Deze toetsen zijn voor windows en (in principe) voor alle applicaties te gebruiken.
Windows Verkenner openen | Win+E |
Help | F1 |
Hernoemen | F2 |
Zoeken | F3 |
Zet focus naar de Combobox in de Verkenner | F4 |
Vernieuwen | F5 |
Schakelen tussen de vensters in Windows Verkenner | F6 |
Eigenschappen | Alt+Enter* |
Een niveau omhoog in de mappenstructuur | Backspace |
Alles selecteren | Ctrl+A |
Kopieren (bestanden kipieren via klembord) | Ctrl+C |
Knippen (bestanden verplaatsen via klembord) | Ctrl+X |
Plakken (in klembord aanwezige bestanden verplaatsen of kopieren | Ctrl+V |
Ongedaan maken | Ctrl+Z |
Verwijderen geselecteerd(e) bestand(en) en in de prullenbak stoppen | Del |
Verwijderen van geselecteerd(e) bestand(en) zonder bestanden in de prullenbak te plaatsten | Shift+Del |
. Uitbreiding van de selectie | Toetsen |
Eén teken naar rechts | SHIFT+PIJL-RECHTS |
Eén teken naar links | SHIFT+PIJL-LINKS |
Tot het einde van het woord | CTRL+SHIFT+PIJL-RECHTS |
Tot het begin van het woord | CTRL+SHIFT+PIJL-LINKS |
Tot het einde van de regel | SHIFT+END |
Tot het begin van de regel | SHIFT+HOME |
Eén regel omlaag | SHIFT+PIJL-OMLAAG |
Eén regel omhoog | SHIFT+PIJL-OMHOOG |
Tot het einde van de alinea | CTRL+SHIFT+PIJL-OMLAAG |
Tot het begin van de alinea | CTRL+SHIFT+PIJL-OMHOOG |
Eén scherm omlaag | SHIFT+PAGE DOWN |
Eén scherm omhoog | SHIFT+PAGE UP |
Tot het einde van het venster | ALT+CTRL+PAGE DOWN |
Tot het begin van het document | CTRL+SHIFT+HOME |
Het gehele document | CTRL+A |
Een verticaal tekstblok | CTRL+SHIFT+F8 en gebruik vervolgens de pijltoetsen, druk op ESC om de selectiemodus uit te schakelen |
Tot een bepaalde positie in het document | F8+pijltoetsen, druk op ESC om de selectiemodus uit te schakelen |
De inhoud van de volgende cel selecteren | TAB |
De inhoud van de vorige cel selecteren | SHIFT+TAB |
De selectie uitbreiden naar aangrenzende cellen | SHIFT ingedrukt houden en de pijltoetsen gebruiken |
Een kolom selecteren | Klikken in de bovenste of onderste cel van de kolom. Houd SHIFT ingedrukt en druk zo vaak als nodig is op PIJL-OMHOOG of PIJL-OMLAAG |
De selectie (of een blok) uitbreiden | CTRL+SHIFT+F8 en de pijltoetsen gebruiken. Druk op ESC om de selectiemodus uit te schakelen |
De selectie verkleinen | SHIFT+F8 |
Een hele tabel selecteren | ALT+5 op het numerieke toetsenblok (met NUM LOCK uit) |
Eén teken naar links | PIJL-LINKS |
Eén teken naar rechts | PIJL-RECHTS |
Eén woord naar links | CTRL+PIJL-LINKS |
Eén woord naar rechts | CTRL+PIJL-RECHTS |
Eén alinea omhoog | CTRL+PIJL-OMHOOG |
Eén alinea omlaag | CTRL+PIJL-OMLAAG |
Eén cel naar links (in een tabel) | SHIFT+TAB |
Eén cel naar rechts (in een tabel) | TAB |
Eén regel omhoog | PIJL-OMHOOG |
Eén regel omlaag | PIJL-OMLAAG |
Naar het einde van de regel | END |
Naar het begin van de regel | HOME |
Naar de bovenkant van het scherm | ALT+CTRL+PAGE UP |
Naar de onderkant van het scherm | ALT+CTRL+PAGE DOWN |
Eén scherm omhoog (schuiven) | PAGE UP |
Eén scherm omlaag (schuiven) | PAGE DOWN |
Naar de bovenkant van de volgende pagina | CTRL+PAGE DOWN |
Naar de bovenkant van de vorige pagina | CTRL+PAGE UP |
Naar het einde van het document | CTRL+END |
Naar het begin van het document | CTRL+HOME |
Naar een vorige bewerkingslocatie | SHIFT+F5 |
Naar de locatie van de invoegpositie op het moment dat het document de vorige keer is gesloten | SHIFT+F5 |
Een cel selecteren | Klik op de linkerrand van de cel. |
Een rij selecteren | Klik links van de rij. |
Een kolom selecteren | Klik op de bovenste rand of rasterlijn van de kolom. |
Meerdere cellen, rijen of kolommen selecteren | Sleep over de cellen, rijen of kolommen of selecteer een enkele cel, rij of kolom en houd SHIFT ingedrukt terwijl u op een andere cel, rij of kolom klikt. |
Tekst selecteren in de volgende cel | Druk op TAB. |
Tekst selecteren in de vorige cel | Druk op SHIFT+TAB. |
De gehele tabel selecteren | Klik in de tabel en druk vervolgens op ALT+5 op het numerieke toetsenblok. NUM LOCK moet zijn uitgeschakeld. |
Een kop met subkoppen en platte tekst | Klik op naast de kop. U kunt ook de aanwijzer naar de linkerkant van de kop verplaatsen totdat de aanwijzer in een pijl naar rechts verandert, en vervolgens dubbelklikken. |
Een kop (zonder subkoppen en onderliggende tekst) | Verplaats de aanwijzer naar de linkerkant van de kop totdat de aanwijzer in een pijl naar rechts verandert, en klik. |
Een alinea met platte tekst | Klik op naast de alinea. U kunt ook de aanwijzer naar de linkerkant van de alinea verplaatsen totdat de aanwijzer in een pijl naar rechts verandert, en vervolgens klikken. |
Meerdere koppen of alinea's met platte tekst | Verplaats de aanwijzer naar de linkerkant van de tekst totdat de aanwijzer in een pijl naar rechts verandert, en sleep de aanwijzer omhoog of omlaag. |
. De celinvoer voltooien | ENTER |
De invoer op de formulebalk of in de cel annuleren | ESC |
De laatste bewerking herhalen | F4 |
Een regelterugloop in de cel invoegen | ALT+ENTER |
Een tab in de cel invoegen | CTRL+ALT+TAB |
Het teken links van de invoegpositie verwijderen of de selectie verwijderen | BACKSPACE |
Het teken rechts van de invoegpositie verwijderen of de selectie verwijderen | DEL |
De tekst verwijderen vanaf de invoegpositie tot aan het einde van de regel | CTRL+DEL |
De aanwijzer één teken naar boven, beneden, rechts of links verplaatsen | Pijltoetsen |
De aanwijzer naar het begin van de regel verplaatsen | HOME |
Een celnotitie bewerken | SHIFT+F2 |
Namen maken van celtekst | CTRL+SHIFT+F3 |
Omlaag doorvoeren | CTRL+D |
Rechts doorvoeren | CTRL+R |
Het geselecteerde cellenbereik vullen met de actieve invoer | CTRL+ENTER |
De celinvoer voltooien en de aanwijzer naar beneden verplaatsen in de selectie | ENTER |
De celinvoer voltooien en de aanwijzer naar boven verplaatsen in de selectie | SHIFT+ENTER |
De celinvoer voltooien en de aanwijzer naar rechts verplaatsen in de selectie | TAB |
De celinvoer voltooien en de aanwijzer naar links verplaatsen in de selectie | SHIFT+TAB |
Een formule starten | = |
Cel en formulebalk activeren | F2 |
De formulebalk activeren en wissen als een cel is geselecteerd, of het vorige teken op de formulebalk verwijderen | BACKSPACE |
Een naam in een formule plakken | F3 |
Een naam bepalen | CTRL+F3 |
Alle bladen in alle geopende werkmappen berekenen | F9 of CTRL+= |
Het actieve blad berekenen | SHIFT+F9 |
De formule Auto-SOM invoegen | ALT+= |
De datum invoegen | CTRL+; |
De tijd invoegen | CTRL+SHIFT+: |
De invoer op de formulebalk of in de cel annuleren | ESC |
De celinvoer voltooien | ENTER |
Een regelterugloop invoegen | ALT+ENTER |
Een tab invoegen | CTRL+ALT+TAB |
De waarde van de cel boven de actieve cel kopiëren naar de actieve cel of de formulebalk | CTRL+SHIFT+" |
Schakelen tussen weergave van waarden of formules in cellen | CTRL+`(accent grave) |
Een formule van de cel boven de actieve cel kopiëren naar de actieve cel of de formulebalk | CTRL+' (apostrof) |
De formule als een matrixformule invoeren | CTRL+SHIFT+ENTER |
Stap 2 van de Wizard Functies weergeven nadat een geldige functienaam in een formule is getypt | CTRL+A |
De argumentnamen en haakjes voor een functie invoegen, nadat u een geldige functienaam in een formule hebt getypt | CTRL+SHIFT+A |
Automatisch doorvoeren van de lijst activeren | ALT+PIJL-OMLAAG |
Het dialoogvenster Opmaakprofiel weergeven | ALT+' (apostrof) |
Het dialoogvenster Celeigenschappen weergeven | CTRL+1 |
De standaardgetalnotatie toepassen | CTRL+SHIFT+~ |
De valutanotatie toepassen met twee decimalen (negatieve getallen staan tussen haakjes) | CTRL+SHIFT+$ |
De procentnotatie toepassen zonder decimalen | CTRL+SHIFT+% |
De exponentiële getalnotatie toepassen met twee decimalen | CTRL+SHIFT+^ |
De datumnotatie toepassen met dag, maand en jaar | CTRL+SHIFT+# |
De tijdnotatie toepassen met uur, minuut en AM- of PM-aanduiding | CTRL+SHIFT+@ |
Getalnotatie toepassen met punten voor duizendtallen en twee decimalen achter de komma | CTRL+SHIFT+! |
Omtrek aanbrengen | CTRL+SHIFT+& |
Alle randen verwijderen | CTRL+SHIFT+_ |
Vet aanbrengen of verwijderen | CTRL+B |
Cursief aanbrengen of verwijderen | CTRL+I |
Onderstreping aanbrengen of verwijderen | CTRL+U |
Doorhaling aanbrengen of verwijderen | CTRL+5 |
Rijen verbergen | CTRL+9 |
Rijen zichtbaar maken | CTRL+SHIFT+( |
Kolommen verbergen | CTRL+0 (nul) |
Kolommen zichtbaar maken | CTRL+SHIFT+) |
De selectie met één cel uitbreiden | SHIFT+pijltoets |
De selectie in de richting van de pijl uitbreiden tot de rand van het actieve gegevensgebied | CTRL+SHIFT+pijltoets |
De selectie tot het begin van de rij uitbreiden | SHIFT+HOME |
De selectie tot het begin van het werkblad uitbreiden | CTRL+SHIFT+HOME |
De selectie tot de rechterbenedenhoek van het werkblad uitbreiden | CTRL+SHIFT+END |
De hele kolom selecteren | CTRL+SPATIEBALK |
De hele rij selecteren | SHIFT+SPATIEBALK |
Het hele werkblad selecteren | CTRL+A |
De selectie samenvouwen tot de actieve cel | SHIFT+BACKSPACE |
De selectie één scherm naar beneden uitbreiden | SHIFT+PGDN |
De selectie één scherm naar boven uitbreiden | SHIFT+PGUP |
Het actieve gebied selecteren | CTRL+SHIFT+* |
Alle objecten in een blad selecteren, nadat u één object hebt geselecteerd | CTRL+SHIFT+SPATIEBALK |
Schakelen tussen het verbergen van objecten, het weergeven van objecten en het weergeven van tijdelijke aanduidingen in plaats van objecten | CTRL+6 |
De standaardwerkbalk weergeven of verbergen | CTRL+7 |
U wilt (in eindmodus) | Druk op |
Eindmodus in- of uitschakelen | END |
De selectie in de richting van de pijl uitbreiden tot het einde van het cellenbereik met gegevens | END, SHIFT+pijltoets |
De selectie tot de rechterbenedenhoek van het werkblad uitbreiden | END, SHIFT+HOME |
De selectie tot de laatste cel in de actieve rij uitbreiden (niet beschikbaar als het selectievakje "Alternatieve stuurtoetsen" is ingeschakeld) | END, SHIFT+ENTER |
U wilt (SCROLL-LOCK is ingeschakeld) | Druk op |
Het scherm één rij naar boven of naar beneden schuiven | PIJL-OMHOOG of PIJL-OMLAAG |
Het scherm één kolom naar links of naar rechts schuiven | PIJL-LINKS of PIJL-RECHTS |
De selectie tot de cel in de linkerbovenhoek van het venster uitbreiden | SHIFT+HOME |
De selectie tot de cel in de rechterbenedenhoek van het venster uitbreiden | SHIFT+END |
SCROLL-LOCK in- of uitschakelen | SCROLL LOCK |
Opmerking Als u toetsen voor het schuiven in tekst gebruikt (zoals PGUP en PGDN) terwijl SCROLL-LOCK is uitgeschakeld, breidt u de selectie uit tot de plaats waarheen u schuift. Als u de selectie tijdens het schuiven wilt handhaven, moet u eerst SCROLL-LOCK inschakelen. | |
Alle cellen selecteren die een notitie bevatten | CTRL+SHIFT+? |
Een rechthoekig cellenbereik selecteren rond de actieve cel. Het geselecteerde bereik is een gebied dat wordt omgeven door lege rijen en lege kolommen | CTRL+SHIFT+* |
De hele matrix selecteren waartoe de actieve cel behoort | CTRL+/ |
Cellen selecteren waarvan de inhoud verschilt van de vergelijkingscel in dezelfde rij. In elke rij bevindt de vergelijkingscel zich in dezelfde kolom als de actieve cel. | CTRL+\ |
Cellen selecteren waarvan de inhoud verschilt van de vergelijkingscel in dezelfde kolom. In elke kolom bevindt de vergelijkingscel zich in dezelfde rij als de actieve cel. | CTRL+SHIFT+| |
Alleen cellen selecteren waarnaar direct wordt verwezen door de formules in de selectie | CTRL+[ |
Alle cellen selecteren waarnaar direct of indirect wordt verwezen door de formules in de selectie | CTRL+SHIFT+{ |
Alleen cellen selecteren met formules die direct verwijzen naar de actieve cel | CTRL+] |
Alle cellen selecteren met formules die direct of indirect verwijzen naar de actieve cel | CTRL+SHIFT+} |
Alleen zichtbare cellen in de actieve selectie selecteren | ALT+; |
De aanwijzer in de selectie van boven naar beneden verplaatsen. Als de selectie uit een enkele rij bestaat, verplaatst u de aanwijzer één cel naar rechts | ENTER |
De aanwijzer in de selectie van beneden naar boven verplaatsen. Als de selectie uit een enkele rij bestaat, verplaatst u de aanwijzer één cel naar links | SHIFT+ENTER |
De aanwijzer in de selectie van links naar rechts verplaatsen | TAB |
De aanwijzer in de selectie van rechts naar links verplaatsen | SHIFT+TAB |
De aanwijzer met de wijzers van de klok mee verplaatsen naar de volgende hoek van de selectie | CTRL+. (punt) |
De aanwijzer in de niet-aangrenzende selectie naar rechts verplaatsen | CTRL+ALT+PIJL-RECHTS |
De aanwijzer in de niet-aangrenzende selectie naar links verplaatsen | CTRL+ALT+PIJL-LINKS |
De aanwijzer één cel verplaatsen in de richting van de pijl | Pijltoets |
De aanwijzer verplaatsen naar de rand van het actieve gegevensgebied in de richting van de pijl | CTRL+pijltoets |
De aanwijzer naar de niet-geblokkeerde cellen in een beveiligd werkblad verplaatsen | TAB |
De aanwijzer naar het begin van de rij verplaatsen | HOME |
De aanwijzer naar het begin van het werkblad verplaatsen | CTRL+HOME |
De aanwijzer naar de rechterbenedenhoek van het werkblad verplaatsen | CTRL+END |
De aanwijzer één scherm naar beneden verplaatsen | PGDN |
De aanwijzer één scherm naar boven verplaatsen | PGUP |
De aanwijzer één scherm naar rechts verplaatsen | ALT+PGDN |
De aanwijzer één scherm naar links verplaatsen | ALT+PGUP |
De aanwijzer naar het volgende blad in de werkmap verplaatsen | CTRL+PGDN |
De aanwijzer naar het vorige blad in de werkmap verplaatsen | CTRL+PGUP |
De aanwijzer naar de volgende werkmap verplaatsen | CTRL+F6 |
De aanwijzer naar de vorige werkmap verplaatsen | CTRL+SHIFT+F6 |
De aanwijzer naar het volgende deelvenster verplaatsen | F6 |
De aanwijzer naar het vorige deelvenster verplaatsen | SHIFT+F6 |
U wilt (in eindmodus) | Druk op |
Eindmodus in- of uitschakelen | END |
De aanwijzer in een rij of kolom verplaatsen naar het volgende cellenbereik met gegevens | END, pijltoets |
De aanwijzer naar de rechterbenedenhoek van het werkblad verplaatsen | END, HOME |
De aanwijzer naar de laatste cel in de actieve rij verplaatsen (niet beschikbaar als het selectievakje "Alternatieve stuurtoetsen" is ingeschakeld) | END, ENTER |
U wilt (SCROLL-LOCK is ingeschakeld) | Druk op |
De aanwijzer naar de cel in de linkerbovenhoek van het venster verplaatsen | HOME |
De aanwijzer naar de cel in de rechterbenedenhoek van het venster verplaatsen | END |
SCROLL-LOCK in- of uitschakelen | SCROLL-LOCK |
De aanwijzer één scherm naar boven of naar beneden verplaatsen | PGUP of PGDN |
De aanwijzer één scherm naar rechts verplaatsen | ALT+PGDN |
De aanwijzer één scherm naar links verplaatsen | ALT+PGUP |
De aanwijzer verplaatsen naar het vorige blad in de werkmap | CTRL+PGUP |
De aanwijzer verplaatsen naar het volgende blad in de werkmap | CTRL+PGDN |
Het volgende venster weergeven | CTRL+F6 of CTRL+TAB |
Het vorige venster weergeven | CTRL+SHIFT+F6 of CTRL+SHIFT+TAB |
Schuiven totdat de actieve cel wordt weergegeven | CTRL+BACKSPACE |
SCROLL-LOCK in- of uitschakelen | SCROLL-LOCK |
Het scherm één rij naar boven of naar beneden schuiven | PIJL-OMHOOG of PIJL-OMLAAG (als SCROLL-LOCK is ingeschakeld) |
Het scherm één kolom naar links of naar rechts schuiven | PIJL-LINKS of PIJL-RECHTS (als SCROLL-LOCK is ingeschakeld) |
Opdracht Afdrukken (menu Bestand) | CTRL+P |
Verplaatsing in afdrukvoorbeeld | Druk op |
Door de weergegeven pagina, bij ingezoomde weergave | Pijltoetsen |
Pagina voor pagina, bij uitgezoomde weergave | PGUP of PGDN |
Naar de eerste pagina, bij uitgezoomde weergave | CTRL+PIJL-OMHOOG of CTRL+PIJL-LINKS |
Naar de laatste pagina, bij uitgezoomde weergave | CTRL+PIJL-OMLAAG of CTRL+PIJL RECHTS |
Een veld of een opdrachtknop selecteren | ALT+letter (onderstreepte letter in naam) |
De aanwijzer verplaatsen naar hetzelfde veld in de volgende record | PIJL-OMLAAG |
De aanwijzer verplaatsen naar hetzelfde veld in de vorige record | PIJL-OMHOOG |
De aanwijzer verplaatsen naar het volgende veld dat u in de record kunt bewerken | TAB |
De aanwijzer verplaatsen naar het vorige veld dat u in de record kunt bewerken | SHIFT+TAB |
De aanwijzer verplaatsen naar het eerste veld in de volgende record | ENTER |
De aanwijzer verplaatsen naar het eerste veld in de vorige record | SHIFT+ENTER |
De aanwijzer verplaatsen naar hetzelfde veld 10 records verder | PGDN |
De aanwijzer verplaatsen naar hetzelfde veld 10 records terug | PGUP |
De aanwijzer naar de nieuwe record verplaatsen | CTRL+PGDN |
De aanwijzer naar de eerste record verplaatsen | CTRL+PGUP |
De aanwijzer naar het begin of het einde van een veld verplaatsen | HOME of END |
De aanwijzer één teken naar links of rechts in een veld verplaatsen | PIJL-LINKS of PIJL-RECHTS |
Selecteren vanaf de positie van de aanwijzer tot het begin van een veld | SHIFT+HOME |
Selecteren vanaf de positie van de aanwijzer tot het einde van een veld | SHIFT+END |
Het teken links van de aanwijzer selecteren | SHIFT+PIJL-LINKS |
Het teken rechts van de aanwijzer selecteren | SHIFT+PIJL-RECHTS |
(in stap 3 van de Wizard Draaitabellen) | Druk op |
De volgende of vorige veldknop in de lijst selecteren | PIJL-OMHOOG of PIJL-OMLAAG |
De veldknop rechts of de veldknop links van de actieve knop in een uit meer kolommen bestaande lijst van veldknoppen selecteren | PIJL-LINKS of PIJL-RECHTS |
Het geselecteerde veld verplaatsen naar het paginabereik | ALT+P |
Het geselecteerde veld verplaatsen naar het rijbereik | ALT+R |
Het geselecteerde veld verplaatsen naar het kolombereik | ALT+K |
Het geselecteerde veld verplaatsen naar het gegevensbereik | ALT+G |
Het dialoogvenster Draaitabelveld van de Wizard Draaitabellen weergeven | ALT+L |
De vorige toepassing | ALT+SHIFT+TAB |
Het menu Start | CTRL+ESC |
Het venster sluiten | CTRL+F4 |
Het vorige formaat van het venster herstellen | CTRL+F5 |
Schakelen naar het volgende venster | CTRL+F6 |
Schakelen naar het vorige venster | CTRL+SHIFT+F6 |
De opdracht Verplaatsen uitvoeren (Systeemmenu) | CTRL+F7 |
De opdracht Grootte uitvoeren (Systeemmenu) | CTRL+F8 |
Het venster maximaliseren | CTRL+F10 |
Een map selecteren in de dialoogvensters Openen of Opslaan als (menu Bestand) | ALT+0 en gebruik vervolgens de pijltoetsen |
Een werkbalkknop kiezen in de dialoogvensters Openen of Opslaan als (menu Bestand) | ALT+ cijfer (1 is de knop uiterst links, 2 is de knop rechts daarvan, enzovoort) |
Het dialoogvenster Openen of Opslaan als vernieuwen (menu Bestand) | F5 |
In een dialoogvenster met tabbladen schakelen naar het volgende tabblad | CTRL+TAB of CTRL+PGDN |
In een dialoogvenster met tabbladen schakelen naar het vorige tabblad | CTRL+SHIFT+TAB of CTRL+PGUP |
Naar de volgende optie of de volgende groep keuzerondjes gaan | TAB |
Naar de vorige optie of de vorige groep keuzerondjes gaan | SHIFT+TAB |
Opties selecteren binnen de actieve keuzelijst of binnen een groep keuzerondjes | Pijltoets |
De actieve opdrachtknop selecteren of het actieve selectievakje in- of uitschakelen | SPATIEBALK |
In een actieve keuzelijst naar het eerstvolgende item gaan dat begint met een bepaalde letter | Lettertoets |
Het item selecteren waarin een bepaalde letter is onderstreept | ALT+ lettertoets |
Een vervolgkeuzelijst weergeven | ALT+PIJL-OMLAAG |
Een vervolgkeuzelijst sluiten | ESC |
De standaardopdrachtknop kiezen | ENTER |
De opdracht annuleren en het dialoogvenster sluiten | ESC |
Functietoets | | SHIFT | CTRL | CTRL SHIFT | ALT SHIFT |
F1 | Online Help of Antwoord-Wizard weergeven | | | | Nieuw werkblad invoegen |
F2 | Een cel en de formulebalk activeren | Opdracht Notitie (menu Invoegen) | Info-venster weergeven | | |
F3 | Een naam in een formule plakken | De Wizard Functies weergeven | Een naam bepalen | Namen van celtekst maken | |
F4 | De laatste opdracht herhalen | De opdracht Zoeken of Ga naar herhalen | Het venster sluiten | | |
F5 | De opdracht Ga naar (menu Bewerken) | De opdracht Zoeken (menu Bewerken) | Vorig formaat van venster herstellen | | |
F6 | Volgende deelvenster | Vorige deelvenster | Volgende werkmap | Vorige werkmap | |
F7 | Spelling controleren | | De opdracht Verplaatsen (systeemmenu van document) | | |
F8 | Uitbreidingsmodus inschakelen | Toevoegmodus in- of uitschakelen | De opdracht Formaat wijzigen (systeemmenu van document) | | |
F9 | Alle bladen in alle geopende werkmappen berekenen | Het actieve werkblad berekenen | De werkmap minimaliseren | | |
F10 | Menubalk activeren | Een snelmenu weergeven | Het documentvenster maximaliseren | | |
F11 | Grafiek maken | | | | |
F12 | Opdracht Opslaan als (menu Bestand) | De opdracht Opslaan (menu Bestand) | De opdracht Openen (menu Bestand) | De opdracht Afdrukken (menu Bestand) | |
. Naar de volgende dia gaan | Muisklik |
Naar de vorige dia gaan | Druk op BACKSPACE. |
Naar een dia gaan | Typ het dianummer en druk vervolgens op ENTER. |
Zwart scherm aan/uit | Druk op Z. |
Wit scherm aan/uit | Druk op W. |
Aanwijzer weergeven/verbergen | Druk op A. |
Diavoorstelling beëindigen | Druk op ESC. |
Tekening op het scherm verwijderen | Druk op E. |
Naar de volgende dia gaan, als deze verborgen is | Druk op B. |
Try-out met nieuwe tijdsinstellingen | Druk op N. |
Try-out met oorspronkelijke tijdsinstellingen | Druk op O. |
Tijdens try-out klikken voor de volgende dia | Druk op K. |
Terug naar de eerste dia | Houd beide muisknoppen gedurende 2 seconden ingedrukt. |
Aanwijzer wijzigen in pen | CTRL +P |
Aanwijzer wijzigen in pijl | CTRL+A |
Aanwijzer en knop verbergen | CTRL+H |
Aanwijzer en knop altijd verbergen | CTRL+L |
Snelmenu weergeven | Klik op de rechtermuisknop. |
. Een nieuwe database openen | CTRL+N |
Een bestaande database openen | CTRL+O |
Contextafhankelijke Help-informatie weergeven. U kunt deze informatie oproepen voor geselecteerde menu-opdrachten, dialoogvensteropties, eigenschappen, besturingselementen, acties, Visual Basic-sleutelwoorden of vensters. | F1 |
Contextafhankelijke Help-informatie weergeven met behulp van de aanwijzer in de vorm van een vraagteken. Druk eerst op SHIFT+F1, plaats de aanwijzer op het element waarover u meer wilt weten (bijvoorbeeld een werkbalk) en klik eenmaal. | SHIFT+F1 |
Naar het volgende geopende venster gaan | CTRL+F6 |
Het databasevenster naar de voorgrond brengen | F11 of ALT+F1 |
Het systeemmenu weergeven | ALT+SPATIEBALK |
De selectie naar het Klembord kopiëren | CTRL+C |
De selectie verwijderen en naar het Klembord kopiëren | CTRL+X |
De inhoud van het Klembord plakken op de invoegpositie | CTRL+V |
Het dialoogvenster Zoeken openen | CTRL+F |
Het dialoogvenster Vervangen openen | CTRL+H |
Typen ongedaan maken | CTRL+Z |
Het dialoogvenster Opslaan als openen | F12 of ALT+F2 |
Een database-object opslaan | SHIFT+F12 of ALT+SHIFT+F2 |
Het actieve venster sluiten | CTRL+F4 |
Microsoft Access afsluiten of een dialoogvenster sluiten | ALT+F4 |
Schakelen tussen de bewerkingsmodus (invoegpositie zichtbaar) en de navigatiemodus | F2 |
Het zoom-venster openen om expressies en andere tekst gemakkelijker in te kunnen voeren in kleine invoervakken | SHIFT+F2 |
Een keuzelijst met of zonder invoervak openen | F4 |
Naar de volgende positie gaan waar de tekst voorkomt die u hebt opgegeven in het dialoogvenster Zoeken of Vervangen (nadat het dialoogvenster is gesloten) | SHIFT+F4 |
Naar het recordnummervak gaan | F5 |
Naar de volgende sectie van een record gaan | F6 |
Naar de vorige sectie van een record gaan | SHIFT+F6 |
Spelling controleren | F7 |
De uitbreidingsmodus activeren. Druk herhaaldelijk op F8 om de selectie achtereenvolgens uit te breiden met het volgende woord, het veld, de record (alleen in de gegevensbladweergave) en alle records. | F8 |
De uitbreidingsmodus annuleren | ESC |
De laatste selectie ongedaan maken | SHIFT+F8 |
De velden in het venster opnieuw berekenen | F9 |
Een query opnieuw uitvoeren op de onderliggende tabellen. In een subformulier wordt de query alleen opnieuw uitgevoerd op de onderliggende tabel van het subformulier. | SHIFT+F9 |
Een nieuwe record toevoegen | CTRL+PLUSTEKEN (+) |
De huidige record verwijderen | CTRL+MINTEKEN (-) |
Wijzigingen in de huidige record opslaan | SHIFT+ENTER |
Wijzigingen in het huidige veld of de huidige record ongedaan maken. Als u zowel het veld als de record hebt gewijzigd, drukt u twee keer op ESC. Met de eerste toetsaanslag worden de wijzigingen in het huidige veld ongedaan gemaakt en met de tweede toetsaanslag de wijzigingen in de huidige record. | ESC |
De uitvoering van programmacode of een macro stoppen | CTRL+BREAK |
Het venster Foutopsporing weergeven | CTRL+G |
Het dialoogvenster Opgeroepen procedures weergeven | CTRL+L |
Geselecteerde regels inspringen | CTRL+M |
Inspringen van geselecteerde regels opheffen | CTRL+SHIFT+M |
De huidige regel knippen en op het Klembord plaatsen | CTRL+Y |
De vorige procedure weergeven | CTRL+ PIJL-OMHOOG |
De volgende procedure weergeven | CTRL+ PIJL-OMLAAG |
Contextafhankelijke Help-informatie weergeven over het sleutelwoord met de invoegpositie of over de geselecteerde menu-opdracht of dialoogvensteroptie | F1 |
Het venster Objectenoverzicht weergeven | F2 |
De proceduredefinitie weergeven | SHIFT+F2 |
De laatste positie bekijken | CTRL+F2 |
Naar de volgende positie gaan waar de tekst voorkomt die u hebt opgegeven in het dialoogvenster Zoeken of Vervangen (nadat het dialoogvenster is gesloten) | F3 |
Naar de vorige positie gaan waar de tekst voorkomt die u hebt opgegeven in het dialoogvenster Zoeken of Vervangen (nadat het dialoogvenster is gesloten) | SHIFT+F3 |
De uitvoering van programmacode of een macro voortzetten | F5 |
De uitvoering van programmacode of een macro opnieuw starten | SHIFT+F5 |
Schakelen tussen het bovenste en onderste deelvenster (als het venster is gesplitst) | F6 |
Stap (stap-voor-stap) | F8 |
Stap over (proceduregewijs) | SHIFT+F8 |
Een onderbrekingspunt instellen of verwijderen op de geselecteerde regel | F9 |
Directe controle inschakelen voor de geselecteerde expressie | SHIFT+F9 |
Alle onderbrekingspunten verwijderen | CTRL+SHIFT+F9 |
. Huidige bewerking annuleren | ESC |
Scherminfo voor het actieve item weergeven | SHIFT+F1 |
Een geselecteerde groep uitvouwen of samenvouwen | PLUSTEKEN (+) of MINTEKEN (-) op het numerieke toetsenblok |
Selecteren | ENTER |
Inhoud van een kaart bewerken (behalve in pictogramweergave) | F2 |
Van item naar item gaan | PIJL-OMHOOG, OMLAAG, LINKS of PIJL-RECHTS |
Naar het volgende tabblad in een item gaan | CTRL+TAB of CTRL+PgDn |
Naar het vorige tabblad in een item gaan | CTRL+SHIFT+TAB of CTRL+PgUp |
Het Adresboek weergeven | CTRL+SHIFT+B |
De vorige kaart selecteren | PIJL-OMHOOG |
De volgende kaart selecteren | PIJL-OMLAAG |
De eerste kaart in de lijst selecteren | HOME |
De laatste kaart in de lijst selecteren | END |
De eerste kaart op de eerste pagina selecteren | PgUp |
De eerste kaart op de laatste pagina selecteren | PgDn |
De dichtstbijzijnde kaart in de volgende kolom selecteren | PIJL-RECHTS |
De dichtstbijzijnde kaart in de vorige kolom selecteren | PIJL-LINKS |
De actieve kaart selecteren of de-selecteren | CTRL+SPATIEBALK |
Een bepaalde kaart in de lijst selecteren | Typ een of meer letters van de naam waaronder de kaart is opgeslagen of van het veld waarop u de kaarten rangschikt |
De selectie uitbreiden met de vorige kaart en geselecteerde kaarten na het beginpunt de-selecteren | SHIFT+PIJL-OMHOOG |
De selectie uitbreiden met de volgende kaart en geselecteerde kaarten na het beginpunt de-selecteren | SHIFT+PIJL-OMLAAG |
De selectie uitbreiden met de vorige kaart, ongeacht het beginpunt | CTRL+SHIFT+PIJL-OMHOOG |
De selectie uitbreiden met de volgende kaart, ongeacht het beginpunt | CTRL+SHIFT+PIJL-OMLAAG |
De selectie uitbreiden tot de eerste kaart in de lijst | SHIFT+HOME |
De selectie uitbreiden tot de laatste kaart in de lijst | SHIFT+END |
De selectie uitbreiden tot de eerste kaart op de vorige pagina | SHIFT+PgUp |
De selectie uitbreiden tot de laatste kaart op de laatste pagina | SHIFT+PgDn |
Navigeren zonder de selectie te wijzigen | Toets(en) |
Naar de volgende kaart | CTRL+PIJL-OMLAAG |
Naar de vorige kaart | CTRL+PIJL-OMHOOG |
Naar de eerste kaart in de lijst | CTRL+HOME |
Naar de laatste kaart in de lijst | CTRL+END |
Naar de eerste kaart op de vorige pagina | CTRL+PgUp |
Naar de eerste kaart op de volgende pagina | CTRL+PgDn |
Naar de dichtstbijzijnde kaart in de vorige kolom | CTRL+PIJL-LINKS |
Naar de dichtstbijzijnde kaart in de volgende kolom | CTRL+PIJL-RECHTS |
Naar een bepaalde kaart in de lijst | Typ een of meer letters van de naam waaronder de kaart is opgeslagen of van het veld waarop u de kaarten rangschikt |
Naar een veld in de actieve kaart | F2 |
Een regel toevoegen aan een veld met meerdere regels | ENTER |
Naar het begin van een regel gaan | HOME |
Naar het einde van een regel gaan | END |
Naar het begin van een veld met meerdere regels gaan | PgUp |
Naar het einde van een veld met meerdere regels gaan | PgDn |
Naar de vorige regel in een veld met meerdere regels gaan | PIJL-OMHOOG |
Naar de volgende regel in een veld met meerdere regels gaan | PIJL-OMLAAG |
Naar het vorige teken in een veld gaan | PIJL-LINKS |
Naar het volgende teken in een veld gaan | PIJL-RECHTS |
1 dag weergeven | ALT+1 |
2-9 dagen weergeven | ALT+toets voor aantal dagen |
10 dagen weergeven | ALT+0 (nul) |
Overschakelen naar weekweergave | ALT+AFBREEKSTREEPJE (-) |
Overschakelen naar maandweergave | ALT+IS-GELIJKTEKEN (=), ALT+SHIFT+IS-GELIJKTEKEN (=) |
Schakelen tussen Agenda, Takenlijst en Mappenlijst | CTRL+TAB of F6 |
Vorige afspraak selecteren | SHIFT+TAB |
Volgende afspraak selecteren | TAB |
Vorige dag weergeven | PIJL-LINKS |
Volgende dag weergeven | PIJL-RECHTS |
Geselecteerde item naar vorige dag verplaatsen (als er meerdere dagen worden weergegeven) | ALT+ PIJL-LINKS |
Geselecteerde item naar volgende dag verplaatsen (als er meerdere dagen worden weergegeven) | ALT+ PIJL-RECHTS |
Dezelfde dag in de vorige week weergeven | ALT+PIJL-OMHOOG |
Dezelfde dag in de volgende week weergeven | ALT+PIJL-OMLAAG |
Geselecteerde item naar dezelfde dag in de vorige week verplaatsen | ALT+PIJL-OMHOOG |
Geselecteerde item naar dezelfde dag in de volgende week verplaatsen | ALT+PIJL-OMLAAG |
Van item naar item springen | TAB |
Het begin van uw werkdag selecteren | HOME |
Het einde van uw werkdag selecteren | END |
Het vorige tijdblok selecteren | PIJL-OMHOOG |
Het volgende tijdblok selecteren | PIJL-OMLAAG |
Het tijdblok aan de bovenkant van het scherm selecteren | PgUp |
Het tijdblok aan de onderkant van het scherm selecteren | PgDn |
Het tijdblok verkleinen of vergroten | SHIFT+PIJL-OMHOOG of PIJL-OMLAAG |
Een afspraak verplaatsen | Met de aanwijzer in de afspraak, ALT+PIJL-OMHOOG of PIJL-OMLAAG |
De begintijd of de eindtijd van een afspraak wijzigen | Met de aanwijzer in de afspraak, ALT+SHIFT+PIJL-OMHOOG of PIJL-OMLAAG |
Naar de eerste dag van de week gaan | HOME |
Naar de laatste dag van de week gaan | END |
Naar dezelfde dag in de vorige week gaan (of 5 weken eerder bij maandweergave) | PgUp of PIJL-OMHOOG |
Naar dezelfde dag in de volgende week gaan (of 5 weken verder bij maandweergave) | PgDn of PIJL-OMLAAG |
De lengte van het geselecteerde tijdblok wijzigen | SHIFT+PIJL-LINKS, RECHTS, OMHOOG, of PIJL-OMLAAG; of SHIFT+HOME of END |
De afspraak naar boven, beneden, links of rechts verplaatsen | ALT+PIJL OMHOOG, OMLAAG, LINKS of PIJL RECHTS |
Naar een item onder het huidige item | PIJL-OMLAAG |
Naar een item boven het huidige item | PIJL-OMHOOG |
Naar het eerste item | HOME |
Naar het laatste item | END |
Naar het item aan de onderkant van het scherm en vervolgens een andere scherm met items weergeven | PgDn |
Naar het item aan de bovenkant van het scherm | PgUp |
De selectie van items uitbreiden of verminderen met één item | SHIFT+PIJL-OMHOOG of SHIFT+PIJL-OMLAAG |
Een item openen | ENTER |
Naar het volgende of het vorige item zonder de selectie uit te breiden | CTRL+PIJL-OMHOOG of CTRL+PIJL-OMLAAG |
Het actieve item selecteren of deselecteren | CTRL+SPATIEBALK |
Alle item in een map selecteren | CTRL+A |
Elk item in de selectie naar de bovenkant of de onderkant van de lijst verplaatsen | CTRL+HOME of CTRL+END |
Het vorige item selecteren | PIJL-LINKS |
Het volgende item selecteren | PIJL-RECHTS |
Meerdere aangrenzende items selecteren | SHIFT+PIJL-LINKS of SHIFT+PIJL-RECHTS |
Meerdere items selecteren die niet aan elkaar grenzen | CTRL+PIJL-LINKS+SPATIEBALK of CTRL+PIJL-RECHTS+SPATIEBALK |
De geselecteerde items openen | ENTER |
De items weergeven in het scherm boven het huidige scherm | PgUp |
De items weergeven in het scherm onder het huidige scherm | PgDn |
Het eerste item op de tijdlijn selecteren (als items niet zijn gegroepeerd), of het eerste item in de groep selecteren | HOME |
Het laatste item op de tijdlijn selecteren (als items niet zijn gegroepeerd), of het laatste item in de groep selecteren | END |
Het eerste item op de tijdlijn weergeven (zonder te selecteren, als items niet zijn gegroepeerd) of het eerste item in de groep weergeven (zonder te selecteren) | CTRL+HOME |
Het laatste item op de tijdlijn weergeven (zonder te selecteren, als items niet zijn gegroepeerd) of het laatste item in de groep weergeven (zonder te selecteren) | CTRL+END |
De ballon van de Office-assistent actief maken | ALT+F6, herhalen totdat de ballon actief is |
Een Help-onderwerp selecteren uit de onderwerpen die in de ballon van de Office-assistent worden weergegeven | ALT+nummer (1 is het eerste onderwerp, 2 is het volgende onderwerp, enzovoort) |
Meer Help-onderwerpen weergeven | ALT+PIJL-OMLAAG |
Vorige Help-onderwerpen weergeven | ALT+PIJL-OMHOOG |
Een bericht van de Office-assistent sluiten | ESC |
Help ontvangen van de Office-assistent | F1 |
De volgende tip weergeven | ALT+N |
De vorige tip weergeven | ALT+B |
Tips sluiten | ESC |
De Office-assistent weergeven in een Wizardof de Help-functie in de Wizard uitschakelen | TAB om de knop Office-assistent te selecteren; SPATIEBALK om de Office-assistent weer te geven of de Help-functie in de Wizard uit te schakelen |
De menubalk activeren | F10 |
De volgende of vorige werkbalk selecteren | CTRL+TAB of CTRL+SHIFT+TAB |
De volgende of vorige knop of menu op de werkbalk selecteren | TAB of SHIFT+TAB (als er een werkbalk actief is) |
Het menu openen | ENTER (als er een menu op de werkbalk is geselecteerd) |
De bewerking uitvoeren die is toegekend aan de knop | ENTER (als er een knop is geselecteerd) |
Tekst in een tekstvak invoeren | ENTER (als er een tekstvak is geselecteerd) |
Een optie in een vak van een vervolgkeuzelijst of van een vervolgmenu op een knop selecteren | Pijltoetsen om door de opties in de lijst of het menu te schuiven; ENTER om de gewenste optie te selecteren (als er een vak van een vervolgkeuzelijst is geselecteerd) |
Klembord | Het klembord (prikbord of engels cipoard) is een plaats binnen MS Windows, die bedoeld is om gegevens binnen een applicatie of tussen aplicaties uit te wisselen. Het klembord is dus een sort doorgeefluik. Het klembord kan steeds slechts één enkel object bevatten. Een object kan bijvoorbeeld een tekst (letter, woord, paragraaf of een heel document), een figuur, een bestandsnaam of een groepbestanden zijn. Het klembord kan met verschillende commando's worden gevuld en weer worden uitgeschreven. |
Prikker | De Prikker is een faciliteit in MS Word, die u in staat stelt een of meer objecten na elkaar "op te prikken" en deze in een keer weer uit te schrijven. |
Selectiemode | De selectiemode kan worden gebruikt als een tekstdeel of ander object geselecteerd moet worden zonder dat de Shift-toets gebruikt wordt. De selectiemode wordt aangeschakeld mbv F8. Hierna kunnen alle gebruikelijk pijltjes-toetsen en klembord-commando's worden gebruikt. Met Escape kan de selectiemode worden uitgeschakld. |
Wizard | De engelse term "wizard" (tovernaar) wordt gebruikt om een programma of een deel van een programma aan te duiden, dat niet alleen tekstuele hulp biedt, maar probeert "intelligente" hulp te geven door bijvoorbeeld uit bestaande instellingen af te leiden, wat de voorkeuren van de gebruiker zouden kunnen zijn. |