Dit artikel is geschreven door: MSN Encarta
Dit artikel bevat 547 woorden
LET OP: DIT IS EEN VOORBEELDARTIKEL!!

De Deltawerken

In 1937 was al gebleken dat de beveiliging tegen uitzonderlijk hoge waterstanden, zoals die gemiddeld éénmaal per paar eeuwen voorkomen, niet voldoende was verzekerd. Daar in de dichtbevolkte delta van Rijn, Maas en Schelde verhoging van dijken moeilijk en kostbaar is, werd gedacht aan het verbinden van de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden door dammen. Deze plannen werden aangeduid als het Deltaplan.

De zorgelijke toestand van de tuinbouw op Voorne, die een gebrek aan zoet water had, leidde tot een eerste begin van uitvoering van dit plan door afdamming van Brielse Gat en Botlek, waardoor de Brielse Maas van 1950 af een zoetwaterbekken werd. De omvang van de werken voor het Deltaplan was zo groot en er moesten zulke grote technische problemen worden opgelost, dat men begin 1953 nog aan een zeer geleidelijke uitvoering dacht. Toen op 1 febr. 1953 een stormvloed van ongekende hoogte optrad, waardoor 1835 mensen het leven lieten en ruim 150 000 ha onder water kwam te staan, groeide het besef dat de veiligheid van het zuidwesten van het land op zo kort mogelijke termijn verhoogd moest worden. Reeds op 21 febr. 1953 werd de Deltacommissie geïnstalleerd. Deze commissie moest adviseren welke werken zouden moeten worden uitgevoerd. Daarbij werd er vanuit gegaan dat de Nieuwe Waterweg en de Westerschelde wegens de grote belangen van de zeescheepvaart open moesten blijven. De Deltacommissie kwam binnen het jaar met de aanbeveling om de monden van Haringvliet, Brouwershavense Gat, Veerse Gat en Oosterschelde af te sluiten. Om ontoelaatbare stroomsnelheden in de tussenwateren te vermijden, moest een aantal secundaire dammen worden gebouwd, nl. in de Zandkreek, de Krammer, de Grevelingen en het Volkerak. Deze dammen maken een verdeling van het water over verschillende bekkens mogelijk, waardoor het mogelijk wordt de kwaliteit van het zoete en zoute water beter te beheersen. Een wettelijke basis voor de uitvoering van de werken en de verdeling van de kosten werden vastgelegd in de Deltawet van 8 mei 1958.

De eerste werken
Al in 1958 werd een beweegbare stormvloedkering in de Hollandse IJssel bij Krimpen in gebruik genomen. Hierdoor is het gevaar voor het hart van de Randstad Holland bij een doorbraak van de IJsseldijken afgewend. De afdamming van het Veerse Gat en die van de Zandkreek kwamen in 1961 gereed. Hierdoor ontstond het Veerse Meer.

Haringvlietsluizen en Brouwersdam
Niet elk hoog water van de Rijn kon via de Nieuwe Waterweg naar zee worden afgevoerd wegens de beperkte capaciteit van de Noord. Daarom was het nodig het Haringvliet van een stel uitwateringssluizen te voorzien. Deze sluizen hebben tevens een functie voor de afvoer van ijs. Bij dichtvriezen van de benedenrivieren kunnen ijsdammen ontstaan. De eb- en vloedbeweging vermindert de kans dat het ijs zich vastzet. In ijsperioden worden daarom de sluizen in het Haringvliet geopend. Eb en vloed hebben dan vrij toegang en de schotsen kunnen door de geopende sluizen naar zee drijven. Gedurende een dergelijke ijsperiode wordt het Haringvliet dus weer zout. Na de ijsperiode verdringt het van de rivieren komende dooiwater het zoute water, zodat het Haringvliet weer zoet zal zijn wanneer de landbouw in het voorjaar zoet water nodig heeft. De afwateringssluizen in het Haringvliet, met 17 openingen van elk 56,5 m wijdte, werden in 1971 in gebruik genomen. De Brouwersdam in het Brouwershavense Gat kwam in 1972 gereed.