Onder het land van Lummen vielen naast Lummen ook de dorpen Linkhout, Schulen en Koersel. In Lummen hadden twee "heren" het voor het zeggen: de Brabantse heer (de hertog van Brabant of zijn opvolgers) en de Loonse heer van Lummen. Vandaar dat er ook Brabantse en Loonse goederen waren. Deze lagen in het hele grondgebied (Koersel, Lummen en Linkhout) kris-kras door elkaar. Het dorp Schulen behoorde enkel onder de Loonse heer, daar waren dan ook geen Brabantse goederen.

Voor de dorpskom van Lummen werden alle goederen, zowel Loonse als Brabantse, door de schepenbank van de Binnen Vrijheid behandeld. Daar zetelden 2 Brabantse en 5 Loonse schepenen in de bank.

Buiten de dorpskom van Lummen heette alles "buiten vrijheid": dus alle gronden die onder Lummen buiten de dorpskom lagen, alle goederen van Koersel, van Linkhout en van Schulen. Maar hier werd wel een onderscheid gemaakt in Loonse en Brabantse gronden. De transacties van Loonse gronden moesten door de Loonse Schepenbank van buiten vrijheid behandeld worden, de transacties van Brabantse goederen door de Brabantse schepenbank van "buiten (de) vrijheid". In elke bank van buiten zetelden 7 schepenen, maar dat waren dan Loonse schepenen voor de Loonse bank en Brabantse schepenen voor de Brabantse bank buiten vrijheid.

De schepenbank hanteerde telkens “gichtboeken” en “rolboeken”. In de gichtboeken registreerden ze alle grondtransacties, leningen, verheffingen en testamenten. In de rolregisters noteerden ze de vorderingen van processen, die meestal onenigheden over goederen behandelden.