Tikal, een brug te ver

Na vier nachten hangmat, waar we verbazingwekkend snel aan zijn gewend, pakken we de boel in en gaan samen met Eva en André, een Nederlands stel dat op Mayabell heeft gekampeerd, naar de busterminal in Palenque. We verlaten de hippie enclave in de Maya wereld. Wat een combinatie.

Een klein soort busje brengt ons naar het grensstadje Frontero Corozal. Op het laatste moment stapt Dan, een jonge Engelsman, er ook nog in. Met Eva en André klikt het gelijk en al kletsend zijn we in een mum van tijd aan de grens met Guatemala. Dan zegt de hele weg weinig tot niets.

De chauffeur van de minivan laat ons eerst bij een immigratie kantoor onze paspoorten stempelen. Tien minuten later zet hij ons af bij wat houten huisjes aan een rivierbedding. We kunnen gelijk mee met een bootje en dalen af om via een strandje naar één van de lokale houten boten te lopen. Zo’n drie kwartier varen over een bruine junglerivier stoppen we bij een zelfde soort strandje en zijn we in Guatemala. Op naar Tikal, net als Palenque één van de grotere Maya overblijfselen. Nog even langs de immigratie.

Het is snikheet en de officier wil dat we betalen voor zijn stempel. Tuurlijk, corrupte grapjas. Dat hoort niet, maar we weten dat vooral in schimmige grensovergangen als deze het normaal is dat de officier wat "bijverdient". En die stempel hebben we echt nodig. We wisselen onze Mexicaanse pesos in voor quetzales bij een manneke dat al een tijdje bij ons staat aan te dringen en betalen de officier een geringe bijdrage aan het levensonderhoud van zijn familie.

Nu de bus naar het stadje Flores. Het wisselmannetje weet met een brede lach te verkondigen dat de laatste bus net weg is. Maar geen nood. We kunnen bij hem wel kaartjes kopen voor de volgende bus.

"Volgende bus?"

"Inderdaad, kaartjes voor de volgende bus … morgenochtend. En oh ja, ik weet ook nog een leuk hostel voor de overnachting."

"Ja, dat geloven we, slimpo".

Heerlijk.

Met een brede lach zie ik zo het tafereel aan. Dit heb ik eigenlijk wel gemist in Mexico. Dat gedoe, dat spel van de lokalen die je graag wat willen verkopen en daarbij wat misleiding niet uit de weg gaan tegenover de reiziger die maar moet zien te raden of hij in de maling wordt genomen of dat het manneke de waarheid spreekt.

Tja, en wat doe je dan.

Navragen bij andere mensen, liefst nietsvermoedende voorbijgangers zonder dat het mannetje erbij hangt om invloed uit te oefenen op het antwoord van de voorbijganger. Vooral als je met meerdere personen bent gaat het ontwijken van het manneke heel makkelijk. We splitsen ons op, iets wat hij niet kan, en ieder vraagt aan een andere voorbijganger hoe de vork in de steel zit. Antwoorden verzamelen en het antwoord dat het meest is gegeven zal wel het dicht bij de waarheid liggen. Heb je net zoveel verschillende antwoorden als ondervraagden, dan heb je een probleem.

We splitsen ons op en de antwoorden zijn allemaal hetzelfde. Morgen is de eerstvolgende bus en er is maar één hostel. Het manneke heeft dus toch gelijk, maar zijn slijmerige uitstraling heeft hij duidelijk niet mee. Dus die buskaartjes die kopen we wel als de bus echt gaat. Morgen.

Het is nog steeds heet, zo tegen het einde van de middag. Helaas moeten we een dikke kilometer lopen naar het hostel. En tot grote teleurstelling van Wendy zijn alleen de hangmatplekken betaalbaar. Dus weer een nachtje hangmatten…

Ik, Wendy, vind het pikkedonker eng. Daar liggen we dan weer, in the middle of nowhere. Ik had na onze week bivakkeren in de hangmat in Palenque toch juist met Erik afgesproken dat we even niet in hangmatten zouden slapen. Maar hier is helaas niet anders. Echt niet anders, want we moeten om ’s avonds wat te eten al weer helemaal het dorp terug in.

Dus ga ik maar liggen in de hangmat. Geen enkel licht en ook gene afbakening van het terrein.

Enkel het afdak waar we onder liggen.

We slapen in en ik word midden in het donker wakker. Er lopen mensen! Ik versta niets van wat ze zeggen. Wat doen ze hier midden in de nacht? Alle spookverhalen schieten me te binnen; hoe we hier morgenochtend worden gevonden, de kelen doorgesneden. En dat om een paar quetzales! Maar ik kan niets doen en blijf maar stil liggen.

Ik hoor de stemmen nog, ze sterven weg. En ik haal opgelucht adem. Me voor niets zo druk gemaakt! Wie zegt dat reizen gevaarlijk is!?…

De volgende ochtend worden we ruw en vooral indrukwekkend gewekt door het overweldigende geluid van de brulapen. Een unieke wekker.

Lang duurt het dan ook niet om volledig wakker te worden. We gaan onze reis naar Tikal vervolgen.

Stad in de jungle

Erg vroeg op.

We moeten helaas nog een uurtje bussen voordat we in Tikal zijn en de zonsopgang over de stad moet fenomenaal zijn. Maar geen nood, de toeristenbureautjes hier in Flores bieden een ruim aanbod van bussen aan die allemaal om vijf uur in de ochtend vertrekken. Vroeg op dus.

Met z’n vijven lopen we door de donkere en lege straten van Flores richting bus. Het klikt met Dan, Eva en André. We trekken nu enkele dagen met elkaar op, en het we zijn nog niet op elkaar uitgekeken. Gisteravond hebben we met z’n allen koffie en thee gedronken, gemaakt met het kookstelletje van Eva en André. We hebben gelijk wat eieren gekookt die samen met mayonaise als boter en ketchup voor de extra smaak dienen als broodbeleg voor het ontbijt straks in Tikal.

Bij de bus is het een beetje een chaos met vele toeristen die van de ene naar de andere bus worden gestuurd. Ook wij surfen mee in die golf die elke keer op gang wordt gezet door het verbluffende organisatietalent van allerlei lokale lieden die het dan weer wel en dan weer niet voor het zeggen hebben. Aan de late kant vertrekken we. Die zonsopgang kunnen we nu wel vergeten.

Als het licht begint te worden blijkt een grijze wolkendek de hemel volledig in haar greep te houden. Geluk bij een ongeluk. Al waren we op tijd geweest, een zonsopgang zit er vandaag niet in.

Na de nodige slagbomen met officials staan we dan voor de ingang van het park. Meteen laat Tikal zich kennen: in de eerste de beste boom zit een Toekan. Een paar vreemde kalkoenachtige beesten scharrelen rond en overal vliegen de meest kleurrijke en exotische vogels. Een kinderlijk enthousiasme maakt zich van mij en de rest meester. Wat een prachtige beesten hier, en dan zijn we het park nog niet eens in.

We lopen over brede paden door de jungle in de richting van de tempels. De typische junglegeluiden schallen uit het dikke groen, het ene geluid nog indringender dan het andere, absoluut niet wetend welk beestje er verantwoordelijk voor is. Langs het pad verschijnen enkele heuvels waar enkele stenen uitsteken. Duidelijk kunstmatige heuvels uit de Maya tijd. Als we een grasveldje oversteken ontwaren we langzaam tussen de bomen het topje van een hoge tempel. Vol verwachting lopen we die richting uit. De eerste stenen komen in zicht, de bomen wijken uiteen en ineens ligt daar een enorm tempelcomplex voor ons. Op een grote open plek in de jungle staan hier vele oude ruïnes rond een open veld met enkele bomen. Maar meer nog dan de eeuwenoude gebouwen worden we overdonderd door de drukte in de lucht en de onvoorstelbare geluiden die als een waterval over ons heen vallen.

Dit is een waar vogelparadijs.

Overal zitten verschillende soorten Toekans. En de lucht ziet letterlijk zwart van de zwarte vogels met felgele staarten. Op slag zijn we alle vijf de tempels vergeten en kijken vol bewondering naar deze overweldigende vogelvoorstelling.

Als kinderen zo enthousiast wijzen we elkaar aan de lopende band op al het moois wat we krijgen voorgeschoteld. Het is gewoonweg teveel. We weten niet waar we kijken moeten en zuigen als lege sponzen gulzig de omgeving in ons op. We maken elkaar daarbij alleen maar enthousiaster. We praten Engels en Nederlands door elkaar, maar dat maakt niet uit, we begrijpen elkaar veilloos.

"Kijk, daar walks een nosebeer!"

"Zie die hangende nesten van die black birds daar in die tree!"

"Wauw, een troep parrots scheert voorbij, look daar!"

"Toekan, there!"

We klimmen de eerste de beste tempeltrap op om een nog mooier uitzicht te krijgen op het vogelspektakel. Onophoudelijk turen we door onze verrekijkers en halen de mooiste vogels dichterbij zonder enig oog voor de tempels voor ons.

Plotseling slaakt André een schelle kreet.

"Kijk nou die zwarte geelstaart vogels. Ha, haaa, die maken gekke duikelingen elke keer als ze die bizarre roep maken! Kijk, daar duikt er weer één ondersteboven, vleugels wijduit, alsof hij zich laat vallen. Kijk dan! Elke keer draait hij zich weer terug op zijn tak. Wat is dit geweldig!"

Eén voor één ontdekken we de duikelende zwarte geelstaart vogel. Overal halen ze hetzelfde trucje uit en elke keer schieten we weer in de lach om deze dwaze en grappige act. En dat geluid wat ze erbij maken. We kunnen er geen genoeg van krijgen. Het is een onbeschrijfelijk geluid die lijkt op een mix van een gorgelende haan en een kalkoen, bubbelend, vol van klank. Echt zo’n exotisch junglegeluid. Fantastisch gewoon.

Met z’n vijven zitten we enorm te genieten. En dat maakt het nog meer bijzonder, dat ik mijn eigen grenzeloze enthousiasme terugzie in de ogen en reactie van de anderen. Iets wat we tijdens onze reizen nog niet vaak hebben meegemaakt en wat een echt gelukzalig gevoel geeft.

- Het mooiste in het leven is met anderen

 ergens waanzinnig enthousiast over zijn -

We krijgen langzamerhand honger en eindelijk gunnen we onszelf de tijd om ons ontbijt erbij te pakken. De broodjes ei smaken goddelijk.

Zie je de neusbeer??

 

Nieuwsgierige neusbeer

  Het duurt niet lang of we krijgen gezelschap van een nieuwsgierige neusbeer die natuurlijk komt kijken of er nog wat te schooien valt. Hij klimt de steile trap op maar durft toch niet echt dichtbij te komen. Dan probeert hij zijn tekort aan lef te compenseren met een bedelende piepje, vast een tactiek waar al vele toeristen voor zijn gevallen. Maar wilde beesten voeren vinden we geen goed idee, dus we houden ons in. Dan maakt hij een omtrekkende beweging en komt nu achter ons over het muurtje lopen. Zou dat beestje zo’n honger hebben … ?

Het eten is op. Er stromen steeds meer toeristen voorbij. De Toekans, schuw als ze zijn, zijn verdwenen. De onvergetelijke ontbijtvoorstelling is voorbij. We besluiten nu maar de ruïnes te gaan bekijken want Tikal is en blijft natuurlijk een Mayastad van eeuwen geleden.

We steken de plaza over en lopen langs de boom waar de zwarte geelstaart vogels hun nesten hebben hangen, richting Templo II om die te beklimmen. Nu pas zien we hoe steil de tempel eigenlijk is. Met handen en voeten als kleine kinderen beklimmen we de hoge treden. Bovenop kijken we tegen de boomtoppen aan. 

Hele steile kontjes.....

Onder ons vliegen continu felgroene papagaaitjes in paren voorbij, luid krijsend. Door de verrekijker zijn de spechten duidelijk herkenbaar met een rode pet op hun kop en een roofvogel die hoog in een boom op de uitkijk staat. En natuurlijk zwelt de roep van zwarte geelstaart vogel van beneden op. In de verte krijgen we weer een Toekan in het vizier en weer dreigen we de ruïnes te vergeten…

***

Het is het jaar 378.

In vol ornaat staat hij boven op het massieve Templo II. De grote koning van Tikal, Jaguar Paw, kijkt over het drukbevolkte Plaza uit. Zijn witte gewaad steekt af tegen zijn bruin glanzende huid vol fantastische tatoeages. Zijn mantel is zo wit en schittert zo fel in de zon dat het zijn postuur groter maakt dan hij in werkelijkheid is. Hij is behangen met prachtige jade sierraden om de hals, in zijn oren en door zijn neus. Maar al die pracht valt in het niets bij de verpletterende schoonheid van de blauw groene veren van de Quetzal die weelderig uit zijn hoofddeksel steken.

Dit is de grote leider.

Dit is de grote Jaguar Paw.

Vol ontzag aanbidden zijn onderdanen hun groot leider daar hoog boven hen. Hij heeft hun de overwinning gebracht in de gruwelijke oorlog met de grootste rivaal van Tikal, de stad Uaxactun.

Tot nog niet zo lang geleden heerste het grote El Mirador, een machtige grote stad zo’n vijfenzestig kilometer ten noorden van Tikal. Tikal was slechts een tweederangs nederzetting. Totdat de Ilopango vulkaan (noot van de redactie; in El Salvador) een verwoestende uitbarsting kende en met haar enorme as uitbraken vele handelsroutes vernietigde. Toen viel de macht van El Mirrador snel uiteen en ontstond er een machtsvacuüm in de regio. Twee steden doken hierin en begonnen een bloedige oorlog om het leiderschap in de regio. Tikal en Uaxactun. Jaguar Paw wint.

Bloederig…

… De hele bevolking van Tikal is samengekomen op de Plaza. Nu de oorlog is gewonnen komen de rituelen tot een climax. Er golft een elektrische spanning door de menigte als enkele gevangenen de steile trap van Templo II worden opgesleept. Dit is pas echt offeren. Hoog op de piramide, zo dicht mogelijk bij de goden en zo gruwelijk mogelijk. Dit is andere koek dan de tussendoortjes hier op de offertafels beneden. Tijdens de oorlog zijn al vele gevangen in massa rituelen geofferd aan de goden door ze in stukken te hakken nadat ze eerst worden gemarteld door nagels uit te rukken, ledematen af te hakken en genitaliën te fileren.

Nee, nu vindt het grote werk boven op de tempel plaats, door de grote leider zelf.

Als de gevangenen boven zijn worden ze vastgebonden en op hun ruggen uitgestrekt op een offersteen. Met angstaanjagende ogen komt Jaguar Paw dichterbij en trekt een indrukwekkend groot mes uit zijn gewaad. De gevangenen raken uitzinnig van angst en kermen angstkreten die door merg en been gaan.

De spanning in de menigte groeit en hun blind fanatisme zwelt aan. Dan slaat Jaguar Paw toe. Met een vloeiende beweging reit hij de naakte borstkast van het slachtoffer open en met blote handen rukt hij het nog kloppende hart eruit en houdt deze triomfantelijk omhoog. De menigte raakt uitzinnig en een enorm lawaai golft omhoog en omringt Jaguar Paw. Het bloed stroomt over zijn omhoog geheven arm op zijn witte gewaad. Als in een tranche smijt hij het rode goedje naast zich neer en buigt zich over de tweede gevangene.

De menigte is niet meer te houden en schreeuwt onophoudelijk om meer offers. Dit is wat de goden willen. Want alleen met menselijk bloed zijn de goden gunstig te stemmen en menselijk bloed kunnen ze krijgen. Van die Uaxactan honden die zich hebben overgegeven…

***

Als we dan eindelijk de piramide van Templo II afdalen, beseffen we wat een kunststuk het moet zijn geweest om zonder wiel deze enorme bouwwerken te maken. De treden van de piramide zijn zelfs voor ons lange mensen veel te groot en het lijkt wel of de trap nog steiler is dan bij de beklimming. Dit is voer voor hoogtevrees.

Gelukkig is het nog steeds bewolkt, dus nog niet zo heet, anders is de beklimming van deze Maya reuzen een ware uitputtingslag. Hoe hebben ze dit toch kunnen bouwen?

Dwars door de dichte jungle met overal overblijfselen van zware stenen muren lopen we naar de hoogste piramide, de vijfenzestig meter hoge Templo IV. Deze is alleen te beklimmen via aangelegde houten trappen. De piramide reikt tot boven de boomtoppen. Het is een zware klim maar de beloning is uitzonderlijk. 

Uitzonderlijk uitzicht!

Een enorm koor van brulapen begroet ons op het moment dat we de boomtoppen overstijgen en maakt de mistige vergezichten nog mystieker. Overweldigend, indrukwekkend als gebrul van ontelbare leeuwen schallen de decibellen vanuit het uitgestrekte groen naar de top van de tempel. Heel lang staan we te genieten en kippenvel te krijgen. Als we dan langs het tempeltje boven op de piramide naar de andere kant lopen, maakt het gebrul plaats voor een serenade aan vogelgeluiden die een uitzicht over de diverse bouwwerken van Tikal begeleiden. Wat een magische plek…

Net als ik dat denk zie ik achter mij de ingang van het stenen bouwwerk en ja hoor, daar zitten twee hippies in hogere sferen te zijn. De één met lange sliertbaard zit gapend naast de andere die in lotushouding volledig is weg gezwijmeld, heftig met zijn ogen rolt en met zijn hoofd beweegt. Maffe sukkels.

Het is nog steeds bewolkt en aangenaam warm. Perfect om de rest van de ruïnes te bekijken, dus slenteren we langs de schier oneindige hoeveelheid ruïnes van deze junglestad. De ruïnes zelf zijn veelal in belabberde staat, en dus als ruïne minder indrukwekkend dan in Palenque. Hier is het de omgeving en de uitgestrektheid van de stad die Tikal bijzonder en ook heel anders maakt. Gelukkig is het niet zo dat als je één Maya stad hebt gezien dat je ze allemaal hebt gezien.

Naarmate de dag vordert gaan de vogels te ruste en neemt het aantal toeristen toe, inclusief mafkezen! We zien er nog twee in bijbehorende lotushouding, nu allerlei geluiden producerend met trom, stemband en, ja het is niet te geloven en volledig ongepast, met een Australische didgeridoo. Wat denken die eikels wel niet? Dat ze zo in contact komen met de geesten van de oorspronkelijke Maya’s? Nou, ik weet zeker dat als die het vreemde geluid van een Aboriginal instrument horen, ze heel snel weer verdwijnen…

***

… verdwenen? … wat is er eigenlijk geworden van de hoogstaande Mayacultuur? Hoe is het verder gegaan met Palenque en Tikal?

Plotseling vanaf 790 beginnen de dateringen uit de vele Mayasteden te verdwijnen. Alsof de bewoners moe waren alle geschiedschrijving bij te houden. Alsof de bewoners de geschiedschrijving niet meer bij konden houden simpelweg omdat ze zomaar oplosten in het niets … verdwenen!

Palenque is één van de eersten waar de geschiedschrijving stopt met als laatste datering 799. Eén voor één volgen andere grote steden. Dat gaat zo door tot de allerlaatste datering die van Maya’s is gevonden in 909 in de stad Tonina.

In ruwweg een eeuw tijd is de meest hoogstaande beschaving van Midden Amerika op onverklaarbare wijze van de aardbodem verdwenen. Als dominostenen werden de Mayasteden één voor één plotseling verlaten.

Waarom?

Onderlinge stammenstrijd? Epidemieën? Overstromingen en klimaatsveranderingen waardoor er gebrek aan vruchtbare gronden kwam? Hongersnood? Teveel mensenoffers wat leidt tot opstand, onrust en revoluties?

Vreemd.

Er is niets in de geschriften van de Maya’s terug te vinden om dit te steunen. Terwijl de Maya’s zo goed waren in het documenteren van belangrijke gebeurtenissen. Het moet iets heel plotselings zijn geweest. Misschien zijn de Maya’s uitgeroeid door barbaarse stammen uit het noorden die weinig beschaafd en oorlogszuchtig alles vernielden wat er op hun pad kwam?

Een waar mysterie.

Er zijn geschiedkundigen die denken dat de Maya’s met hun hoogstaande astrologie en verbluffende nauwkeurige tijdsberekening een doemsdag zagen aankomen. Uit de sterren hebben ze kunnen berekenen wanneer er een enorme rampspoed de aarde zou bereiken. Een meteoriet? In ieder geval moet iedereen zich uit de voeten hebben gemaakt om op een ultieme manier te ontsnappen aan die doemsdag.

Waarheen dan?

Massale zelfmoord als een "moderne" sekte die ook iets als een doemsdag prediken?

Niemand die het weet. Het blijft bij theorieën en speculaties. Snel nadat de mensen steden als Palenque en Tikal hebben verlaten, overwoekert de jungle alle gebouwen en worden de steden vergeten. Totdat de Spanjaarden het continent binnenvallen en vanaf de achttiende eeuw nieuwsgierig en met een zucht naar rijkdom archeologische expedities ondernemen naar de overblijfselen van een hoogstaande beschaving uit vervlogen tijden.

***

Net als we richting uitgang lopen om de bus te pakken trakteren de Maya geesten ons op een tropische stortbui, waarschijnlijk in een poging die mafkezen weg te spoelen.

Alle vijf zijn we uitgeput van de vele indrukken en verklaren beslist dat het ontbijt van vanochtend het hoogtepunt is geweest van vandaag en zeker tot de hoogtepunten behoort van ieders reis tot nu toe.