Rurre, tussen het moerasland van de pampa’s en het regenwoud van de Amazone ingeklemd, heeft een ouderwets vochtig warm temperatuurtje. De rust en de onverharde wegen geven Rurre zo’n einde-van-de-wereld sfeer. Ongedwongen. "Laid back".
Tjonge, wat zijn wij toe aan die behaaglijke vochtigheid na al die tijd op de droge en vooral koude hoogvlakten te hebben gezeten. Ik ruik die vochtigheid en die heerlijke warmte en ik voel me gelijk thuis.
Vanwege zijn ligging is Rurre de perfecte plek voor een bezoek aan de jungle en de pampa om de natuurschoon van de Amazone in optima forma te kunnen meemaken. Als we informeren naar de mogelijkheden bij één van de vele tourbureautjes gaat er toevallig de volgende dag een vijfdaagse jungle tocht met kamperen in de jungle en vlotten bouwen om via een tweedaagse riviertocht weer terug te drijven richting Rurre.
Vlotten bouwen! We zijn verkocht.
***
Het regenwoud zou het regenwoud niet zijn als het niet regent. Met bakken komt het uit de somber grijze hemel als we met een locale houten motorboot stroomopwaarts varen. Verscholen onder onze regencapes zien we heel weinig van de jungle en rotsformaties die aan ons voorbij trekken. Achter ons zitten Klaus de Duitser, zijn Spaanse vriendin Silvia en hun Spaanse vriend Manu, ook weggedoken onder een regencape. Voor ons zit Alice uit Engeland, niet helemaal perfect voorbereid zonder enige beschutting tegen de regen. Ach, nat zijn we allemaal. Alice alleen "ietsje" meer.
Drieënhalf uur later stoppen we onder een blauw gat in de lucht op een modderige rivierbank en worden begroet door onze gids Juan.
Het is droog!
Gari, de kok en zijn hulpje Beni gaan direct in de weer met hout en zwartgeblakerde pannen om een lunch klaar te maken. Ondanks het natte hout weten ze een vuurtje te bouwen. Met een aantal stokken bouwen ze een eenvoudige constructie waar ze de pan aan hangen boven het vuur. Welkom in de jungle en de manier van leven de komende vijf dagen.
Dit wordt super!
Terwijl wij op een omgevallen boomstam zitten en verwoedde pogingen doen om de zandvlooien van ons af te meppen, verdelen onze drie gidsen de voorraad voedsel en bagage over de hele groep.
Na de lunch worden de borden en pannen afgespoeld in de bruine rivier, pakt ieder zijn deel van de bagage en gaan we op weg naar vijf dagen overleven in de jungle.
Het is droog en de zon schijnt!
De jungle is dicht. We lopen bepakt en bezakt over smalle paadjes, steken riviertjes over en duwen takken opzij als het pad iets te onbegaanbaar wordt. Voor ons is het geluid van het mes van Juan te horen als hij weer een tak uit de weg mept. We moeten over boomstammen heenstappen en ik ben blij dat ik niet voorop loop en de kans heb de tanden van een slang in mijn enkels te voelen.
We komen bij het zoveelste riviertje als Juan waarschuwt dat we hier snel moeten zijn. Een dunne boomstam ligt over de sloot. Een stok die uit de modder steekt midden in de sloot is de enige hulpmiddel om in balans te blijven. Niet al te snel van begrip, kijk ik naar beneden en zie ik hordes mieren.
Dan snap ik wat Juan bedoelt.
Ze beginnen al over mijn schoenen te lopen. Ik stamp, maar ze houden vast. Met grote stappen vlucht ik de smalle boomstam op en grijp ik de stok die dient als leuning. Ik voel de stok diep in de modderige bodem van de rivier verdwijnen. Voorzichtig zet ik mijn volgende stap wankelig balancerend op de smalle boomstam. Daar sta ik dan, midden in de jungle, op een boomstam over een bruinmodderig riviertje, achtervolgt door mieren. Niet gezegend met het meest stabiele evenwichtsorgaan red ik het toch naar de overkant en kunnen we weer verder.
Juan legt van alles uit over het leven in de jungle. Hij haalt schors van boomstammen en verklaart de medische werking tegen koorts of stimulering van de bloedsomloop of laat ons erop kauwen. De ene schors smaakt of ruikt heerlijk, de andere maakt je mond meteen gevoelloos. Weer een ander soort boom geeft dodelijk gif af die de indianen hier gebruiken voor hun pijlen.
Van een andere boomschors maken de indianen kleding en Juan laat zien hoe. Uiteraard leeft de rubberboom hier ook. De sappen van een andere plant zijn perfect te gebruiken als lijm en van de bladeren van weer een andere plant fabriceert hij in geen tijd een hoed. Zo stopt Juan continu om weer iets anders te laten zien en staan wij er verbaast van welke toepassingen hier allemaal in de natuur voorkomen. We eten termieten die smaken naar mint, drinken water uit lianen en eten kleine palmen, wortels van bomen en bijzondere vruchten. Het is echt ongelofelijk en voelen ons echte westerlingen die geen flauw benul hebben van de natuur om ons heen.
Mooie vlinders komen langs gedarteld en strijken neer op de "lippen van Maria", een mooie rode bloem. We ontmoeten een wandelende palm, ja echt, een wandelende palm. Niet dat hij voor ons wegsprint, want zijn tempo bedraagt ongeveer dertig centimeter per jaar. Maar toch, een lopende boom! Ik sta gewoon paf van al die wonderbaarlijke fenomenen van moeder natuur. We vallen gewoon van het ene wonder in het andere, en als je het aan mij vraagt, lijkt alles op elkaar. Het is dat Juan ons de enorme verscheidenheid laat zien, want zonder hem is het maar één groot woud met groen.
Richting de avond stoppen we om ons kamp op te slaan. Eerst maken onze gidsen de kampeerplek klaar; er wordt een groot kapmes gepakt en voor onze ogen wordt een stukje jungle vrij gemaakt. We sprokkelen hout voor het kampvuur waarboven onze kok het eten klaarmaakt met het bruine water van het stroompje dat naast ons kamp stroomt. Dan verzamelen we enkele lange stokken voor de tent. Eén hoge dwarsligger, twee lagere langszij, plastic felblauwe zeil erover en de tent staat. Daaronder hangen we de muskietennetten aan de lagere dwarsliggers, rollen we onze matjes eronder uit en is ons onderkomen klaar.
De wc is het kleine riviertje naast ons waar, in de weerschijn van onze zaklampen, twee ogen rood oplichten: een alligator.
Juist ja. Ik ga dus niet naar de wc vannacht!
In de bosjes dus maar voor de broodnodige behoeften...
Na het eten dat, ondanks klaargemaakt met het bruine water, verbazingwekkend goed smaakt, gaan we op pad voor een nachtwandeling. Onze zaklamp geeft net genoeg licht om het pad te zien en niet te struikelen. Overal om ons heen zijn geluiden. Bladeren ritselen. In de verte roept een uil. We doen onze lampen uit en gaan ergens zitten, gewoon luisteren in het donker. Geritsel in de struiken doet mijn hart sneller kloppen, maar helaas komt het geritsel niet dichterbij en we gaan weer verder.
Boven ons schijnt de sterrenhemel die af en toe door een open plek in het bladerdak te zien is. Briljant, duizend fonkelende sterren. Het is net het gezicht van de tekenfilm "The Lion King" waarvan ik nooit had gedacht dat het reëel kan zijn.
Vuurvliegjes lichten af en toe op en er vliegen vleermuizen rond die zachtjes kwetteren. Een geluid om nooit te vergeten, betoverend en magisch. We zijn weer op een boom gaan zitten en genieten, laten ons opgaan in de wereld rondom ons en voelen ons er even deel van. Even niet die westerling die er niets van begrijpt. Even enkel een aanwezigheid in onbetreden regenwoud, vol geluiden van zijn bewoners.
Dan, zomaar, krijg ik een visioen van mijn wereldbol die thuis op mijn nachtkastje staat. Hij draait en staat stil precies met Zuid-Amerika voor mijn neus. Als een satelliet zoem ik in richting Amazone, rechts van de Andes. Brazilië, Bolivia, Peru … zoeoem … drielanden punt midden in het groen … zoem … naar het zuiden … zoeoem … daar ligt de rivier Rio Beni … zoeoeoem … hé, een blauwe vlek tussen de bomen … zoem … allemachtig, daar zit ik op een boomstam in het donker te luisteren naar de junglegeluiden.
Ben ik dat?
Heel tastbaar voel ik mijn bestaan en voel ik als een brandpunt de plek op de wereldbol waar ik me nu bevind. Een raar soort verwondering zweeft om me heen, alsof ik thuis ontwaak uit een lange, intense droom. Heel tastbaar voel ik nu mijn slaapkamer. Ik heb mijn ogen dicht en ben bang dat als ik ze opensla ik midden in mijn slaapkamer blijk te zijn. Dat mijn droom niet echt is…
***
In een enorme stortbui word ik wakker. Even heb ik tijd nodig om te beseffen waar ik ben als ik nattigheid voel. Dan zie ik dat het blauwe dekzeil boven ons is gevuld met liters water en gevaarlijk laag is komen te hangen. Rond onze eenvoudige tent hebben zich al aardige modderstroompje gevormd. Naast ons zijn de vervelende Klaus en de niet onaardige Silvia, wat ziet ze in die gozer, al volledig nat en aan de andere kant van de tent zijn onze gidsen al haastig bezig de boel te verhuizen naar het nog droge middengedeelte. Genadeloos blijven de liters water op ons neervallen maar dat weerhoudt onze junglemeesters er niet van vrolijk een vuurtje te stoken in de tent. We moeten toch ontbijten!
Pap!?
Tja, wie had dat gedacht. Poedermelk, wat havermoutachtig spul, suiker en heet modderwater uit het riviertje en we hebben een ontbijt dat vult en waar je nog warm van wordt ook.
Pap.
Mijn geest dwaalt af naar inmiddels toch al heel wat jaartjes geleden, de papjaren van Erik. De tijd van de jongensboeken vol kattenkwaad, scheepsjongens van Bontekoe in exotische oorden, vlotten bouwen en al die andere avonturen die ik in mijn dagdromen natuurlijk allemaal zelf in het echt beleef. En voordat ik het goed en wel besef worden de jongensdromen van een kleine jongen werkelijkheid en stap ik zo een heus jongensboek binnen: Erik gaat vlootje varen...
***
... Diep verscholen in zijn regencape loopt Erik achter Juan, de held van de jungle. Juan, die alles weet van de bomen en planten hier, precies weet op welke boomschors je moet kauwen als je krampen in je buik hebt, die altijd het goede pad weet te vinden.
Het regent hard maar dat deert Erik helemaal niets want hij heeft zijn regencape en hij kan zijn opwinding nauwelijks verbergen. Hij gaat samen met Juan en heus vlot bouwen om de rest van de jungletrip over de rivier te maken. Gelukkig weet Erik zijn enthousiasme als een echte man in te houden. Vooral ook omdat Klaus, de ik-weet-alles-beter-duitser ook mee is en Erik niet onder wil doen voor Klaus. Dit is per slot van rekening echt mannenwerk. De meisjes zijn dan ook achter gebleven in de tent, lekker droog en warm bij het kampvuur, terwijl Beni, het hulpje de wacht houdt.
Manu, de Spaanse jongen is ook mee, maar dat is nog lang geen echte man, vindt Erik. En tot grote vreugde van Erik is de gekke en lollige Gari ook mee. Dat wordt lachen.
"Dit is de rivier Rio Honde. Hier gaan we met de vlotten stroomafwaarts", vertelt Juan als ze bij de rivier zijn aangekomen. "Daar aan de overkant staan de bomen die we nodig hebben".
"Overkant?", zegt Manu. "Maar ik zie nergens een brug", en angst klinkt door in zijn stem.
Bulderend van het lachen stapt Gari zomaar de rivier in. "Nat ben je toch al".
"Ja maar, mijn schoenen dan en mijn broek?", probeert Manu nog, maar dapper stapt Erik achter Gari aan, gevolgd door Klaus en Juan. Nu moet Manu wel en met een vies gezicht stapt hij het water in.
Gari weet precies waar de ondiepe plekken zijn en nergens reikt het water hoger dan tot Erik's knieën. Met zompige schoenen stappen ze één voor één veilig op de zandoever aan de overkant van de rivier.
"Deze bomen hebben we nodig", wijst Juan op een lichtgroen, wit gevlekte boom. "Deze drijven het beste van alle bomen. Eerst maken we een groot vlot voor de tassen en de meisjes. Daar hebben we zeven bomen voor nodig."
"Allemachtig", denkt Erik, "dat is veel."
Als Juan de sombere blik van Erik ziet vervolgt hij direct: "Maar wees niet ongerust. Het zijn niet alleen de beste drijvers maar ook de snelste groeiers, dus een paar boompjes meer of minder is niet erg."
Dan verdwijnt Juan gewapend met kapmes het dichte struikgewas in op zoek naar de mooiste bomen voor het vlot. De rest wacht in de regen. Klaus gooit verveeld steentjes in het water en Manu is bezig zijn sokken uit te wringen als Gari geheimzinnig op Erik af komt.
"Heb je het koud?"
"Ach, gaat wel", liegt Erik een beetje.
"Hier, neem hier maar een hand van.", en Gari houdt Erik een plastic zak vol met cocabladeren voor.
"Dat houdt je wel warm en is goed voor je bloedsomloop."
"Wauw, cocabladeren. Meen je dat echt? Mag ik ... ?" Erik neemt snel een handvol en propt ze achter zijn kiezen.
"Af en toe een beetje op kauwen en alleen het sap doorslikken", adviseert Gari lachend. "En mondje dicht tegen Juan, hè?".
Cocabladeren is alleen voor de grote mensen want sommigen beweren dat je er verslaafd aan kan raken maar dat vindt Gari maar onzin. Klaus heeft het onderonsje direct in de gaten en zegt wijsneuzerig: "Daar kun je verslaafd aan raken hoor."
"Nonsens!", ketst Gari terug, "Neem maar wat."
Klaus kan zich niet inhouden van nieuwsgierigheid en neemt een grote hand vol. Manu, die druk bezig is het water uit zijn schoenen te laten lopen wil echt geen cocabladeren. Ook niet een paar om te proberen.
"Jongens! Ik heb er een paar gevonden", klinkt het uit het bos.
"Ah, werk aan de winkel", roept Gari en op de voet gevolgd door de drie jongens weet hij veilloos door een wirwar aan struiken, enorme rietstengels en bamboe Juan te vinden. Die is al bezig een mooi exemplaar om te hakken. Snel laat een enorm gekraak weten dat de boom begint te vallen.
"Aan de kant!", schreeuwt Juan boven het gekraak uit. Onnodig, want bij de eerste kraak waren de jongens al naar een veilig heenkomen gevlucht. Triomfantelijk, alsof hij zelf de boom heeft omgelegd, klimt Klaus op de liggende stam.
"Rot toch op, stoere", denkt Erik als Juan roept: "Kom op Klaus, help me liever. We moeten de boom ontdoen van zijn huid."
Handig hakt Juan de barst van de boom in reepjes die hij over de hele lengte van de stam eraf trekt. Blij eindelijk iets te kunnen doen helpt Erik driftig mee en snel is er een kale, witte stam over.
"Nu het zwaarste werk", zegt Juan. "De stam moet nu naar de rivier gesjouwd worden."
Met zijn allen tillen ze op commando van Juan de loodzware stam op en beginnen als een dronkaard tussen de taaie rietstengels te zwalken richting de rivier. Hijgend laten ze de stam over de klei rand zakken waar de natte stam verder glijdt tot dicht bij de waterrand.
"Dat is één", verzucht Erik van de zware inspanning.
Verderop horen ze Gari al bezig met de tweede boom en Juan en Manu gaan op zoek naar een derde. Erik en Klaus lopen al richting Gari om te helpen strippen. Als die boom ook witglanzend klaar ligt kijkt Gari de twee jongens met pretoogjes en een bolle wang van de cocabladeren aan.
"Weten jullie dat ik de sterkste man van het woud ben?"
"Ja", merkt Klaus op, "Nogal makkelijk als er verder niemand woont."
"Ik zal het bewijzen door deze boom in mijn eentje naar de rivier te tillen."
"Zo'n klein boompje, dat lukt iedereen", pocht Klaus.
"Als jullie hem op mijn schouders tillen, doe ik de rest."
Met moeite tillen de twee jongens de stam op en Erik moet zich inhouden om geen scherpe opmerking te maken richting Klaus. Hijgend en kreunend krijgen ze de boom op schouderhoogte van Gari die het midden van de stam op zijn schouder legt.
"Los!", roept hij en wankelend en balancerend worstelt hij zich een weg door het riet dat vaak zo dik is dat Gari er omheen moet. Gespannen volgen de jongens hem. Met een brede lach en een vreugdekreet laat Gari de stam over de kleirand vallen en roept uit: "Dat is twee!"
Triomfantelijk kijkt Erik Klaus aan die ditmaal wijselijk zijn mond houdt en zich omkeert om Juan en Manu op te zoeken.
"Het geheim", fluistert Gari Erik in zijn oor, "is coca."
Erik maalt nog maar eens op de bal bladeren in zijn wang die er inmiddels gevoelloos van is geworden. Om eerlijk te zijn vindt Erik het spul helemaal niet lekker, maar dat vertelt hij Gari maar niet.
Langzaam is het gestopt met regenen en leggen de jongens hun regencapes te drogen op de rivieroever. Maar alles is en blijft nat en het werk is zwaar. Ploeterend gaan ze door totdat er eindelijk zeven witte boomstammen liggen verspreid in de modderklei van de rivieroever liggen. Als ze die uiteindelijk bij elkaar hebben verzameld in een inham van de rivier is iedereen tot op de laatste draad kletsnat en bruin van de modder. Terwijl de jongens tegen elkaar opbieden wie het smerigst is, verzamelen Juan en Gari jonge, dunne boompjes waarvan ze de bast in reepjes eraf halen. De lange repen ontdoen ze van de donkere, harde bast zodat de witte, flexibele binnenkant van de bast overblijft.
"Deze zijn oersterk en gebruiken we als touw om de stammen aan elkaar te binden", legt Juan uit.
Dan begint pas het echte bouwen. Handig knopen Juan en Gari de stammen aan elkaar en van een heleboel bamboestokken maken ze een plateautje op het vlot. Trots als een pauw aanschouwen de jongens hun vlot.
"Waar wachten jullie nog op", roept Juan als hij op het vlot springt. "Allemaal
erop. Proefvaart!"
De jongens springen enthousiast op het vlot en vallen bijna net zo hard weer het water in. "Tjee", roept Manu verschrikt, "wat is dat ding wankel". "Hoort ie half te zinken?", vraagt hij onzeker aan Juan als hij merkt dat iedereen met zijn voeten in het water staat.
"Hij drijft toch!", antwoordt Juan. "Als het plateau voor de tassen maar droog blijft".
Ongeschonden slaagt het vlot voor de proefvaart. De meiden staan al te wachten aan de rand van het water en Erik begint te blozen als hij merkt dat Wendy, zijn meissie, haar trotse blik niet van zijn met modder besmeurde gezicht kan afhouden. Op slag is alle vermoeidheid vergeten en worden de meiden overladen met verhalen, de één nog heldhaftiger dan de ander. Gari spant wel de kroon met zijn verhaal over het verslaan van een jaguar in een gevecht om een boom.
Het is al tegen vijven als Gari de jongens trakteert op vers gebakken popcorn met warme chocomelk.
"Morgen vertrekken de meiden en de tassen op het vlot en gaan de jongens te voet langs de rivier", meldt Juan de plannen voor morgen. Manu barst gelijk uit in een smeekbede, maar Juan's besluit staat vast. "We moeten op zoek naar een andere plek waar wat meer bomen staan om een tweede vlot voor jullie jongens te bouwen". Manu jammert nog wat door als Gari plotseling uitroept: "Jongens, als jullie nog wat willen eten vanavond moeten jullie opschieten". Verbaast kijkt iedereen hem aan en met een brede lach roept hij: "We gaan vissen", en deelt aan iedereen vislijntjes uit.
Alice kijkt hem verschrikt aan: "Wij ook?". "Maar het is al bijna donker".
"Ja, iedereen, als je wat te eten wilt hebben tenminste...."
***
Het vlot ziet er stevig, maar oncomfortabel uit als we met de meiden er de volgende ochtend op stappen. Sylvia en Alice vinden het allang best, zolang ze maar droog kunnen zitten en niets hoeven te doen. Het zijn echte meisjes die dit jungle avontuur wel mooi vinden, maar teveel avontuur hoeft nu ook weer niet.
Wendy vindt het wel een beetje saai om op het vlot te gaan zitten al vindt ze het toch ook stiekem wel lekker. En zo houdt ze ook haar schoenen droog, want ze heeft allang gezien dat de jongens weer door de rivier heen moeten!
Juan en Gari sturen het vlot met hun lange stokken en het enige wat de meisjes hoeven te doen is zitten op de verhoging bij de bagage. Hoog en droog! De boomstammen liggen half onder het water en de voeten van Juan en Gari worden meteen nat.
Terwijl de jongens vertrekken langs de oevers van de rivier, duwt Juan het vlot naar het midden van de rivier. Meteen neemt een vriendelijke stroming het vlot mee richting de eerste bocht met een kleine stroomversnelling. Daar is het ondieper dan verwacht en als een schok schuren de boomstammen over het steengruis van de rivierbodem. De meisjes houden hun adem in en verwachten dat ze elke moment het hele vlot uit elkaar zien vallen. Maar de jongens hebben hun werk goed gedaan. Het vlot kraakt aan alle kanten maar houdt met gemak stand. Gari en Juan lachen om de bange blikken. Voor hen is dit bijna dagelijks werk en zij weten precies waar het vlot tot toe in staat is.
Wendy kijkt waar de jongens inmiddels uithangen. Even verderop lopen ze net de bocht om waar het vlot zijn eerste vuurdoop heeft gehad. Erik loopt voorop met Manu en Beni. Sylvia kijkt waar haar vriendje Klaus loopt, maar ze kan hem nog niet ontdekken. Dan komt ook langzaam een heel eind achter aan Klaus om de hoek.
"Ach, hij is helemaal moe", zegt Sylvia meewarig.
Wendy, die alle verhalen over die irritante Klaus natuurlijk uitgebreid van Erik heeft gehoord, vindt het wel leuk dat haar Erik voorop loopt. Ze ziet dat de zandbank waar de jongens lopen nu ophoudt en aan de andere kant van de rivier verder loopt. Ze zijn gedwongen om de rivier weer over te steken.
"Kijk eens wat diep", roept Alice uit. "Wat ben ik blij dat ik op dit vlot zit zeg."
Juan en Gari lachen weer om de westerse meiden en kijken even richting de jongens die inmiddels tot hun middel door het water waden. Dat hadden ze beter niet kunnen doen want ze missen een zeer ondiep gedeelte. Met een enorme schok loopt het vlot aan de grond en blijft steken.
Vast!
De achterkant van het vlot drijft nog een stuk mee met de stroom zodat het vlot achterste voren keert en dan met een klein schokje echt vast komt te liggen.
"Iedereen eraf!", roept Gari terwijl hij en Juan in het ondiepe water springen. "Duwen meiden!"
Dit heeft vooral Alice niet van tevoren bedacht en met een zeer verongelijkt gezicht begint ze haar bergschoenen los te knopen.
"Laat die schoenen maar aan, want de stenen hier in de rivier zijn messcherp", zegt Gari met een grijns.
"Maar dan worden mijn schoenen nat!"
"Ja, of wil je de rest van de dag hier vast blijven zitten?".
Dat wil Alice ook weer niet, dus stapt ze maar van het vlot om mee te helpen duwen. Net op dat moment komen de jongens langs gelopen, half doorweekt. Nu is het hun beurt om hartelijk te lachen.
"Pas op hoor, het water is nat!"
"Rot toch op", bijt Alice hun toe.
"En oh, ja, Manu had net nog een Pirana aan zijn broek hangen", roept Erik pesterig terwijl hij Manu in zijn kont knijpt. Manu springt van schrik weg en Gari proest het uit.
Plotseling schiet het vlot los en moeten ze er hard achteraan lopen om erop te kunnen springen. Vooral Alice heeft met haar forsere postuur enige moeite om de glibberige boomstammen te beklimmen. Bij de tweede poging glijdt ze uit en komt met een smak gestrekt op het vlot te liggen met haar benen buiten boord in het water. Juan schiet haar snel te hulp en trekt haar verder op het vlot waar ze half jankend van de schrik op de bagage gaat zitten. "Alleen je broek volledig nat en voor de rest geen schrammetje", stelt Juan snel vast. De schrik is snel voorbij en Sylvia en Wendy gaan snel naast haar zitten met troostende woorden.
Een uurtje of vier verder is het tijd voor de lunch. Gari en Juan sturen het vlot naar de kant waar het hobbelig over de keien schuurt om direct bij de oever tot stilstand te komen. Galant helpen ze de meiden op de kant en Gari gaat direct aan de slag om het eten klaar te maken.
Het duurt niet lang of Beni en de jongens komen ook aangelopen, behoorlijk uitgeput van het zware waden door de rivier en de af en toe modderige rivierbanken. Maar hoe moe ze ook zijn, Beni krijgt niet de tijd om even bij te komen want Juan sleept hem meteen mee: bomen hakken voor een tweede vlot. Uitgeput als ze zijn gaan de jongens ook maar helpen. Het is per slot van rekening nu hun vlot dat gebouwd moet worden.
De één na de andere boom komt uit het bos gerold terwijl Gari een groentesoep klaarmaakt. Na vijf bomen nemen ze even pauze om de soep met verbazingwekkend veel groente naar binnen te werken. Dan begint het vastbinden. De vijf boomstammen vormen een behoorlijk gammel geheel en dit vlot ziet er nog niet half zo goed uit als de eerste. Maar hij is ook wel heel snel in elkaar gezet.
"Ga er eens opstaan met zijn allen", zegt Juan tegen de jongens als het vlot klaar is. Het zinkt nog best diep weg en hun voeten staan helemaal in het water. Dit is zelfs voor Juan teveel. Hij schudt met zijn hoofd en verdwijnt weer de jungle in. Even later klinkt een donderend geraas en nog een boom komt door het hoge riet heen gevallen. Dan verschijnt het tevreden gezicht van Juan.
"Dit moet het doen!"
"Net niet te kort", roept Juan opgelucht uit als na veel passen en meten de zesde stam eindelijk op zijn plaats zit.
"Hoogste tijd om te gaan, want we moeten nog een heel eind de rivier af."
Wendy kijkt sip als ze weer op het meidenvlot moet plaatsnemen. "Veel te saai", laat ze duidelijk weten.
"Maar wel droger", roept Erik vanaf het nieuwe vlot dat net onder het wateroppervlakte blijft drijven als de vier passagiers voorzichtig de eerste meters afleggen. Beni bedient de achterkant met een lange bamboe stok en Manu heeft dapper de stuurmansplek voor op het vlot ingenomen. Voorzichtig manoeuvrerend op de gladde stammen puntert Manu dan weer links, dan weer naar rechts om drijvende boomstammen te ontwijken. Met een trotse blik schieten ze rakelings langs de eerste boomstam maar blijft zijn stok plotseling in de modderige rivierbodem steken. Even wankelt Manu en probeert hij de stok los te rukken, maar de stok is sterker en brengt Manu volledig uit balans. Een fractie van een seconde later komt hij met een smak neer op de gladde boomstammen en glijdt hij half het water in. Hij proest het uit van schrik, doornat, als Erik nog net de verloren stok kan grijpen. Dubbel van het lachen brengt Beni uit: "Dat scheelde weinig of we waren nu al ons stuur kwijt", wijzend op de stok in Erik’s handen.
Verongelijkt stamelt de druipende Manu: "Ik ben helemaal nat!", en bijt Klaus toe die nog niet is bijgekomen van het lachen: "Doe jij dit dan maar eens."
Dat laat Klaus zich geen tweede keer zeggen. Wankelend schuifelt hij naar voren om de plaats van Manu over te nemen. Maar al snel merkt hij dat het vlot niet al te betrouwbaar is. Als stuurman ziet hij een stukje ondiep water over het hoofd en met een klap loopt het vlot aan de grond. Op de gladde ondergrond van de boomstammen weet Klaus zijn evenwicht net niet te houden en valt pardoes voorover. Half nat en de schaterende lachsalvo’s achter hem negerend, klautert hij weer overeind om driftig door te punteren.
Dan komt er een stroomversnelling in zicht. Wonderwel overleven ze de stroomversnelling, al slaat Klaus alle adviezen van Beni, die de rivier goed kent, in de wind en kiest Klaus eigenwijs zijn eigen route om de stroomversnelling te nemen. Stilletjes hoopt Erik dat ze weer aan de grond lopen en dat Klaus koppie onder gaat, maar helaas, Klaus maakt geen uitglijders meer.
Na een uurtje is het de beurt aan Erik die alle tijd heeft gehad om te zien wat je wel en wat je niet moet doen. Lang gaat het goed totdat een paar boomstammen van het vlot ongemerkt wat losser zijn gaan zitten en er twee grote spleten tussen de stammen zijn ontstaan. Plotseling glipt de linkervoet van Erik onder hem vandaan en voordat hij het weet, steken beide benen door het vlot heen en komt hij met zijn achterwerk hard op het vlot terecht. Dat is dus een doornatte kont en nu is het de beurt aan de anderen om in lachen uit te barsten.
De rest van de dag komen ze ongeschonden door en op een prachtig mooi strand leggen ze aan om voor de laatste maal het kamp op te zetten…
Na een lange dag op het vlot zitten, heeft Juan ’s avonds weer wat anders in petto. Ze zitten met z’n allen rond het kampvuur als hij kleine nootjes tevoorschijn haalt die hij in de jungle verzameld heeft. De meisjes kijken nieuwsgierig toe en Wendy kan het niet laten om de geheimzinnig zwijgende Juan te vragen wat hij nu weer aan het maken is.
"Momentito por favor. Geduld", verzucht Juan zijn standaard antwoord als de meiden weer eens ongeduldig op zijn lip zitten. Hij tovert uit zijn knapzak een klein zaagje tevoorschijn waarmee hij de noot te lijf gaat. Iedereen kijkt gespannen toe als Juan de noot doormidden heeft en er een witte rups uit peutert.
Net als de jongens die ondertussen minstens zo nieuwsgierig zijn als de meiden teleurgesteld brommen of dat alles is, steekt Juan de rups in zijn mond om deze met een gelukzalige blik op te peuzelen.
"Jakkes!", roepen Sylvia en Manu in koor.
Dan gaat Juan onverstoorbaar door met zijn zaagje en één van de twee noothelften. Als hij klaar is, peutert hij de brei aan de binnenkant van de noot eruit en houdt hij een rond ringetje omhoog. Zonder een woord te zeggen pakt hij de hand van Alice beet en schuift het ringetje om haar vinger.
"Dat past perfect", en neemt het ringetje terug.
Dan eindelijk begint Juan uit te leggen. "Dit is een kokosnootje. Als hij rijp is en van de boom valt, breekt hij open zodat de rups eruit kan om een hele mooie vlinder te worden. Maar als ik die rups vind, eet ik hem op. Echt lekker. Smaakt naar kokos."
Dan pakt Juan een handvol nootjes en legt die voor de jongens neer: "Probeer maar."
"Hoe is die rups er eigenlijk in gekomen", vraagt Manu zich af.
"Kijk", legt Juan uit terwijl hij een nootje laat zien. "Zie je dit hele kleine gaatje. Je kunt het nauwelijks met het blote oog zien. Zo klein is de rups als hij de noot in kruipt."
Met verbazing pakt iedereen een nootje om zelf het gaatje te ontdekken. En dat valt niet mee, zo minuscuul klein is dat gaatje.
"Een loep zou nu wel handig zijn geweest", zegt Alice.
Terwijl iedereen zijn noot aan een uitgebreid onderzoek onderwerpt, pakt Juan uit zijn zak een schuurpapiertje en begint hij driftig de bruine, ruwe ring te bewerken. Vol verbazing kijken Sylvia en Wendy toe. Na een half uurtje schuren verandert het bruine onooglijke ringetje in een glanzende zwarte ring.
"Voor jullie maak ik er ook wel één", zegt Juan tegen Silvia en Wendy.
Klaus en Erik kijken geïnteresseerd toe en besluiten dat niet Juan maar zij een ring voor hun meissie moeten maken. Erik pakt een noot en ijverig begint hij met zagen en schuren. Het eindresultaat is verbluffend. De ring glimt wel niet zo mooi als die van Juan, maar toch is hij vol trots als hij de ring aan Wendy geeft die natuurlijk niet minder trots is en stralend de ring in ontvangst neemt. Dan blijkt dat Erik in al zijn ijver één ding is vergeten: is de noot wel de goede maat voor de slanke vingers van Wendy? De ring is echt veel te groot en valt direct van haar kleine hand af.
Verschrikt en teleurgesteld raapt Erik zijn creatie op als Wendy hem liefdevol troost en de ring om haar wijsvinger schuift.
"Dat past perfect", fluistert ze terwijl ze de blozende Erik een kus op zijn wang geeft...
***
De laatste dag alweer.
Ik heb besloten om het comfortabele maar saaie vlot vandaag te laten voor wat het is en het avontuur van het tweede vlot te zoeken. Manu wil wel van plek ruilen. Als ik erop stap zijn mijn voeten al nat en ik moet toch even slikken als ik bedenk dat mijn achterwerk ook wel zal volgen als ik wil gaan zitten.
Ik mag als eerste sturen, wat betekent dat ik aan de voorkant sta met de stok en goed moet kijken waar de rivier ondiep is. Beni staat achterop te punteren en ook Klaus heeft een stok gepakt om mee te punteren. Achter me voel ik de ogen van Klaus in mijn rug, wachtend tot het misgaat. Hij zegt niets, lacht zelfs niet en staat heel serieus met zijn stok wat in het water te duwen. Ach, het is in ieder geval beter dan wanneer hij bij Sylvia in de buurt is, want dan wordt hij zo enorm klef!
Ik duw de stok in de modder en daar gaan we. Het gaat vlotjes en ik weet me toch redelijk staande te houden. En dan komt de eerste stroomversnelling. De boomstammen rammelen en ik kan duidelijk merken dat dit vlot sneller in elkaar is gezet dan het andere. De boomstammen wijken en net op het moment dat we bijna door de stroomversnelling zijn en ik opgelucht adem wil halen, glijdt mijn voet tussen de balken en daar lig ik!Die natte broek laat dus niet lang op zicht wachten.
Klaus weet nog net te vragen: "are you oké?", maar meer humor kan er niet van af. Erik en Beni hebben de grootste lol en ik lach mee. Dit is gewoon ontzettend leuk om te doen en een uitglijder hoort daar zeker bij. Het sturen laat ik dan toch maar over aan Erik.
En zo zakken we verder en verder de Rio Hondo af. Geelgroene reigers met een groene snavel vliegen regelmatig langs en er komen ook ara’s overvliegen. Als we dichter langs de kant drijven zijn duidelijk de ijsvogels te zien die op een tak zitten te wachten op een goed moment om naar een visje te duiken.
Het bos aan de beide oevers is heel dicht. Hier woont geen mens. De oevers zijn vaak van afgeslagen zand, een duidelijk teken hoe hoog het water kan reiken in het natte seizoen. Er drijven veel stukken hout, takken en boomstammen, in het water die bij hoger water zijn meegesleurd en nu vaak midden op de rivier op een zandbank zijn blijven steken.
Het andere vlot met de meiden, Manu, Juan en Gari vaart voor ons uit. Ze nemen de zekere weg, want de bagage mag niet nat worden. Wij hoeven dat niet dus wijzen ze soms aan dat we ook een andere, spectaculairdere route kunnen nemen langs stroomversnellingen. Dan met een nieuwe stroomversnelling in zicht, beginnen Juan en Gari hard te schreeuwen en te gebaren dat we links moeten houden. Er liggen enorme boomstammen midden in de rivier die het zicht op de versnelling behoorlijk ontnemen. Zij nemen rechts en wij volgen hun raad maar op en nemen de smalle linker doorgang. De doorgang is heel smal waardoor het water er ook extra hard doorheen stroomt. Eén stuurfout en we hangen vast in de bomen midden op de rivier.
Met de nodige adrenaline die door mijn bloedvaten stroomt, nemen we de trechter. De kracht van de rivier neemt ineens enorm toe en ons toch al niet stevige vlot kraakt aan alle kanten. De spleten tussen de boomstammen van ons vlot worden door de kracht flink opgerekt en onze snelheid is deze tocht nog niet zo hoog geweest.
Als het vlot dit maar houdt!
Beni schreeuwt zijn bevelen door aan Klaus die op de punt van het vlot driftig staat te sturen. Met een enorme vaart drijven we recht de trechter in en net als ik denk dit gaat perfect, krijgt ons vlot een enorme slinger naar links. Dit is niet meer te houden. We drijven recht de kluwen van takken in van een boom die op de oever ligt.
Vast!
We draaien drie keer rond als een speelbal van de rivier om vervolgens echt achter een aantal takken te blijven steken. Het is hier te diep om te punteren dus ook te diep om het vlot los te trekken. Als een muis zitten we op het vlot in de val. De enige uitweg is terug, tegen de enorme stroming in om dan om de kluwen takken heen te drijven.
Met onze drie stokken peddelen we uit volle kracht. Natuurlijk komen we geen centimeter tegen de sterke stroming in met die dunne stokken van ons. Dit gaat niet. Even staan we uit te puffen en te bedenken hoe we ons hier uit moeten redden. Het andere vlot is al lang niet meer in beeld en is ongeschonden langs de relatief rustige rechter doorgang gedreven. We moeten het echt alleen zien te rooien.
Dan komt Beni op een idee. Met onze stokken proberen we ons af te zetten tegen de liggende boom. Dit is geen makkelijke opgave op het glibberige vlot dat weigert enige houvast te bieden. Toch, na enige tijd worstelen lukt het wonderwel om langzaam de stroming te overwinnen. Heel langzaam. Als we bij het draaipunt zijn, grijpt Beni een enorme zijtak van de liggende boom en schreeuwt dat we nu een harde duw moeten geven met onze stokken. Het vlot draait om zijn as, precies aan de goede kant van de enorme tak. We laten los en het vlot drijft weer mee met de stroming, precies door de trechter.
"Punteren, naar rechts!!", schreeuwt Beni als we weer dreigen teveel naar de takken te drijven. Tijdig merken we de dreiging en punteren uit alle macht naar rechts. Dan schieten we door de trechter en laten ons meevoeren op de sterke stroming die nu naar het midden van de rivier loopt. We zijn gered en met een enorme zucht geven we het vlot over aan de nu langzaam zwakker wordende stroming.
Dit was gaaf! Ik weet niet hoelang ons gammele vlot het had uitgehouden in die krachten van de rivier, maar niet lang denk ik. Ons vlot wordt steeds gammeler en we moeten regelmatig de boomstammen opnieuw aan elkaar binden.
Dan gebeurt het onvermijdelijke. Volgens Beni naderen we laatste serieuze stroomversnelling als we inderdaad een behoorlijk woeste bocht voor ons zien opduiken. Dit keer luisteren we goed naar de bevelen van Beni en nemen we de versnelling prefect, totdat …
… totdat de meest linker boomstam van het vlot ineens afscheurt en in z’n eentje ons voorbij drijft. Volledig uit evenwicht wankelen we precies door het meest ruwe gedeelte van de stroomversnelling heen, en vallen allemaal neer op de overgebleven stammen. Dan breekt het vlot echt in tweeën. Ik weet niet hoe, maar met z’n vieren weten we de stammen bij elkaar te houden, al is sturen nu natuurlijk onmogelijk. We zijn volkomen overgeleverd aan de grillen van de rivier die ons als stukken drijfhout heen en weer schudt. Half in het water liggend, komen we de versnelling door en lopen vrij snel vast op een stuk ondiep grindbodem. Nu is het hele vlot volledig uit elkaar gevallen en her en der drijven onze stammen weg.
"Allemachtig, dit is niet zomaar meer te repareren", denk ik nog als ik volledig nat opsta uit het water.
Met een brede grijns schreeuwt Erik het samen met Beni uit.
"Dit is TOP!"
En terwijl ik toch enige angsten heb doorstaan zie ik de adrenaline uit Erik’s ogen spuiten. Drijfnat staan we allemaal op, nauwelijks beseffend wat er is gebeurt.
"Dit is beter dan welke achtbaan dan ook", roept Erik nog steeds vol vuur. Druipend klimmen we op de oever en kijken hoe het andere vlot met de keihard lachende Juan en Gari uit het zicht verdwijnt.
Net als ik bedenk hoe we nu verder moeten, zie ik een eindje verderop tot mijn stomme verbazing twee vlotten naast elkaar vast liggen.
"Kijk daar", roep ik en dan zien de anderen de vlotten ook.
"Ah, da’s mooi", zegt Beni vrolijk. "Hoeven we het laatste stukje niet te lopen. Dat zijn vlotten van andere groepen van vorige week. Die zijn hier al opgepikt door motorboot die ons terugbrengt naar Rurre. "
De vlotten zien er heel degelijk uit en dankbaar sturen we onze nieuwe vlotten de rivier op. Wat een verschil zeg. Dit vlot is super stabiel. Wat een luxe.
De stemming komt er gelijk weer in en we bedenken wat we straks als eerste gaan eten of drinken als we terug zijn in de bewoonde wereld. Eenstemmig luidt het antwoord: "Bier en cola!"
Tja, we blijven westerlingen.
De bewoonde wereld komt al veel te snel. Net voorbij de volgende bocht, nog geen honderd meter van ons nogal vochtige ongeluk vandaan, wacht onze gemotoriseerde taxi al om ons op te pikken. Raar om opeens weer andere mensen te zien.
We stappen over op de boot en laten de vlotten voor de lokale bevolking achter.
En dan laten de onze organisatoren merken dat ze haarfijn weten wat je in een paar dagen jungle mist en wat in de motorboot voor ons is meegekomen.
Nauwelijks is de motor gestart of we worden op onze wenken bediend: koele blikjes bier en cola.