Dieren hebben ook een taal

Meerkeuze-oefening

Selecteer het antwoord dat je het meest correct lijkt en/of vul in.

Dieren hebben ook een taal

Veel dieren leven met elkaar en moeten dus ook met elkaar "praten". Ouders roepen hun jongen . Mannetjes vertellen aan andere mannetjes dat ze weg moeten gaan. Dreigt er gevaar, dan moet er gewaarschuwd worden. Soms vertellen dieren elkaar waar eten te vinden is.

Veel dieren gebruiken gebarentaal.
Verliefde vogels versieren elkaar op speciale manieren. We noemen dat baltsen. Futen dansen met opgezette kragen tegenover elkaar in het water. Houtduiven voeren klapwiekend hun baltsvlucht uit. Wanneer kokmeeuwen een paartje willen vormen, moet er een hele serie bewegingen worden uitgevoerd.

Ook bijen praten met elkaar. Als een bij voedselrijke bloemen ontdekt heeft, vertelt ze dat aan andere bijen. Ze maakt een speciaal rondedansje op de honingraat in de kast. Daarna vliegen de anderen bijen regelrecht naar de bedoelde bloemen toe. Staan de bloemen verder dan 50 meter, dan maakt de bij een kwispeldans. Daarmee kan ze precies vertellen: de bloemen staan zo ver en in die richting. Hoe sneller ze danst, hoe korter de afstand. En de richting van het dansje ten opzichte van de zon wijst de juiste weg.


Dieren spreken ook met geuren.
Een mannetjeshond plast tegen elke boom. Met deze geurvlaggen zegt hij: "Dit is mijn gebied!" Andere roofdieren, zoals katten en vossen, doen precies hetzelfde. Vossen leggen hun stinkende keutels op kleine verhogingen in hun terrein. Reeën krijgen elk voorjaar een nieuw gewei. In het begin zit daar nog huid omheen. Die vegen ze eraf tegen bomen. Zo wordt hun gewei kaal en hard. Maar tegelijk smeren ze een sterk ruikende stof aan die boom. Die geurstof komt uit een klier bij hun oog. Zo grenzen zij hun gebied af met geurvlaggen.

Andere dieren verspreiden juist een geurtje om elkaar te vinden. Nachtvlinders zijn daar meesters in. Op een enorme afstand kunnen de mannetjes de vrouwtjes al ruiken. Ze ruiken met hun sterk vertakte sprieten.

Mannetjeshonden ruiken een loops teefje ook op grote afstand. In de tijd dat een teefje loops is, kan ze gedekt worden. Pas dan kunnen er jonge puppies komen. Mensen gebruiken die scherpe hondenneus door honden op te leiden tot speurhond.


Geluiden maken, geurtjes achterlaten en gebaren maken noemen we gedrag.
Dat gedrag is gelijk bij dieren van dezelfde soort. Daardoor begrijpen ze elkaar heel goed. Heb je wel eens in de dierentuin gekeken naar de apen? Bavianen leven in groepen met een strenge rangorde van bazen en onderbazen. Dat kun je goed zien aan hun gedrag. Een aap die zijn kont naar een andere aap toekeert, onderwerpt zich aan die ander. Zo'n aap zal ook nooit als eerste een toegeworpen nootje pakken. Elk mannetje heeft een aantal vrouwtjes, die hem overal volgen.

Het meeste gedrag hoeven de dieren niet te leren. Ze hebben dat bij hun geboorte al meegekregen. Kieviten trappelen op de grond om wormpjes naar boven te jagen. Jonge kieviten uit de broedmachine kunnen dat ook. Zulk gedrag noemen we aangeboren gedrag of instinct. De poes weet dat zijn blikje voer in de koelkast staat. De hond herkent de stem van zijn baas of het geluid van zijn auto. Dat noemen we aangeleerd gedrag. Veel zangvogels leren de zang van hun ouders. We leren de hond een poot geven of doodliggen. Paarden krijgen in de manege les in allerlei manieren van lopen. We noemen dat dressuur.

En jij leert hier op school ook allerlei dingen. Zelfs het lezen van deze digitale les is aangeleerd gedrag.