Eén wereld

Quito, Ecuador (6 - 8 mei 2001)

Grote stad.

Aan de gevels van moderne gebouwen flikkert het neon in alle denkbare kleuren. De wegen staan propvol. Alles is over elkaar heen gebouwd. Drie lagen weg met in elk hoekje waar nog wat kubieke meters ruimte over is een gebouw, huisje of verkoopkar.

Geen ruimte is onbenut.

Het is één grote baggerbende van smakeloos maar effectief beton. Gigantische reclameborden verhullen deze schaamte van de lelijkheid. Maar eigenlijk maken ze het aanblik alleen maar triester.

Waartoe leidt deze vercommercialisering en efficiency in het leven? In een blinde poging de samenleving zo snel mogelijk en oneindig te ontwikkelen, zijn we allemaal op elkaar gaan wonen als een grote mierenhoop. Druk en gehaast leven we langs elkaar heen. Alles staat in het kader van een hogere en groeiende levensstandaard en hogere ontwikkeling.

Op weg naar één wereld.

Overal is het plaatje hetzelfde. Mensen hebben dan wel verschillende uiterlijkheden, maar overal dragen ze pakken met stropdas, de nieuwste mode die elk jaar verandert, eten ze het ontbijt onderweg in de auto op volgepropte wegen of in de Mc Donald’s, dragen Nikes en joggen om het vette lichaam en geest nog een beetje beweging te geven. Overal kruipen ze ’s avonds voor de teevee om vermaakt te worden.

Gaan we overal in deze wereld die kant op? Hoever zijn we al?

In Centraal Amerika is de invloed van de westerse, zeg Amerikaanse cultuur groot. Vooral in de steden. De eigen identiteit bestaat alleen nog uit enkele oude gebouwen en het zocalo uit de Spaanse koloniale tijd.

Eigen identiteit?

Ook deze is westers. Dan wel uit een andere tijd, maar wel westers.

Zo ook Quito.

Alleen is in Quito heel veel uit de Spaanse tijd bewaard gebleven, wat Quito meer bijzonder maakt dan de gemiddelde hoofdstad in Latijns Amerika. Old Town ademt koloniale sfeer in al haar grootsheid met gigantische gebouwen en volgens mij de meeste kerken per vierkante meter in de wereld. Smalle steegjes worden afgewisseld met pleintjes.

Schitterend.

Gelukkig heeft de Unesco dit gedeelte van Quito op haar lijst gezet en wordt de sfeer niet doorspekt met hedendaagse uitbarstingen van artistieke architectuur en de door ons zo "geliefde" reclameborden.

De eigen identiteit van Quito bestaat dus uit een stukje westerse cultuur van een paar honderd jaar geleden. Mooi en uiteraard veel beter dan de huidige westerse betoncultuur.

En toch…

… De Spanjaarden bouwden Quito boven op één van de hoofdsteden van de Inca’s…

***

De volgende dag trekken we vol goede zin Old Town in. Het is een mooie stad met een rustieke Spaanse adem die ons doet denken aan San Christobal de las Casas in Mexico.

Een hele oude kerk, la Compañia, wordt gerestaureerd. We bekijken de binnenkant en staan verbaasd over al het goud. De hele kerk is gedecoreerd met goud, bladgoud op hout. Mooi kan ik het niet echt vinden, maar verblindend is het zeker. Incagoud.

Quito: volgens mij de meeste kerken per vierkante meter La Compañia, klaterend Incagoud De smalle steegjes van Old Town

Dan midden in Old Town lopen we twee oude bekenden tegen het lijf. Nick en Karen, een Engels stel dat we in Tikal hebben ontmoet zijn ook net in Quito aangekomen vanuit Midden Amerika. Gezamenlijk gaan we verder met onze ontdekkingstocht door het oude centrum van Quito. Ergens op de trappen van een kathedraal gaan we zitten, "watching the world go by" met een prachtig uitzicht over een groot plein. Het duurt niet lang voor de kleine straatjochies ons vinden. Ze willen onze schoenen poetsen.

"Shoeshy?? Shoeshy?"

Nou, laat maar.

Of ze niet een paar slokken van ons water kunnen krijgen of een paar dollars kunnen missen. Enerzijds zijn ze leuk, maar anderzijds vertrouw ik ze voor geen meter en heb ik ze liever niet zo dicht in mijn buurt. En ik voel me dubbel over mijn eigen intenties. Dat is ook reizen. Eigenlijk wil je wel op die jochies ingaan, op de één of andere manier helpen. Maar het is een bodemloze put en we hebben al gehoord dat de overheid een schoolproject heeft gestart dat weinig succes heeft omdat de kinderen op straat meer geld ophalen bij toeristen.

Wat zijn wij rijk en wat is de kloof met deze jongetjes groot. Een onoverbrugbare kloof. Al kan die kloof op uitzonderlijke momenten verrassend kleiner zijn, hebben we aan den lijve ondervonden…

… Tijdelijk!

***

Caviamarkt

Saquisili, Ecuador (10 mei 2001)

De beste markt "to watch the locals shop".

Voor het eerst deze reis zitten we in een bus die met Aziatisch enthousiasme enorm wordt volgestouwd met mensen en verkoopwaar. Haastig en ongeduldig toeterend pikt de bus iedereen langs de kant van de weg op die naar de weekmarkt gaat.

En wat een markt.

Eerst komen we langs een fruit en groenten afdeling waar we vol verbazing en gelukzaligheid Rambutans zien liggen. De naam die ze hier voor deze vruchten gebruiken is niet uit te spreken, laat staan te onthouden. Ze smaken heerlijk.

Een andere vrucht ligt ernaast, de Zapote.

Nooit gezien.

Laten we die ook maar proberen. Hij smaakt verassend lekker, als een combinatie tussen een mango en een perzik, maar net effe iets anders.

Verderop komen we op veruit het drukste gedeelte van de markt, wat tot onze grote verbazing de huisdieren afdeling blijkt te zijn. Zakken en bakken vol met cavia’s en konijntjes liggen rij aan rij op de grond.

"Zouden ze ook kippen als huisdier houden?"

Snel worden we teruggegooid naar de realiteit van het Andes gebied. De manier waarop iedereen de cavia’s vasthoudt, bij de kop, en de eettentjes iets verderop laten geen twijfel. Hier wordt keihard gehandeld in voedsel. Het is een gepiep van jewelste, een ons welbekende piep en onze gedachten gaan terug naar onze eigen wijlen Calvin en Hobbes die een tijdlang leven in de brouwerij van ons huisje brachten.

Ze zitten overal.

We moeten uitkijken dat we niet op zakken trappen die overal op de grond liggen, want dat kost zeker drie dollar per geplet exemplaar. We kijken onze ogen uit en na een tijdje trekken we de stoute schoenen aan en bestellen een halve cavia in geroosterde toestand.

Lekker???????
Nou ...... best wel ...... heel even.

***

Het vlees is aardig stevig, bijna taai en heeft een sterke smaak die misschien een klein beetje te vergelijken is met konijn. Best lekker, maar de smaak is zo sterk dat we er vrij snel genoeg van hebben. Een oude, arme man komt langs en gebaart naar onze borden waar de resten van de cavia en haar klauwtjes liggen. We knikken en schuiven alles naar hem toe. Rustig pakt hij alles, inclusief de bruingeblakerde klauwtjes.

Wij hoeven niet meer.

Misschien een andere keer.

***

Trein naar Nariz del Diablo

Alausi, Ecuador (14 mei 2001)

We verlaten Baños in een grijze deken van miezerige regen. Tot nu hebben we tijdens onze busritten in Ecuador weinig geluk met het weer. De route schijnt langs een indrukwekkend mooi landschap te gaan, dwars door groene valleien omringt met dramatisch hoge, witte pieken van het Andes gebergte. We zullen het niet weten want het weer is belabberd…

Onderweg naar Riobamba wordt het iets beter. Ons plan is om in Riobamba de trein te nemen voor een rit die te boek staat als één van de mooiste in de wereld. Als het helder weer is tenminste.

In Riobamba aangekomen, blijkt de trein pas over twee dagen te gaan. Het weer is klote, dus besluiten we de bus te pakken naar Alausi om van daar het laatste en meest spectaculaire stukje treinrit te nemen, het stukje naar de "neus van de duivel", Nariz del Diablo.

En dat hebben we gedaan.

Een heel klein stukje.
Te voet.

De trein gaat, hoe raar, ook in Alausi pas over twee dagen. Willen we daar echt op wachten? Nou ja, als het echt zo’n spectaculaire rit is, waarbij je boven op het dak van de oude stoomtrein mag zitten… Dat wil ik voor geen goud missen!

Op wonderbaarlijke wijze trekt de bewolking open op het moment dat de bus zijn rit beëindigt, vlak voor de deuren van een hotelletje. Alsof de zon ons uitnodigt voor een wandeling door de bergen.

Snel nemen we een kamer en trekken we erop uit om te genieten van de zon en de omgeving van Alausi. Via een pleintje met een fontein en steile trappen lopen we het stadje uit. Even volgen we de doorgaande asfalt weg voordat we de velden in slaan.

Een enorme vredigheid daalt over ons neer nu we over de weidse berghelling sjouwen.

Alleen.

Hier is het nog echt stil.

Iets verderop graast een groepje geiten waar een oud vrouwtje met ontzettend verweert gezicht op een steen bij zit te kijken.

Vredig.

Alleen in stilte.

De vredige oude geitenhoedster

Als we haar groeten en even bij haar gaan zitten, begint zij een volslagen onduidelijk verhaal in een brabbeltaal dat nergens op Spaans lijkt. Communiceren is onmogelijk, maar dat maakt haar niets uit. Ze brabbelt gewoon verder en wij knikken vriendelijk terwijl we de immense omgeving in ons opnemen.

Ver beneden me zie ik de spoorlijn een zwart lijntje trekken door het land. Ik probeer de lijn zo lang mogelijk te volgen van helemaal rechts waar de lijn tussen enkele huisjes mijn blikveld in kruipt, tot helemaal links waar de lijn in het oneindige van de groene vallei verdwijnt. Regelmatig verdwijnt de slingerende lijn achter wat bomen of een natuurlijke rotsmuur. Eventjes, want snel doemt het weer op om zijn weg te vervolgen. Ergens recht voor me maakt de lijn een bijzonder draai van meer dan negentig graden om in de berg onder mij op te lossen. Spiedend zoek ik onrustig naar het vervolg, maar ik zie de lijn nergens terugkomen. Spoorloos!? Verward door de vreemde draai van het spoor baant mijn blik zich een weg terug naar de plek waar de lijn in de berg verdwijnt…

"Ga je mee verder!!", zegt Wendy voor de tweede keer, nu wat harder. Ik schrik op uit mijn gepeins en hoor het oude vrouwtje nog steeds brabbelen.

"Misschien kletst ze wel tegen haar beesten en helemaal niet tegen ons", vragen mijn hersens zich af.

"Ja, ja, laten we verder lopen."

We nemen afscheid van het oude vrouwtje en lopen verder de bergen in. Als we even later omkijken zien we haar met stok de kudde strompelend bij elkaar drijven.

We hebben het veld achter ons gelaten en lopen over een wat bredere zandweg. Het uitzicht over de vallei zijn we nu een beetje kwijt. Bij het eerste de beste pad of iets wat daarop lijkt dat we zien, duiken we dankbaar de zandweg af de vrije natuur in. Af en toe kromt het pad aardig naar beneden en is het schitterende uitzicht over de vallei weer terug en krijg ik mijn spoor weer in het vizier. Kan ik tenminste mijn puzzel afmaken…

Snel vind ik de scherpe bocht in het spoor beneden me terug en heb ik een net iets andere invalshoek om te zien dat het spoor langs een steile rotswand uit mijn zicht verdwijnt. Een stuk verder links zie ik nu de lijn de vallei in verdwijnen. Recht voor me ligt nog steeds dat raadselachtige spoorloze stuk land. Speurend dwaalt mijn blik af naar de overkant van de vallei waar ik vaag een stuk spoor ontwaar (?!).

"Nog een spoor?"

Plots valt ons pad over een scherpe rand een afgrond in.

Net als we staan te kijken hoe we deze horde moeten gaan nemen, horen we ergens achter ons een hoog stemmetje: "Grien, grien!"

Enkele jochies met hun hond komen druk gebarend op ons af. Met hoge stemmetjes proberen ze ons gringo’s op het goede spoor te brengen, maar helaas, we zien geen mogelijkheid om dit ravijn zonder gevaar voor eigen leven te nemen. Lachend halen ze ons in en beginnen honderduit te kletsen. Geen touw aan vast te knopen. Als een trouwe makker zit de hond stijf tegen één van de kereltjes aan. Als ik hem aanhaal, zijn we gelijk vrienden en de jochies vinden het blijkbaar ook fantastisch, getuige hun nog enthousiastere waterval aan woorden.

Zo zitten we zo een tijdje in het gele gras met elkaar en de hond te geinen. Met ons gebrekkige Spaans weten we ze te vragen waar het pad is gebleven. Tegelijk wijzen ze richting een maïsveld rechts.

Grien.....grien....

Oké, lopen de die kant op.

Nog twee keer stuiten we op een onneembare afgrond en tot twee keer toe redden de hoge stemmetjes ons.

"Grien!"

"Grien!"

Over de hoge rotsen boven ons, lopen ze zover mogelijk mee om ons domme gringo’s de weg te wijzen. Dwars door maïsvelden komen we dan eindelijk op het spoor terecht en volgen we deze terug naar Alausi.

Een stuk lager nu, heb ik geen uitzicht meer over het spoor en haar lijn door de vallei. Het raadsel van het verdwenen spoor zal ik wel nooit oplossen. Gek, de gedachte maakt me ietwat onrustig ontstemd.

Vreemd.

Alsof ik nu halverwege onze reis bang ben het spoor bijster te raken, misschien bang om niet alles eruit te halen wat erin zit. Ik weet het niet, maar ik hoop dat het verloren spoor geen voorteken is…

Vast niet. Tot nu toe is de reis geweest zoals die moet zijn, als een open boek waarin alles mogelijk is en niets vaststaat. Als zichzelf respecterende westerlingen hebben we natuurlijk wel een "planning" gemaakt. Gelukkig is die al in de soep gelopen. En ondanks de voorbereidingen is de werkelijkheid niet voor te stellen en volledig anders dan de foto’s. Iedereen die beweert de wereld te kunnen zien en ervaren via internet, teevee en de vele fotoboeken heeft het zo ontzettend mis.

Neem nou die doodnormale koe die daar over het spoor slentert. Doodnormaal? Nergens dicht bij huis wordt deze doodnormale koe gehoed door een vrouw met een bolhoed en een stokje in haar hand. Nergens in de westerse wereld loopt zo’n simpel beest in een prachtig berglandschap tussen twee stalen lijntjes door, in gezelschap van die andere weinig opwindende beesten: geiten, varkens en eenden.

Deze sfeer is gewoonweg niet van een plaatje of plat bewegend beeld te proeven. Dit moet je voelen, meemaken.

Elke vezel in mijn lichaam is zich nu ten volle bewust van de zeldzame situatie waarin ik me nu bevind. Deze sfeer, deze vrijheid, deze stilte…

Dat is waar reizen om draait.

Dit gevoel.

***

Terug in Alausi wandelen we nog steeds over het spoor het stationnetje in. Een beetje vreemd Efteling-achtig treintje staat er een beetje verloren bij. Recht en links staan wat vervallen huizen. Het spoor loopt gewoon dwars door het stadje, onbeschermd, volledig opgenomen in en onderdeel van het stadje. Op het perron lalt een dronken man tussen twee vrienden in die hem rustig wegdragen.

Als we informeren wanneer de trein precies vertrekt, zien we achter een glazen vitrine wat foto’s van de trein en tot onze verbijstering is de beloofde oude stoomtrein vervangen door dat imbeciele pretpark treintje.

Niks op het dak zitten.

Niks het stoom als mistflarden om me heen voelen dwarrelen.

Niks neusje van de duivel, want de trein keert nota bene vlak voor de pas.

Niet voor ons dus.

We gaan wel door naar Guayaguil en dan naar … Galapagos!