Via vislucht de lucht in
Chimbote, Peru (31 mei 2001)
Echt genieten van het landschap is niet te doen in een nachtbus, dus pakken we nu ’s ochtends een bus om verder de Pan-American highway af te zakken. Deze volgt de volledige kustlijn van Peru. Rechts doemt steeds de Pacific op, links glijdt een mistige woestijn voorbij. Alleen maar zand. De eentonigheid wordt af en toe doorbroken door een veranderende horizon gevormd door de eerst uitlopers van de Andes en wat vlakken gecultiveerd groen. De dorpjes die we passeren zien er droog, mistig en troosteloos uit.
![]() |
Maar dat valt volledig in het niet bij het eindstation van onze bus, de stad Chimbote. Bij de eerste tekenen van de stad doemt rechts een enorme chemische fabriek uit het jaar nul op, nog net zichtbaar tussen de oranjegele rookprut dat het uitspuugt. Direct begint het in de bus waanzinnig te stinken naar … tja, naar wat? Net als we een stuk verder opgelucht merken dat de stank afneemt, worden we verblijd met een stank die nog ondraaglijker is en onze maagspieren in de overgeef stand zet. De vismarkten in Azië zijn er okselfris bij.
Welkom in Chimbote!
De stad waar meer dan vijftig visfabrieken een vislucht produceren die met geen pen te beschrijven valt. Toch een poging. Het stinkt zo erg in Chimbote dat zelfs mijn niet echt bescheiden voetgeuren een vislucht zijn gaan produceren. Je wilt niet meer inademen.
Vanaf Chimbote willen we met een bus door de Cañon del Plato, de zilverravijn, naar Huaraz, de stad in de bergen. Maar na overal navragen op de busterminal horen we van niemand dat er een bus heen gaat. Jammer, want het moet een hele bijzondere rit zijn, maar om hier nog een dag in de stank rond te lopen om toch die bus te vinden. Nee.
De eerstvolgende bus richting Huaraz, het stadje waar we naartoe willen, gaat twee uur later. Twee uur! Ik denk dat ik het niet zolang volhoud in deze stank.
Eén loket komt met een alternatieve route. Eerst met hun bus naar een dorp met de naam Pativilca om daar de bus naar Huaraz op te pakken. Het goede nieuws: de bus naar Pativilca gaat nu en al met al zijn we nog sneller in Huaraz ook. Zegt het loketmanneke…
Dus snel kopen we een ticket en pakken we onze rugzakken in de bus met de ietwat paniekerige hulp van de ticketman. We zuchten van verlichting als we in de bus zitten. Zo, die hebben we tenminste gehaald, van mij mag hij vertrekken. Maar vertrekken doet hij niet. Er stappen nog wat passagiers op hun gemak in. Er wordt nog wat met bagage geschoven her en der. Maar vertrekken doet hij niet.
Erik loopt nog even snel naar de wc en niet veel later doe ik dat ook maar. Als ik terug kom zie ik de chauffeur en vraag wanneer we nu eigenlijk gaan vertrekken.
"Over een klein uurtje".
"Wat??"
Hebben we ons daarvoor zo moeten haasten. En hoe zit dat nu met sneller in Huaraz zijn want de directe bus gaat over twee uur? Op het eerste gezicht lijkt dat een uur winst en toch voel ik me aardig bedonderd.
Een uur later vertrekt hij inderdaad om vervolgens tijdens de rit zo vaak te stoppen dat we pas een dikke drie uur later om halfvier in Pativilca aankomen. Met een aantal Peruvianen stappen we uit en gaan langs de kant van de grote doorgaande weg staan wachten. Een aantal van hen moet ook naar Huaraz en volgens hen is het nog minstens een uurtje of vier rijden. De bussen die langskomen zijn vol of gaan niet naar Huaraz.
Het wordt later en later.
Uit het drukke verkeer stopt er een vrachtauto en komen onze mede wachters in beweging. Een aantal gaan druk in discussie met de chauffeur en gooien dan hun bagage achter in de laadbak om er zelf achteraan te klimmen. We vragen en horen dat dit waarschijnlijk de laatste mogelijkheid is om vandaag in Huaraz te komen. Met z’n vijftienen klimmen we de laadbak in en maken het ons zo comfortabel mogelijk.
Het is koud.
![]() |
Een frisse wind waait dwars door de laadbak heen en we worden behoorlijk door elkaar geschud. Het plastic dek wordt eroverheen gedaan, waardoor we net vee zijn. Langzaam wordt het donker en begint de vrachtauto aan een steile klim waar geen einde aan lijkt te komen. Hoe hoger we komen hoe kouder het wordt. Hier zijn we niet echt op gekleed, vooral die wind snijdt door onze kleding. We kruipen dicht tegen elkaar en onze buren aan die allemaal dikke wollen dekens uit hun bagage toveren. Tja, zij kennen de omstandigheden.
De truck stopt een paar keer en we zien lichtjes. Geen flauw idee waar we zijn!
We durven ook niet even uit te stappen om te kijken, want stel je voor dat de
truck verder rijdt, dan staan we in the middle of nowhere. Dan moet Wendy naar
de wc. Ze probeert op te houden, maar ja, op een gegeven moment houdt dat op.
Bij de volgende stop dan maar vragen: "Quanto tiempo aqui? Hoe veel tijd
hier?" Snel de truck uit, wegrennen. Ze komt erg opgelucht weer terug, om 2
redenen.
Een dikke vijfenhalf koude uren later rijden we eindelijk Huaraz binnen. Voortaan besluiten we de mensen achter loketten niet meer te vertrouwen.
Koud en tot op het bot verkleumd zijn we midden in het Andes gebergte na een barre tocht met een visluchtje op 3100 meter dichter bij de hemel aangekomen.
***
Balcona Raimundi
Huaraz, Peru (1 – 3 juni 2001)
Hij kijkt omhoog en wij kijken omlaag. Snel wendt hij zijn gezicht weer af als wij naar hem glimlachen. Verlegen kijkt hij weer op want eigenlijk is hij minstens zo nieuwsgierig naar ons dan wij naar hem. De lens van onze kamera schuift uit als de scherpe zon net even achter de wolken schuilt en de mensen rondom zijn fruitkar niet in de weg staan.
Klik. Een perfecte vastlegging van een ontspannen moment.
We zien het jochie mandarijnen verkopen en steeds steelse blikken omhoog werpen tijdens zijn bezigheden. Hij duikt achter zijn fruitkar, naast de wielen van de bakfiets, en tovert een jong katje tevoorschijn. Hij zet het katje op zijn schoot en aait het teder. Steeds kijkt hij weer schuin omhoog onze richting uit als of hij zeker wil zijn dat al onze belangstelling nog steeds op hem is gericht. We volgen zijn handelingen als hij het katje boven op het plastic dakje van de kar legt en ermee speelt. En we laten onze kamera nog een paar maal zijn werk doen.
Zo’n uur later verlaat ons vriendje zwaar fietsend ons gezichtsveld en blijven wij achter in de heerlijke ochtendzon op het balkon van hostel Raimundi.
Dezelfde avond nog hebben we de foto’s laten ontwikkelen en zijn we zeer tevreden over de uitkomst. Zo’n plek een paar meter boven straat is een perfecte plek om ongemerkt foto’s te maken van mensen en een fantastische plek om de sfeer van de Andes te proeven. Want hier in Huaraz lopen voornamelijk Indianen uit omliggende dorpen rond in die typische Andes kledij inclusief hoedjes.
***
Omdat we nu voor het eerst echt op hoogte zitten van boven de drieduizend meter, voelen we wat de ijle lucht met ons lichaam doet. Rustig aan doen en veel water en coca thee drinken is het devies. Voor ons zeker geen probleem want met zo’n perfecte plek vermaken wij ons uitstekend.
Dus zitten we weer in de ochtendzon op ons favoriete plekje, kijkend naar de straatbeelden van Huaraz.
Het duurt niet lang of onze jonge fruitverkoper is ook weer present. Van ver kijkt hij al of wij er ook weer zitten en we zwaaien hem begroetend tegemoet. Verlegen, maar enthousiast zwaait hij terug en het kijkspel kan weer beginnen.
Plots schieten me de ontwikkelde foto’s te binnen. Ik ga naar binnen om één van de foto’s waar hij op staat te pakken. Deze waar hij en zijn hele kar op staat is een mooie voor hem. Ik loop naar beneden.
Even kijken verschrikte ogen recht in de mijne maar snel schieten ze in de nieuwsgierige stand als ik de foto aan hem geef. Zonder een woord uit te brengen duiken zijn gedachten de foto in, volledig in beslag genomen door het glimmende stuk papier waar zijn eigen gezicht en kar op prijken.
![]() |
Zwijgzaam en lachend trek ik me terug bij Erik op het balkon en zie met ontroering hoe blij ons vriendje is met de foto. Heel intensief bestudeert hij alles wat er op de foto te zien is. Even kijkt hij even omhoog en trakteert ons op een stralend dankbare lach om vervolgens weer diep de foto in te duiken. Met zijn smerige mouw poetst hij af en toe wat vuiltjes weg.
Met de foto in zijn hand loopt hij rond zijn kar, dan weer kijkend naar de foto, dan weer kijkend naar zijn fruit.
Ja, hier liggen de mandarijnen weer en daar de druiven.
Hé, dit is de weegschaal.
Allerlei mensen komen een kijkje nemen en trots laat hij ieder die het wil zijn foto zien om dan onze kant uit te wijzen. Foto en kar worden vele malen onder de loep genomen en met een lach geven ze de foto terug aan het jochie. Bijna vergeet hij dat hij daar staat om te verkopen. Maar één klant maakt dat snel duidelijk. Het jochie komt in beweging, geeft de foto een goede plaats tussen de mandarijnen zodat hij er elke keer naar kan kijken en pakt in wat de klant wil kopen...
… En wij bekijken dit ontroerend mooie tafereel vanaf ons balcona Raimundi…
![]() |
***
Hoogteziekte met ijs
Huaraz, Peru (2 juni 2001)
Even pak ik een paar treden van de trap te snel en gelijk komt de man met de hamer langs om eens flink in mijn hoofd te bonken.
"Oh, ja", herinner ik me dan te laat, "we zitten hier op 3100 meter hoogte."
Dat is dus heel rustig aan doen om de symptomen van hoogteziekte te voorkomen. Maar toch komen ze allemaal voorbij, die symptomen. ’s Nachts word ik regelmatig wakker wat absoluut niet normaal is voor een stuk beton zoals ik.
Ook niet normaal voor mij is mijn ingezakte eetlust.
Maar de meest duidelijke symptoom is toch wel het katergevoel, zonder een druppel alcohol te hebben gehad. Continu voel ik me lamlendig en heb ik een kop als een baksteen.
Gelukkig weten ze in de Andes wel raad met dit eeuwenoude verschijnsel van zuurstof tekort: coca thee. Juist, thee gemaakt van de beruchte coca bladeren. We zijn er alleen nog niet achter hoeveel liter nodig is om iets te merken of liever gezegd niets meer te merken.
Afijn, na een dag coca thee voelen we ons goed genoeg om een gletsjer te bezoeken.
Gletsjer?
’t Is toch tropisch gebied daar?
Ja, Peru ligt tussen de beide keerkringen, dus ijs kan alleen maar overleven op grote hoogte. Om precies te zijn, meer dan 5000 meter hoogte.
Allemachtig, dat hebben we geweten.
Eerst niet, want de bus brengt ons tot een half uur lopen van de gletsjer. Nauwelijks de bus uit, na ongeveer drie stappen, liggen we allebei volledig op apegapen, uitgeteld en buiten adem verbaasd te zijn over deze mokerslag. Alsof je een paar kilometer gaat hardlopen direct na een fikse griep.
Nauwelijks te bevatten wat er hier met ons gebeurt, lopen we rustiger, bijna schuifelend verder. Vrij snel komen we weer op adem, maar extreem rustig doen blijft het devies.
![]() |
Na een pad van zwarte modder en stenen staan we voor een wand van ijs, meters hoog. Er heeft zich een perfect ronde ijsgrot gevormd met prachtige patronen op de blauwwitte wanden. We kunnen een eindje de grot in lopen die na enkele tientallen meters doodloopt in een taps toelopende trechter van ijs. Onwaarschijnlijke lichtblauwe strepen golven door de witte ijswand heen. Het lijkt wel of de wanden blauw licht afgeven en de grot in een onwerkelijk lichtblauwe gloed zetten.
We schuifelen de grot weer uit en beginnen de ijswand van de gletsjer te beklimmen. Boven op de gletsjer staan we op een langgerekt golvende ijsvlakte met om ons heen de grillige ijzige bergtoppen van de Andes.
![]() |
Dit is niet te bevatten.
![]() |
Nog geen twee weken geleden sta ik een cactus te knuffelen in het hete gortdroge Galapagos, nu zie ik Wendy sleetje rijden op een plastic zak over een witte ijsvlakte zover het oog reikt…
***
Een versnelling hoger
Peru – Chili (4 – 6 juni 2001)
We verlaten het mooi gelegen Huaraz met haar uitzicht op de hoogste berg van Peru om naar Lima te gaan. We hebben het idee dat we in deze omgeving nog lang niet zijn uitgekeken, ook omdat we de tijd hier nodig hebben gehad om onze lichamen te laten wennen aan de hoogte. Hier komen we vast nog wel eens terug…
Lima, klinkt ons niet al te aantrekkelijk in de oren. We hopen dat we daar direct een nachtbus kunnen pakken om een heel eind richting Chileense grens te komen.
De rit naar Lima is fantastisch en onbegrijpelijk. Net als op de gletsjer worden mijn zintuigen heen en weer geslingerd tussen onwerkelijke beelden die aan ons voorbij schieten.
Van het ene extreme vallen we in het andere.
![]() |
De mooie bergen van Huaraz zijn nog vriendelijk met haar kleurrijke begroeiing en haar witte toppen. In de vallei stroomt een riviertje en de zon zet het hele plaatje in een mooi licht. Ik moet eerlijk bekennen dat ik de Alpen niet echt ken, maar dit is zeker wat ik me bij de Alpen voorstel.
Vrij snel gaat het vriendelijke over in ruige vlakkere heuvels waar niemand meer schijnt te wonen. Grassoorten geven er allerlei aardekleuren aan en op de achtergrond zijn nog de witte pieken van de Andes te zien. Het doet me sterk denken aan de Schotse hooglanden op een strakblauwe dag, ruig en leeg.
![]() |
Maar het kan nog ruiger en leger. Zonder dat ik het echt in de gaten heb, rijden we door een kurkdroog, rotsig bergland waar werkelijk niets meer groeit. De bergen zijn weer steiler en langzaam dringt het tot me door dat Schotland is verruild voor de bergen van de Sinaï woestijn. Af en toe slingert een riviertje zich groen door een vallei. Daar wonen dan ook wat mensen die enkele gewassen verbouwen en wat vee houden.
![]() |
Plotseling wijken de bergen en komt de zee in zicht. Hoog boven de zee slingert de weg zich langs de kustlijn. In een hoek van meer dan vijfenveertig graden stort de zandberg zich als een gladde, strakke sneeuwhelling naar beneden om te eindigen bij de waterlijn. Hier zou je fantastisch met een snowboard of skies naar beneden kunnen.
Als in een vreemde documentaire op teevee schieten de rare beelden aan het busraampje voorbij. Ik weet niet of mijn geest dit allemaal wel op de juiste manier weet te verwerken…
En om mijn geest ook nog te laten zien hoe menselijke handen hun invloed hebben op dit bizarre geheel, komt Lima in zicht…
Smog hangt over de stad en het is druk. De straten krioelen, vol mensen en overal zijn taxi’s en bussen. De gebouwen zijn hoog.
Onze bus gaat niet verder en wij willen verder. We pakken onze rugzakken en vragen naar de bussen richting zuiden. Vlakbij gelukkig, dus lopend vinden we snel een busterminal waar bussen naar het zuiden vertrekken. Voordat we het weten vertrekken we weer uit Lima, het zuiden en de nacht tegemoet.
Het went dat slapen in de bus, net als slapen in een hangmat. Elke nacht gaat het beter en word ik minder vaak wakker. Het lukt deze nacht al verbazingwekkend goed om wat uurtjes slaap mee te pakken.
Een uurtje of veertien ten zuiden van Lima is het landschap weinig veranderd. Alleen de mist die rond Lima hing, is verdwenen zodat we nu in een echte zinderend hete zonovergoten woestijn rijden.
Eindstation van deze bus is Arequipa. Ons plan is om hier een tussenstop te maken omdat het hier erg mooi moet zijn om te raften. We zitten nu op de busterminal, net buiten de stad en beginnen te lezen in onze gids waar we dan het beste heen kunnen gaan. Blijkt toch dat we voor het raften tweehonderd kilometer terug naar het noorden moeten…
… Shit! Dat hadden we dus ietsje eerder moeten lezen. Tja, het is nog erg vroeg in de ochtend en we kunnen ook door naar de grens met Chili, een uurtje of zeven verderop. Dat moet voor vandaag wel te halen zijn. Maar we zijn al vanaf Huaraz zo’n vijfentwintig uur aan het bussen…
Doen?
Niet doen.
Doen!
Raften doen we nog wel een andere keer, en tja, wanneer heb je de mogelijkheid om meer dan dertig uur achtereen te bussen. We gaan door!
We stappen in de slechtste bus tot nu toe, maar met de beste film tot nu toe. Helaas, helaas, de teevee houdt het niet en na elke hobbel valt de teevee uit. Goede film, maar we moeten ons maar weer vermaken met het landschap en de mensen in de bus.
Voor de lunch stoppen we bij een restaurant midden in de woestijn. Het is verbazend koud en de warme chocomelk gaat erin als koek. Over koek gesproken, de vulkoek mist helaas.
Het is stil, zo’n echte woestijnstilte uit de film. Af en toe komt er een oude stoffige Amerikaanse bak voorbij om de sfeer compleet te maken. Met mijn plastic beker warme chocolademelk zit ik langs de kant van de Pan Americana Highway deze onwerkelijke omgeving in mijn geest te prenten. Mijn geest heeft het er duidelijk moeilijk mee. Ik zit hier wel, ik voel de koelte, ik zie de droogte, ik ruik het stof. Maar het is zo onwerkelijk dat mijn geest weigert dit als de werkelijkheid te erkennen.
Ik proef warme chocola en mijn geest is er nu echt van overtuigd dat ik in een soort virtual reality rondloop terwijl ik warme chocola van moeders heb gekregen … thuis!
Dit is genieten, dit is reizen, zo ontzettend anders dan thuis.
Het wordt al donker als we in de buurt van Tacna komen, het grensplaatsje met Chili. Ik zie daar echter nog niets van. Het is verlaten en donker om ons heen. Nergens is een lichtje te zien.
In het spookachtige licht van de koplampen van de bus zie ik een strookje groen in het landschap opdoemen met een paar huizen er omheen. De volle maan zet het eenzame plaatje in een mystiek licht. Ik kan me helemaal voorstellen dat kinderen hier opgroeien en niet verder mogen dan het stukje groen. De zandbak ziet er niet uit of hier mensen zouden mogen wonen. Alsof iedereen die over de lijn van zand stapt de meest genadeloze straf krijgt.
Honger.
Verdwalen.
Dorst.
En uiteindelijk de dood!
Ik ben blij als we eindelijk de lichten van Tacna zien en merken dat het er heel veel zijn. Beschaving…
Tegen zevenen staan we in de busterminal en horen we dat de grens nog open is. We hoeven alleen in een plaatselijke schoolbus te stappen aan de overkant van de straat. De schoolbus zit vol jonge Chilenen die een dagje zijn wezen winkelen in Peru, getuige de enorme tassen vol kleding en ander spul.
De grenspost lijkt er net één in Europa met wachthuisjes en veel auto’s. Het enige verschil is dat we aan beide zijden van de grens onze hele rugzak op de kop moeten zetten want alles wordt nauwkeurig nagekeken.
Toch gaat alles heel snel zonder problemen en voordat we het weten zijn we in Arica, de grensstad aan de Chileense kant. En het is niet te geloven, maar ook hier staat al een nachtbus klaar om ons mee te nemen naar Calama, een uurtje rijden van ons einddoel. Niet te geloven toch?
Dit keer stappen we in de meest luxueuze bus tot nu toe, een semi-cama bus.
Cama?
Bed?
Half bed bus??
Nou, inderdaad, het zijn weliswaar stoelen maar tot onze stomme verbazing klappen ze helemaal plat en schuift er een voetensteuntje uit. Iedereen krijgt dan ook nog een kussentje en een deken van een soort steward (?) die ook nog eens alle gordijntjes dicht doet voor de passagiers. Van het ene uiterste vallen we in de andere en we slapen als ossen.
De volgende ochtend zweven we nog steeds over de perfect geasfalteerde wegen van Chili en worden we gewekt door muziek van Jan de Kerk. Nee, gelukkig geen Volendams folklore, maar de warme stem van Julio Iglesias zelf.
"Nu nog een ontbijtje", zegt Wendy gekscherend en met een gelukzalige glimlach van al deze luxe.
Ze heeft het nog nauwelijks gezegd of onze steward komt langs met een broodje en een kop thee…