De Maya’s.

Een exotisch klinkend volk dat zich tussen 300 voor Christus en 900 na Christus ontwikkelde tot een geavanceerde maatschappij dat op het gebied van architectuur, wiskunde en astronomie de tijdgenoten van onze eigen Nieuwe Wereld in Europa ver voor waren.

Het Maya gebied strekt zich uit van het huidige Yucatan en Chiapas in Mexico, via Belize en Guatemala tot het noorden van Honduras. Een moeilijk tropisch gebied zonder natuurlijke bronnen maar met vele moerasgebieden. Toch waren ze in staat ingewikkelde irrigatie en landbouw systemen te ontwikkelen in dat gebied waar de elementen nauwelijks landbouw toestaan. Ze bouwden steden van grote omvang terwijl de enorme bouwstenen vooral niet in de buurt te vinden waren. Een uitgebreide sociale organisatie was dus nodig om een dergelijke ontwikkeling tot stand te brengen.

De Maya’s hadden hun eigen schrijftaal die pas tussen 1952 en 1986 voor een groot gedeelte is ontcijferd. Voor een groot gedeelte want geleerden kunnen nu nog steeds niet alle Maya inscripties lezen.

Verder waren ze op het gebied van wiskunde en astrologie heel ver. Ze brachten de banen van de planeten Mars, Mercurius en Venus in kaart en ontdekten het cijfer nul met al haar wiskundige mogelijkheden van dien. Een groots volk dus.

Maar de Maya cultuur bestaat niet alleen uit hoogstaande ontwikkeling. De Maya wereld was vooral geen vredig geheel van steden. Naast de handel tussen steden was er veel rivaliteit tussen de machtscentra. De machthebbers wilden elkaar naar de kroon steken door bouwwerken imposanter te maken dan die van de buren. Vooral oorlog voeren tussen de grote Mayasteden was een populair tijdverdrijf van grote leiders. Daarbij moest je als soldaat zorgen dat je niet gevangen werd genomen, want dat betekende steevast een gruwelijke dood en niet paste in een ontwikkelde maatschappij.

Macht, daar ging het in de Maya wereld om. Oorlogen werden gewonnen en verloren en dikwijls werden verbintenissen aangegaan door uithuwelijking tussen de machtigste families. Maar geen verbintenis was voor eeuwig…

Offerandes waarbij menselijk bloed aan de goden werd geofferd, waren geen uitzondering. Vele onderdanen moesten eraan geloven en dat wordt ook gezien als de oorzaak van het feit dat de Spanjaarden een paar eeuwen later zo weinig moeite hebben gehad om de indianen te bekeren tot het katholicisme.

***

Als echte natuurmensen worden we wakker als het licht wordt. We stappen uit onze hangmatten. Er heerst een vredige stilte. Alleen de junglegeluiden van de wakker wordende dieren zijn te horen. Verder ligt iedereen nog te ronken in zijn hangmat of tent.

Snel pakken we onze spullen voor die dag en lopen weg. We nemen de verharde hoofdweg naar de ruïnes en gaan niet op zoek naar het bospaadje dat ergens achter de camping moet beginnen. Niet alleen de hippies lijken daar te zitten op zoek naar, tja, naar wat persoonlijke verrijking zal ik maar zeggen. Voor de hippies is dat heel onschuldig een paar paddo’s. Er gaan hardnekkige geruchten dat er ook struikrovers zitten die een argeloos passerende toerist letterlijk en figuurlijk uitkleden en alles van waarde strippen. Met een pistool. Niet iets om op te zoeken.

Dus lopen we de saaiere hoofdweg af. Nou ja, saai. Ergens halverwege komen we enkele Amerikanen op leeftijd tegen die op de bekende Amerikaanse, luidruchtige wijze door verrekijkers loeren. Als we praktisch naast ze staan, blijven we kijken om te zien welk een fantastische beest ze wel niet in de kijker hebben. Hoe we ook turen, we zien niets. En de Amerikanen zien ons niet…

"Hello, what are you looking at?"

Contact.

Verrast kijken ze op en schakelen direct over op een enthousiaste verhandeling over een mij volslagen nietszeggend vogeltje dat ergens in de dichtstbijzijnde boom moet zitten. Ik kijk nog eens en zie een vrij saai bruin vogeltje dat voor mijn gevoel niet veel verschilt van onze huismus.

Verderop zien we een Toekan overvliegen en wijzen op onze beurt enthousiast die kant uit. Even zijn de Amerikanen van hun stuk, maar een fractie van een seconde later zijn ze weer geobsedeerd door hun kleine huismus die blijkbaar vele malen zeldzamer is.

Maar de toekan is mooier.

"Have a nice day."

"Yeh, yeh, bye."

***

We schrijven het jaar 683.

In Palenque, de stad heette toen anders maar de naam is vergeten, is de eerste koning, koning Pacal doodgegaan. Zijn leven had hij gewijd aan het opbouwen van Palenque. Letterlijk zijn leven, want al op twaalfjarige leeftijd bestijgt hij in 615 de troon om te regeren tot zijn dood. Onder zijn regime groeit Palenque uit tot een machtige Maya stad met vele heiligdommen, rituelen en bloederige offers. Alsof Pacal zijn daden voor de mensheid wilde vereeuwigen heeft hij alles laten documenteren in de Mayataal. Elk ritueel en bouwwerk moest worden gedateerd in gebeeldhouwde inscripties.

Het eerste heiligdom, de Templo del Conde, is klaar in 647 en is nog bescheiden in omvang. Dan volgen er snel meer, de één nog groter en imposanter dan de andere. In 675, koning Pacal heeft inmiddels de respectabele leeftijd van 72 jaar bereikt, vindt Pacal het de hoogste tijd om aan zijn "leven na de dood" te denken en geeft zijn onderdanen de opdracht tot het bouwen van een indrukwekkend monument, de Templo de las Inscriptiones, zijn graftombe, zijn eer en glorie.

Het Palazio, een ander immens project van koning Pacal, is inmiddels een mooi complex van gebouwen. Nog niet geheel af, maar met allerlei gangen in de kelder, een mooie zaal met trappen om bezoek te ontvangen en een toren voor een perfect uitzicht op de sterrenhemel om de astrologie verder te ontwikkelen. Vanaf de heuvel waarop het paleis is gevestigd is de hele omgeving te zien, zijn land.

Koning Pacal heeft met een gerust hart zijn dood tegemoet kunnen zien. Zijn zoon, Chan Bahlum of Slang-Jaguar is inmiddels door de hoge leeftijd van Pacal al bijna vijftig jaar oud en dus tot in de puntjes voorbereid op de troonopvolging. Geboren met zes vingers en zes tenen gaf Slang-Jaguar al bij zijn geboorte aan een "goddelijke afwijking" te bezitten. Maar koning worden doe je niet zomaar! In zijn kinderjaren heeft hij al het ritueel van penisdoorboring als een echte koning moeten ondergaan.

Bloed willen de goden en bloed zullen ze krijgen.

Zelfs na de dood van zijn vader, is hij niet automatisch koning. De priesters bepalen de dag waarop de vier planeten, waaronder Venus, Mercurius en Mars, op één rij staan. Op deze dag worden drie nieuwe tempels ingewijd, de Templo de la Cruz gewijd aan de hemel, de Templo del Sol gewijd aan de zon en de onderwereld en de Templo de la Cruz Foliada gewijd aan de aarde. Slang-Jaguar offert in alle drie de tempels. Bloedig. Want de goden willen menselijk bloed en menselijk bloed zullen ze krijgen. Zelf ondergaat hij zijn eigen laatste bloederig ritueel: tongdoorboring. Door er een touw doorheen te rijgen stroomt het bloed rijkelijk en kunnen de goden tevreden zijn…

… Tien dagen duren deze rituelen en festiviteiten en dan is hij koning.

 

***

De Maya gebouwen zijn indrukwekkend in grootte en in aantal. Een aantal is gerestaureerd, een aantal nog niet, maar de meeste zijn in verbluffend goede staat.
Bij de ingang loopt het pad eerst langs het grote Templo de las Inscriptiones, zesendertig meter hoog en steil in de vorm van een piramide. Hier ligt dus de grote koning Pacal, zo’n zesentwintig meter onder de grond. En niet alleen Pacal ligt daar. Zoals de Maya’s dat altijd deden met goddelijke overledenen, is ook Pacal begeleid door vijf dienaren. Niet dat die toevallig in dezelfde tijd waren overleden. Nee, deze slachtoffers waren geofferd om Pacal te vergezellen op zijn tocht naar het hiernamaals.

Schuin tegenover de tombe staan de resten van het paleis met haar binnenplaatsen en de heropgebouwde toren. We duiken een donkere gang in onder het paleis. Midden in het paleis loopt de gang weer omhoog en staan we voor de binnenplaats. De mooie weidse grasvelden die zich tussen de gebouwen glooien, geven echt het idee van een oude Mayastad. Zouden hier houten hutjes hebben gestaan?

Templo del Conde

We lopen verder richting noorden en beklimmen de steile trappen van Templo del Conde. Vanaf de zijkant kijken we schitterend over de Mayastad uit richting Pacal’s tombe. Wat een indrukwekkend monument. Deze doet zeker niet onder voor de beroemde Hindu tempels van Java, de Borrobodur en de Prambanan.

 

***

Op zijn eerste nacht als koning droomt koning Slang-Jaguar van het ontstaan van zijn volk.

Pacal´s tombe door de bomen

Ooit bestond het heelal slechts uit drie dingen: de hemel, de zee en de goden. Op een gegeven moment overzagen de goden het universum en besloten dat het eigenlijk maar een saaie en eenzame bedoeling was. Om daar iets aan te doen besloten ze bergen, meren, rivieren en velden te maken. Makkelijk, want ze hoeven het maar te bedenken en het gewenste kwam zo uit de zee tevoorschijn. Zo vermaakten zij zich een tijdje in hun nieuwe omgeving, maar de lol was er snel vanaf. Ze hadden iets nodig dat hen blijvend zou vermaken. Hersens krakend over wat dat dan moest zijn, kwam één van de goden op een briljant idee.

"We hebben een schepsel nodig dat ons aanbid, vereerd en ons offers brengt".

Luid gejuich en enthousiasme stegen op uit de groep aanwezige goden. Dat was HET!

De goden maakten eerst mensen uit modder. Maar die konden niet bewegen, dus vernietigden de goden hen weer. De resten van dit experiment zijn nog overal te zien in rotsformaties die lijken op mensen.

Rietstengels dan. De goden gingen aan het werk en modelleerden menselijke vormen met riet en planten. Ai, weer niet het gewenste resultaat. Deze schepsels konden alleen rare geluiden produceren. Jammer, maar om de inspanningen niet zomaar weg te gooien lieten de goden hun bouwsels in de bossen vrij waar ze in dieren veranderden.

Toen gebruikten ze hout om de mens te maken. Dit was al veel beter, hij kon rondlopen en praten, maar denken en de goden bedanken kon hij niet. Nu waren de goden behoorlijk geïrriteerd. Weer faalden ze in hun poging en dat waren ze niet echt gewend. De nieuwe schepsels moesten het volledig ontgelden en werden op gruwelijke wijze onderworpen aan de woede van de goden. Velen legden het loodje, maar een paar konden ontsnappen en verschuilden zich in de toppen van de bomen om daar verder te leven als apen.

Totaal ontredderd waagden de goden nog één poging. Maïs. Ja, dat moet de perfect grondstof zijn om de mens te maken en de goden gingen aan de slag. De maïs werd tot poeder gemalen en met water gemengd tot een pasta waar de eerste mannen en vrouwen uit geboetseerd werden. En het wonder was geschied. De mens kon lopen, praten en denken. Ze dankten de goden en alles was goed. De mensheid was geschapen.

Slang-Jaguar sliep goed. Want hij zou met zijn koningschap het levende bewijs van het godendom zijn en de mensen, zijn onderdanen, zouden hem aanbidden, vereren en … aan hem offeren.

Bloedig.

Want een echte god wil bloed en bloed zal hij krijgen…

 

***

De rest van de ochtend laten we de Maya wereld heerlijk over ons heenkomen, totdat we alles gezien hebben en het ook behoorlijk warm wordt. Tijd voor een bad dat hier op natuurlijke wijze door een riviertje is gemaakt. Het pad richting museum moet naar het bad leiden, maar splitst zich. Als we de splitsing ingaan komen we een aardig Engels stel tegen die net als wij twijfelen over de veiligheid van het pad. Ook zij kennen de nogal fijne verhalen over struikrovers in dit gebied…

Gezamenlijk besluiten we om door te lopen, de dichte begroeiing van de jungle in. Als ware "Indiana Jones" gaan we op onderzoek en vooral op ontdekking in duistere jungles met magische krachten van bloederige oervolkeren die alle ongewenste indringers op meedogenloze wijze weren…

Ruines in de jungle

… Het zweet parelt van mijn voorhoofd als we verder de jungle in trekken. Geen idee wat ons te wachten staat, maar we zijn met ons vieren en dat geeft toch een veilig gevoel. Plotseling stuiten we op een hoopje vervallen stenen waar een enorme woudreus zijn wortels heeft ingezet. Voorzichtig lopen we door. Meer ruïnes verschuinen tussen het weelderige groen. Er is niemand te bekennen. Alleen het geluid van de jungle is aanwezig en de spanning is gewoon voelbaar. Ieder moment kan er een bizarre boobytrap afgaan en worden we doorboord met duizenden giftige pijltjes. Of komt er een enorme steen onze richting uit rollen, komen uit alle hoeken en gaten vermolmde skeletten en druk krioelende slangen of miljoenen insecten ons belagen.

We schuifelen verder tussen de beangstigende ruïnes door. Daar een zoemend geluid, en mijn hart slaat een slag over. Stokstijf blijven we staan luisteren als een felgroene kolibrie voor één van de grote bloemen voor onze neuzen blijft hangen. Zoemen. In vliegensvlugge bewegingen gaat de kolibrie van de ene bloem naar de andere.

Een teken van de Maya goden?

We volgen de kolibrie. Voordat we het weten, liggen de ruïnes achter ons en horen we in de verte het bekende geruis van snel stromend water. Onze gids de kolibrie zoemt nog steeds voor ons uit als we zomaar oog in oog staan met …

… een paradijselijke waterval. Midden in de dichte begroeiing van de jungle, onder ons valt het water van een verscholen riviertje van enkele grote rotsblokken naar beneden in een ovale poel.

"El baño de la reina", het bad van de koningin.

Terwijl de kolibrie al vliegend een bad neemt in de waterval, klimmen wij naar beneden, trekken onze plakkerige kleding uit en nemen een verfrissend bad in de poel onder de waterval. Dit is precies waar Indiana Jones avonturiers behoefte aan hebben na een spannend avontuur… (?)

Wat een weelderige plek. Met recht hebben de Maya’s dit het bad van de koningin genoemd. Ik lig half over een gepolijste steen. Het geruis van het water en de jungle hebben een hypnotiserende werking op mijn geest. Mijn oogleden worden zwaarder er zwaarder en weer gaat mijn fantasie met mij op de loop…

… Bevallige en vooral schaars geklede dames zie ik op de gladde rotsen liggen, half naakt gehuld in doorschijnende sluiers. De meest betoverende van het stel is zonder twijfel de koningin. Haar harem vertroetelt haar met grote gouden schalen met tropische vruchten. Anderen gieten verkoelend water over haar heen uit gouden kannen. Op deze exotische plek weten de Maya’s perfect het junglegeluid te bespelen met eigen instrumenten zodat de lucht is vervuld met exotische, harmonieuze klanken. En de koningin ligt daar gewoon enorm mooi te wezen…

In een reflex schrik ik op uit mijn fantasieën en weet ik nog net boven het water mijn vallende, vuil lompe bergschoen te vangen. De kolibrie is uitgewassen en zoemt over mijn hoofd richting nieuwe bloemen om uit te zuigen. Ik zet mijn bergschoen op een iets veiligere plek en ga weer over een gladde rots in de zon liggen …

… dromen …