Doelen

iDevice-pictogram DOELEN

Je zal wel weten dat je leerkracht Aardrijkskunde niet zelf mag kiezen welke onderwerpen hij jullie geeft.Frank Vandenbroucke

Het ministerie van Onderwijs kiest deze voor ons uit.

Hieronder staan een heleboel 'doelen'(juiste naam = Eindtermen).

Lees ze allemaal en schrijf de doelen op die je in deze webquest hebt ingeoefend.

(Misschien zijn sommige doelen moeilijk te verstaan ... vraag dan zeker uitleg aan de leerkracht)

 


iDevice-pictogram Eindtermen voor het vak Aardrijkskunde

4.1 Het landelijk landschap

   

De leerlingen kunnen

21

 

een landelijk landschap herkennen, beschrijven naar uitzicht en functies en eenvoudige observeerbare kenmerken ervan vergelijken met een landelijk landschap elders.

22

 

milieueffecten opnoemen die in verband kunnen gebracht worden met landbouwactiviteiten.

   


De leerlingen

23*

 

leren open ruimten als waardevol, duurzaam, maatschappelijk bezit waarderen.


4.2 Het industrielandschap

   

De leerlingen kunnen

24

 

een industrielandschap herkennen, beschrijven naar uitzicht en functies en eenvoudige observeerbare kenmerken ervan vergelijken met een industrielandschap elders.

25

 

milieueffecten opnoemen die in verband kunnen gebracht worden met industriële activiteiten.


4.3 Het stedelijk landschap

   

De leerlingen kunnen

26

 

een stedelijk landschap herkennen, beschrijven naar uitzicht en functies en eenvoudige observeerbare kenmerken ervan vergelijken met een stedelijk landschap elders.

27

 

milieueffecten en samenlevingsaspecten opnoemen die in verband kunnen gebracht worden met het stedelijk landschap.

   


De leerlingen

28*

 

leren aandacht hebben voor en dragen bij tot de leefkwaliteit van de eigen omgeving.


4.4 Het verkeer in het landschap

   

De leerlingen kunnen

29

 

de landschappelijke invloed van het verkeer beschrijven.

30

 

een havenlandschap herkennen en beschrijven naar uitzicht en functies.

31

 

voor de eigen omgeving de drukke verkeersknooppunten aanbrengen op kaart of stadsplan.

32

 

milieueffecten opnoemen die in verband kunnen gebracht worden met het verkeer.

   


De leerlingen

33*

 

ontwikkelen een kritische houding tegenover de verkeerssituatie in de eigen omgeving.


4.5 Het toeristische en recreatieve landschap

   

De leerlingen kunnen

34

 

een toeristisch en recreatief landschap herkennen, beschrijven naar uitzicht en functies en eenvoudige observeerbare kenmerken ervan vergelijken met een toeristisch landschap elders.

35

 

effecten van toerisme en recreatie op het landschap en de economie verwoorden.

   


De leerlingen

36*

 

leren als toerist en recreant respect opbrengen voor het milieu, het patrimonium en de bewoners.


5 De eigen leefruimte

   

De leerlingen kunnen

37

 

de eigen leefruimte herkennen als een gedifferentieerd geheel van landschappen.

38

 

de eigen leefruimte in een regionaal kader plaatsen en daarvan enkele hoofdkenmerken verwoorden.