het avondeten in het hostel tegen, maar verder reikte het contact niet. Nu komen we hem weer tegen in het hotel in Cusco en blijkt het echt te klikken. Zijn levensinstelling is van dezelfde ongedwongen relaxte stijl als de onze en vooral zijn droge humor is super. Oké, zijn Engels is natuurlijk van een komische "alo-alo" gehalte met zijn Franse accent, wat zijn grappen alleen maar lachwekkender maakt.
Met z’n vieren worstelen we ons door het aanbod van de vele tourbureaus op zoek naar informatie over de reden waarom we hier zijn: de Incatocht naar de verborgen stad MachuPicchu. Binnen een uur zijn we overladen met alle soorten en smaken met even zovele prijzen. Tot onze stomme verbazing is de toegangsprijs voor de Incatrail inclusief MachuPicchu verhoogd van zeventien naar vijftig dollar, zomaar ineens. Daarbij is het sinds één juni ook nog verboden om de tocht zelf te organiseren. Verplicht georganiseerd dus!
Verslagen zitten bij het laatste bureautje dat de goedkoopste tot nu toe is. De vrouw achter de tafel is gelukkig niet van het chagrijnige soort, dus mogen we haar wel. We vragen nog naar de huurprijs voor slaapzakken en matjes, want die hebben wij niet bij ons. Per nacht één dollar valt alles mee en langzaam wordt ons humeur iets beter. Gelukkig slaan ze niet overal een slaatje uit…
"… Oké, jullie willen vier dagen tour?"
"Ja."
"Kost honderd vijftien dollar"
"Wat??? Honderd vijftien dollar. Net zei je nog negentig!"
"Ja, ja, trein terug uit Aguas Calientes is vijfentwintig. Heel veilig, speciaal voor toeristen".
"Nee, geen dank, wij nemen wel de lokale trein. Hoeveel kost die?"
"Kan niet!"
"Kan niet?"
"Nee, lokale trein te gevaarlijk. Toeristen eigen trein. Veel beter."
"Ja, en veel duurder. Wij nemen de lokale trein terug naar Cusco!"
"Kan niet! Verboden voor toeristen."
"VERBODEN???"
"Ja."
"Goo…vrrr alle jeees. Vijfentwintig dollar? Is er geen bus voor drie kwartjes?"
"Nee, alleen trein. Maar ’s ochtends om zes uur is trein tien dollar, speciaal voor toeristen. Heel veilig. Alleen kan niet hier kopen, alleen daar in Aguas Calientes."
Nu is het hek van de dam. Dit slaat alles. Nu zijn we alle vier echt chagrijnig. Dan maar geen Inca Trail. Als het zo moet!!!
Vriendelijk zeggen we de aardige vrouw dat we nog wel terugkomen en pissig lopen we richting ons hotel waar we voor de tv op onze verdieping gaan hangen.
Samen zitten we enorm te balen van de kloterige toeristische sfeer hier met al haar regeltjes die maar één doel lijken te dienen: hoe krijgen we zoveel mogelijk dollars uit de buidels van die rijken geklopt. Wie verzint er nu een prijsstijging van zeventien naar vijftig dollar? En dan die rotstreek van die trein. Niet te geloven. Ik bepaal zelf wel of ik de lokale trein te gevaarlijk vind.
En nog zoiets. Als je hier een tempel wilt bekijken, één tempel, moet je een tempelkaart kopen waarmee je de tien belangrijkste gebouwen in kunt. Uiteraard voor een weinig zacht dollarprijsje. "Ik wil helemaal niet tien gebouwen zien. Eén maar en daar wil ik best voor betalen, maar een normaal bedrag graag."
Onmogelijk.
Vooral Simona en Stephan balen enorm van dat verplicht georganiseerde gedoe en zijn in eerste instantie van plan om gewoon zelf te gaan en maar te zien hoever ze komen. Wendy en ik zijn snel iets bijgekomen van de enorme geldklopperij hier. Wij tillen net iets minder aan het gedoe, gevormd door onze Azië reizen waar we hebben geleerd dat niet altijd alles op de gewenste manier gaat. Uiteindelijk krijg je spijt als je om deze "bijzaken" iets laat lopen. Wij hebben onszelf al vaker te pakken gehad, vasthoudend aan principes terwijl we achteraf alleen maar spijt kregen. Dat zal ons nu niet gebeuren en wij besluiten om georganiseerd te gaan, in Aguas Calientes te overnachten om de "goedkope" trein ’s ochtends zes uur terug naar Cusco te nemen. Het duurt niet lang of Simona en Stephan gaan ook om.
We gaan met z’n vieren, georganiseerd.
Aan het einde van de dag gaan we terug naar het goedkoopste toerbureautje om te merken dat de vrouw is vervangen door een ander. Na nog een stevig robbetje onderhandelen waarbij zelfs Simona en Stephan de draad volledig kwijtraken, hebben we uiteindelijk de deal die we willen.
Vier dagen en drie nachten zullen we vijfenveertig Inca kilometers belopen en op Inca gronden kamperen. Porters zullen de tenten en het voedsel dragen en een kok zal voor ons koken. Lopen moeten we zelf…