Veldtocht November 2005
Het
novemberweekend van 2005 begon op vrijdag 25 november onder koude en
gure weersomstandigheden. Natte sneeuw wisselde af in regen. Dat het ook
anders kon hoorden we op de radio. Het dorp Haaksbergen was in Nederland
een paar dagen verstoken van elektriciteit en moest op noodaggregaten
overschakelen. In Duitsland was het zelfs een graadje erger. Een groot
gebied met steden als Ochtrup zaten 4 dagen later nog zonder stroom.
Oorzaak was sneeuw en ijzelafzetting aan de kabels gepaard met storm
en/of harde windstoten. Stichting 'BEDOKOKOMALO'. Afdeling 'Sus Scrofa'. Team 'NOBST'. p/a links onder de Hasebrug. Ketel 1 Groß Dörgen. Weekend
25, 26 en 27 november 2005,
Het is de samenstelling van de groep die het begin van die groep bepaald. SusScrofa begon in Februari 1989 met een soort van snuffelweekend voor het toenmalige 'Scouting Klazienaveen'. Dat een jaar daarvoor toevallig een paar KoKoOsnoten in Groß Dörgen aanwezig waren doet niet ter zake. 2005 minus 1989 is overigs 16. Verder had Os geen studieperikelen in Groningen maar werkte daar als diender. Verder deed Oei-oei van begin af aan mee als volwaardig lid en deed HKT daarentegen pas 3 jaar later mee. En die 34 keer op expeditie geldt slechts voor enkelen onder ons. Hierbij draag ik een gedicht op aan ons zwijnen. Een gedicht vergroeid met geschiedenis. Geen gedicht, want het wil maar niet rijmen Maar uit het hart gegrepen is. Diep in de bronsgroene wouden van Dörgen Waar geen lieve moedertje ons meer helpt Waar geen Rubens vrouw ons pad kruist Waar de onverbiddelijke wet der natuur heerst Herinneringen bij een gloeiend kampvuur Bij lach en `n traan, daar voelen we ons terecht
Zaterdag 28 november. Voor een aantal van ons was het weer vroeg dag. Behalve Oei-oei en Yeti, die wilden uitslapen. De wereld begroette ons met een witte lach. Het landschap om ons heen was namelijk wit en ontrolde zich voor onze voeten. Voorzichtig betraden we koning Winters rijk. Op de Hase Brücke was het glibberig en tochtig. Het landschap om ons heen was daarentegen schitterend koud. We besloten naar de oudste plek van Groß Dörgen te gaan waarop de oudste boom stond. Op deze plek waren in het verleden sinistere zaken waargenomen. De plek met de eeuwen oude boom had nog steeds een spookachtige uitstraling. We kregen het gevoel dat we niet alleen waren. Schichtig keken we rond om ons heen. Het klopte, we waren niet alleen, we waren met ons vieren. Maar we werden gevolgd. Telkens wanneer we omkeken zagen we mist en klimmend gras in de sneeuw. We liepen langs de Kolk, die lag er bij als een koele meres des doods. In ieder geval koel.
Het begon te sneeuwen en te waaien. we doken diep weg in onze kragen. Plotseling werden onze ogen getrokken naar een heel vreemd fenomeen. Er liepen voetstappen in de sneeuw op ons af zonder dat we iemand zagen. Vanuit de westen kwamen sporen van stappen op ons toe. Vlak voordat we achter de Kolk het woud indoken maakte ik nog snel een foto van dit vreemde natuurverschijnsel. Een boom begroette ons met een grote oor, het bleek een grote zwam te zijn.
De Witte Wieven waren op pad. Met een omtrekkende beweging kwamen we op een plek waar ooit een kampvuur van ons had gebrand. Hier hadden we bij volle maan de weerwolf gehoord. Hier werd een mop van een Lieveheersbeestje verteld die de Kapelaan niet snapte. De rook was allang opgetrokken, de geluiden weggestorven, alleen de sfeer hing er nog. 6 berken leken als stille getuigen de herinneringen te bewaken. We waren diep in het woud, op Kuhl`s platz. We liepen stug door en kwamen achter de boerderij van Berend uit. Hier leken wel de hallen van Vitalis spontaan diarree te hebben gehad, zoveel rommel om ons heen. Hier kon je nog op een creatieve manier een halswervel breken. Bij de Ketel aangekomen maakten we ons op voor het ontbijt. Maar wat gebeurde er nu? Alle zwijnen vluchtten in een stampede de Ketel uit. Welk een kracht bracht deze beren in beweging zodat deze hun huis en haard verlieten? Het was krachtiger dan Sarin, krachtiger dan mosterdgas. Het was Oei-oei`s deodorant. Deze onverlaat vond het nodig alles wat leefde onder zijn oksels weg te verschralen. Zijn deodorant mag dan wel in de reclame een toploze nimf vibrerend door het brandend zand laten huppelen, SusScrofa`s kreeg je ermee rap. Flink ingepakt trokken we richting indianendorp de witte bevroren wereld in. Diep in het stille woud, waar reuzen werden geveld door noestige knagers, waar de roep van de Buizerd echoot in het bronsgroene sparrendek, waar konijnen haastig en hazen konijnstig hun holen opzoeken, daar voelen zwijnen zich thuis. Als er op aarde een Hof van Eden bestond of De Eeuwige Trogge, dan was het hier niet ver vandaan. Ik hoop alleen dat het daar iets minder stinkt dan tussen deze stelletje windhozen.
Kortom, we voelden ons gelukkig, behalve wanneer er bullen in het veld lopen. Na deodorant het tweede waar SusScrofa`s van in de war raken. Deze vinden stieren alleen aaibaar achter cellofaan in de supermarkt. Deze beesten leken echter op de biefstukjes uit Schepers Supermarkt, ze bewogen. Gelukkig was het koude besneeuwde gras hoog en hun klokkenspel laag. Die bullen hadden geen handen om de familiejuwelen hoog op te trekken. SusScrofa`s hadden die handen wel. Daardoor konden we sneller wegkomen dan die hamlappen. We klommen over een hek en vervolgden onze weg door een weiland vol met meidoorn- en wilgenstruwelen. De rivier de Hase heeft in zijn loop door het landschap de vorm van een schoenveter. We naderden het nauwste punt in de schoenveter waarbij de Hase zichzelf bijna kustte. Dieper trokken we het woud in. We lieten ons niet belemmeren door prikkeldraad of hekken. Als we het niet vertrouwden joegen we Uil voor ons uit. In het rulle zand vonden we een spoor van onze neef, een prent van een Wild Zwijn. We werden stil, we naderden het rijk van de Zwarte Specht.
In het laatste gedeelte van de schoenveterlus stonden honderden Populieren fier in een rij. In vroeger tijden hebben we hier een Zwarte Specht met het nest een tijdlang geobserveerd. Thans was het gebied wit, woest en ledig. We volgden de Hase. Ver voor ons uit rende een haas naar stillere oorden. We verlieten de dieper gelegen gebieden en naderden de Corral. Hier troffen we wel een heel vreemd iets aan. Het leek op de cabine van een ruimteschip.
Maar het stond op wielen. Het bleek een jachtkansel te zijn. De huidige jager zit doordeweeks achter een tandartsstoel, loopt scheef van het geld en wenst in tamelijke luxe te leven. Zo was de kansel gevoerd met blauw tapijt, de schietgaten afzonderlijk af te sluiten met plexiglas en was de ellebogensteun tevens gevoerd met zacht tapijt. De stoel, zeg maar fauteuil, deed niets af van zijn doordeweekse martelvariant. Snel namen enkele SusScroafa`s bezit van het luxueus onderkomen. Na alles flink besnuffeld te hebben trokken we verder naar de volgende jachtkansel zo`n 300 meter verderop. Vanuit een kansel tegenover het bouwland richting de boerderij van boer Wolff werd geschoten. Als haas verveel je hier niet, het was beven en leven ofwel lood en dood. We trokken verder door een strook bos. Hier vonden we het meest smerig stukje jachtgereedschap die we konden bedenken, een vossenklem. Afkomstig van Helleveeg himself, demon Schnoing. Onze übergeflipte jachtopziener die alles in repen schoot wat niet fel oranje is. Thans had dit stuk stront hier een heuse val neergezet. Een stuk fazant diende als lokaas. Werkte de val nog? We drukten Uil naar voren. Gelukkig was het een oud en versleten exemplaar want Uil stond bovenop de horlepiep te dansen en niets gebeurde. Na het ding goed te hebben bekeken, van onze afkeur blijk te hebben gegeven, deponeerden we de klem in de daarvoor aangewezen Hase. Weg ermee! Over fel oranje gesproken, we vonden een zwam aan een tak die zich onderscheidde van de sombere kleuren om ons heen. In een felle kleur gaf het blijk van zijn bestaan.
Plof
plof. We keken op, waar komt dat geplof vandaan? Van achter de boerderij
van Wolff, zo`n 400 meter verderop, kwam een trekkertje aangeploft met
een platte kar erachter. Er omheen liepen een aantal fel oranje
vesten. Satan Schnoing (SS) und Sein Demonen (SD)! Ze maakten zich op
voor een drijfjacht.
We togen verder richting Mittelradde en hoorden en staccato aan knallen uit schrootflinten. Zelfs een dominomus zou daar een loodallergie oplopen. We volgden het pad langs Wolffs boerderijen en kwamen bij het houten brugje over de bosstroompje. Bambam en Yeti besloten de loop van het stroompje te volgen en doken het woud in. De rest gaapte als een glasbak en liep naar het zandpad die leidde naar Alwies Rolfes. De karpertrap, eens zo`n dure watertraject, stond op droge sokken nu de loop van het riviertje omgeleid was door het bos. Ook aan de overkant van het zandpad probeerde de natuur weer vat te krijgen op het vismeertje. Dit hoekje bos bevatte talloze dierbare jeugdherinneringen toen we daar als welp en verkenner de boel onveilig maakten. Groot was in die dagen de teleurstelling dat ons hof van Eden plaats moest maken voor ein Fischteich. Jaren heeft daar zo`n omheinde bak water gelegen. Sindsdien heeft zich daar nooit meer een welp of verkenner vertoont. Die tijd lijkt nu weer te veranderen nu de natuur daar weer zijn gang mag gaan. Zo is het leven, alles komt vroeg of laat weer in een iets andere hoedanigheid terug. Net een braadworst. Eigenlijk is het leven net als een braadworst. Ofzo. Over het asfaltweggetje liepen we weer terug naar Groß Dörgen. Het begon te donkeren, onze veldtocht zat erop. Uil evalueerde de middag met ons. Wat restte was het stillen van de onze honger, het lessen van ons dorst en het ophalen van oude verhalen en het delen van de nieuwste dorpsroddels. Dat ging tot laat door en een beetje klieren hoort daarbij. Na ons zondagmorgenontbijt van braadworsten, eieren, knakworsten, zure pickels en, ik geloof ook nog een plakkie stoete, togen we op weg voor onze Kleinreusiestocht. De wereld om ons heen had haar smetteloze witte mantel verloren. Het was zo`n typische novemberdag, gelukkig droog maar wel donker en een beetje triestig. Een mooie dag voor een begrafenis zal ik maar zeggen. Bij gebrek aan een lijk togen we toch maar op pad. Door deze sloffe schemerige landschap trokken een zestal zwijnen die eigenlijk best wel vrolijk waren. We keken triest, dat maakt ons vrolijk. We liepen langs de Kolk en keken nog even schuw naar de plek waar voetstappen op ons af kwamen. Al het sneeuw was verdwenen, niets was meer te zien. We togen richting Hase Altarm. Door de donkere en sloffe omgeving leek alles op een sompige moeras. Maar moeder natuur deed toch weer haar best om zich van haar mooiste kant te laten zien.
We zagen plotseling Bambam rood aanlopen. Hij stamelde dat het konijntje al bijna uit de hol kwam kijken. Zijn gemoed leek vol te schieten door al die emoties om ons heen. 'Pa pa', stamelde Bam. Uil legde een arm over zijn schouder. 'Rustig maar jongen, we hebben allemaal wel eens heimwee'. Bambam keek hem aan met van die trouwe hondenogen. 'Pa, pa, papier, nu!' en strompelde met geknepen billen en X-knieën naar een bosje. We gaven hem snel een pakje papieren handdoekjes en maakten ons snel uit de voeten. Bij zo`n jonge zwien weet je het nooit, hij kon wel uit elkaar spatten. Hoe krijg je dát uit je haar. Van de grote heksenkring uit paddestoelen, zo`n 5 meter in diameter, was vrijwel niets meer over. Tja, de natuur neemt, Bambam geeft. Verderop gaven enkele bevers blijk van hun afwezigheid in de vorm van afgekloven boomstammen. Over boomstammen gesproken, in dit gedeelte van Groß Dörgen stonden prachtige boomstammen, sommigen niet afgekloofd door bevers maar door de tand des tijds, en allemaal die sterke wil om te overleven. Na een tijdje door het prachtige moerasachtige natuur te hebben gelopen verlieten we het gebied en trokken richting de boerderij van Berend Rolfes. Hier hadden ze het bos flink uitgedund en lagen de boomstammetjes keurig op stapels. Zo`n uitgedunde bos gaat op den duur, door meer lichtopbrengst, veel meer leven. We liepen door het pittoreske dorp terug naar de, diep in het woud verscholen, Ketel.
Na een copieus ontbijt moest thans in de
Ketel ook nog een pan voedsel naar binnen gewerkt worden.
Moed broeders, struikel niet. VH
|