|
|
© Kjeld van Druten 2004 |
Mentale training: Imagery,
ook bruikbaar voor leerlingen?
Door: Kjeld van Druten (november 2004)
|
|
Prestatieverbetering door middel van mentale vaardigheden is al jaren een algemeen bekende praktijk binnen het wedstrijdspringen. Vooral imagery, voorstellingstechnieken, worden veel gebruikt door wedstrijdspringers en vele anderen. Maar is het ook toepasbaar voor leerlingen?
Wat is imagery?
Imagery is een krachtige mentale vaardigheid die gebruikt kan worden
om prestaties te verbeteren. De vaardigheid bestaat uit het voor
kunnen stellen van een activiteit en deze dus te oefenen. In die
zin is imagery dus een vorm van dagdromen. Maar het is meer dan
dagdromen:
|
Het moet sensorische of gevoelservaringen nabootsen.
Je moet een activiteit dus "zien" of "voelen".
Liefst moet dit gebeuren vanuit een intern gezichtspunt. Hierbij
beleef je de activiteit zoals je die zelf ook zou beleven
in het echt. Tegenover het interne staat het externe gezichtspunt.
Bij dit gezichtspunt zie je jezelf de activiteit van een afstandje
doen. Het is gebleken dat mentale oefeningen met behulp van
een intern gezichtspunt het meest effectief zijn.
De inhoud van de voorstelling moet positief zijn. Het "goede"
moet voorgesteld worden. Een voorstelling waarin je handelen
mislukt werkt averechts.
Een voorstelling moet levendig zijn. Hoe echter je voorstelling
hoe beter. Door het "echt" te voelen en te zien
laat het een grotere indruk achter in je zenuwstelsel, zodat
het beter onthouden wordt en er een groter leereffect optreedt. |
|
Je moet je er geestelijk van bewust zijn dat je een droom
hebt, je moet hem zelf opgeroepen hebben en de inhoud onder
controle hebben. Je stuurt bewust de droom. Dit is natuurlijk
het grootste verschil met dagdromen of dromen in het algemeen,
waar de controle over het algemeen niet aanwezig is. |
|
Imagery vindt plaats zonder fysieke externe prikkels. Je
"beleeft" wel dat je iets aan het doen bent, maar
doet dat niet. |
Werkt Imagery echt?
Ja. Al sinds ongeveer 1890 wordt er onderzoek gedaan naar
spieractiviteit tijdens mentale oefeningen en de eerste studies
naar mentale training werden rond 1930 gedaan. Tot 1980 werden
de meeste onderzoeken in laboratoria gedaan, maar sinds die
tijd ook in het veld, in meer realistische omgevingen. Feltz
& Landers (1983) vergeleken 98 studies en kwamen tot de
conclusie dat mentale training en imagery beter is dan helemaal
niet trainen, maar dat het vergelijken van de studies door
de aard van de mentale training erg lastig is en er dus niet
een algemeen effectiviteitspercentage gegeven kan worden.
Weinberg (1981) komt tot vergelijkbare conclusies maar voegt
daar aan toe dat imagery beter is dan helemaal niet trainen,
maar dat fysieke training beter is. Het beste resultaat wordt
geleverd door een combinatie van zowel imagery als fysieke
training.
Hoe werkt imagery dan?
Er zijn 2 theoriëen voor het mechanisme dat achter de
effectiviteit van imagery zit. Deze theoriëen vullen
elkaar eerder aan dan dat er een keuze gemaakt moet worden
tussen een van de twee. |
|
Figuur 1. Imagery kan zorgen voor een betere planning
en volgorde van handelen. Hierdoor zijn oplossingvaardigheden
sneller en beter beschikbaar , waardoor de mentale werkbelasting
minder snel te groot zal worden en dus feitelijk de zone van
ideale prestatie (IPS) verlengd wordt. Als de mentale werkbelasting
als gevolg van stress groot wordt kan er bij het ontbreken
aan goede oplossingsvaardigheden plotseling een sterk prestatieverlies
optreden. Een zogeheten black-out.
|
De eerste theorie is de Psycho Neuromusculaire
theorie. In deze theorie gaat men ervan uit dat door de
mentale voorstelling de zenuwen in de zintuigen, spieren en
hersenen geprikkeld worden en dat het zenuwstelsel daarom
oefent met deze prikkels. Het activeren van deze onderdelen
van het zenuwstelsel is ook aangetoond in diverse onderzoeken.
De tweede theorie is de Symbolische Leertheorie. Volgens
deze theorie krijgen de hersenen tijdens imagery de mogelijkheid
om de afzonderlijke componenten van een taak nog eens nader
te beschouwen en te plannen. Dit kan meer gezien worden als
het logisch beredeneren van een fysieke activiteit.
Een effect van imagery is dat het voor ontspanning kan zorgen:
Doordat een leerling de handelingen nogmaals door kan nemen
ontstaat er een beter leereffect en zijn oplossingsvaardigheden
in stressvolle situaties sneller beschikbaar. Het "weten
wat je moet doen" levert een zekere mate van ontspanning
op waardoor een iemand minder snel voorbij zijn ideale prestatie
zone zal schieten en in paniek zal raken, waardoor accuraat
handelen niet meer mogelijk wordt. Dit effect zou de grootste
winst van imagery voor leerlingen zijn.
Dus imagery is ook bruikbaar voor leerlingen?
Niet zonder meer. Ook al vermelden diverse onderzoeken dat
imagery ook erg effectief is voor het aanleren van nieuwe
taken, toch moeten hier een paar kritische opmerkingen bij
geplaatst worden. Zo zijn er bijvoorbeeld behoorlijke individuele
verschillen in de capaciteiten tussen leerlingen. Niet iedereen
is even goed in imagery. Dit betekent dat het leereffect per
leerling nogal kan verschillen, of dat imagery zelfs een negatief
effect kan hebben bij een leerling die er niet in slaagt tot
een goed imagery proces te komen. Zeker bij grote groepen
kan dit een probleem zijn om een indruk te krijgen van het
slagen van imagery. Per definitie is dit onmogelijk omdat
er niet in de hersenen van de leerling gekeken kan worden
en feedback van de leerling dus een indirecte manier is. Imagery
is een mentale vaardigheid die om een persoonlijke begeleiding
vraagt wil het een hoog rendement hebben.
Behalve aanleg moet een leerling ook een reëel beeld
kunnen vormen van de toekomstige activiteit. Omdat parachutespringen
slecht te oefenen is op de grond is het maar de vraag of een
leerling hier zonder hulp in slaagt. Door de media is er een
beeld van onze sport ontstaan wat een goed imagery proces
kan belemmeren (positieve inhoud, controle houden over de
situatie). Daarom is het van groot belang dat een instructeur
de leerling voorziet van informatie (wat te verwachten bij
je 1e sprong). Uiteraard gebeurt dit al in de "gewone"
lesvormen door kennisoverdracht, maar dat hij of zij dit integreert
tijdens een speciale imagery sessie. Hierbij moet vooral "gevoels"informatie
worden toegevoegd: wat zien ze, wat horen ze, wat voelen ze,
wat ruiken ze. Refereer hierbij naar gevoelens die de leerlingen
wel kennen: "harde wind alsof je op de snelweg rijdt
en je hoofd uit het raampje steekt". Deze elementen zijn
belangrijk voor het ontspanningsdoel van imagery. De herrie
van motor en wind bijvoorbeeld kunnen een dusdanige sterke
input geven aan de zintuigen dat leerlingen erdoor overweldigd
worden en de eigenlijke taken vergeten (hoe moet ik ook al
weer in de deur zitten?). Als ze een dergelijk sterke prikkel
wel verwachten is er nog wel een eerste schrikreactie, maar
ze zullen hier snel van herstellen en zich wederom kunnen
richten op hun taken. Deze technieken kunnen bijvoorbeeld
ook gebruikt worden om tandempassagiers meer te laten ontspannen.
Behalve informatie moet de instructeur ook de controlemiddelen
aan de leerling geven. Dit kan heel simpel door bij het oefenen
met imagery het scenario te schetsen. Denk bijvoorbeeld aan
een storing op de hoofdparachute. Hier is iets aan te doen,
en wel door het uitvoeren van een reserveprocedure. Bij deze
controlemiddelen kan de instructeur al direct een invloed
uitoefenen op het toekomstige spanningsniveau: tijdens een
reserveprocedure kun je gaan schreeuwen en trekken aan een
leerling, maar hierdoor zal een leerling een dergelijke gebeurtenis
gaan associëren met stress, nog los van het realisme
van het schreeuwen als stressfactor, maar dit terzijde. |
Figuur 2. Een imagery model. Klik op de nummers en
er verschijnt een toelichting (engelstalig). 2x op de groenwitte
3 klikken om alle toelichtingen weg te krijgen.
Hoe imagery nu toe te passen in de praktijk?
Het volgende is een lesvoorstel voor het uitvoeren van een
imagery sessie. Dit is niet de enige mogelijke manier voor
een imagery maar slechts een illustratie naar aanleiding van
het bovenstaande.
|
Stap 1. Voorzie de leerlingen van de noodzakelijke
informatie. In eerste instantie worden hier de procedures
en technieken van het springen bedoeld. Deze kunnen
worden gegeven in reguliere lessen. Als dit is gebeurd
is het tijd voor een imagery sessie. Zorg voor een rustige
leeromgeving zonder teveel afleidingen, zodat leerlingen
zich kunnen concentreren op hun beeldvorming. In een
aanleerfase gaat dit het makkelijkst met de ogen dicht.
Vertel de gang van zaken (zowel informatie als controlemiddelen)
zoals hier voor bijvoorbeeld de staticline-exit en laat
het de leerlingen zich voorstellen:
- De deur gaat open en er komt veel herrie en wind binnen
(informatie aspect).
- Dat is normaal, dat hoort zo (controle aspect).
- Je gaat in de deur zitten en je voelt een druk van
de wind (informatie aspect).
- Je wordt niet uit het vliegtuig gezogen, want dat
kan niet, bovendien hou je je goed vast en de jumpmaster
houdt je ook vast (controle aspect).
- Kort na je afzet begin je te vallen. Het gevoel van
"vallen" (kriebels in je buik etc.) zal de
eerste keren zeer sterk zijn en sommigen krijgen tunnelvision.
Het kan van buiten naar binnen zwart worden voor je
ogen. Dit duurt zolang je blijft versnellen.
- Zodra de versnelling minder wordt gaat dit vanzelf
weer over (controle aspect).
- Je voelt de schok van de parachute. Deze is niet extreem
hard, maar voelt meer alsof je krachtig in je beenbanden
gedrukt wordt (informatie aspect).
- Je kijkt omhoog en controleert de parachute (controle
aspect).
- Het is nu redelijk stil en je voelt de wind langzaam
langs je heen gaan, alsof je op de fiets zit (informatie
aspect met referentie naar bekende prikkel).
- Alleen nog herrie van de slider (klapperen) (informatie
aspect).
- Dat is normaal, dat hoort zo (controle aspect).
etc. etc. |
|
Stap 2. De leerlingen kunnen na de gezamenlijke
sessie hier zelf mee aan de gang gaan. Ze weten nu immers
wat ze zich voor moeten stellen en hoe te handelen.
Dit is het black-box gedeelte: de noodzakelijke factoren
zijn er in gestopt, het proces is gaande, maar we kunnen
het niet meer zien en er dus ook geen invloed op uitoefenen.
Ingrijpen in het proces kan alleen als de leerling dit
aangeeft. |
|
Stap 3. Pas tijdens de eigenlijke sprong valt
aan de uitvoering af te leiden in hoeverre de imagery
effect heeft gehad. Vraag een leerling wat hij dacht
en hoe hij dit de volgende keer zou kunnen doen. Het
geven van feedback is essentieel voor een goed leerproces.
Naarmate de leerlingen meer ervaring krijgen kan de
nieuwe informatie steeds specifieker worden: een getrainde
FS-4 springer hoeft niet meer verteld te worden dat
het buiten waait bijvoorbeeld. Ook zullen leerlingen
steeds beter in imagery worden als ze het vaker doen. |
Valkuilen bij imagery.
|
Er moet bij een imagerysessie gewaakt
worden voor een lacherig sfeertje. Een juiste leeromgeving
is erg belangrijk. Leg de leerlingen dus ook uit wat
imagery is, hoe het werkt en dat het werkt. Zorg er
dus voor dat mensen het niet gaan zien als een of andere
alternatieve leervorm van hun geflipte instructeur. |
|
Een andere valkuil is imagery als een
supermiddel voor van alles en nog wat te zien. Bij een
leerling met problemen zoals angst tijdens het springen
hoeft de oorzaak niet alleen te liggen in een gebrek
aan ontspanning door een slechte imagery. Imagery moet
gezien worden als aanvulling op reguliere en vakkundige
instructie. |
Conclusie:
Imagery is een bruikbare techniek tijdens de instructie aan
leerlingen voor hun eerste parachutesprong(en). Goede begeleiding
is echter onmisbaar van een vakkundige instructeur die op
de hoogte is van de mogelijkheden, beperkingen en valkuilen
van imagery. |
|
Over de schrijver:
Kjeld van Druten heeft Inspanningsfysiologie aan de Vrije
Universiteit van Amsterdam gestudeerd en heeft een HBO/WO
docentenbevoegdheid. Ook studeerde hij Lichamelijke Opvoeding
aan de Hogeschool van Amsterdam. Naast deze kwalificaties
is hij ook Padi Divemaster en heeft als duikgids in Thailand
gewerkt.
In het seizoen werkt Kjeld op Paracentrum Texel als HI, tandemmaster
en cameraman en heeft op het moment van publiceren van dit
artikel ± 2000 sprongen.
Klik hier
voor meer info. |
|
Bronnen:
Feltz DL & Landers DM.
The effects of mental practice on motor skill learning and
performance: A meta-analysis.
Journal of Sport Psychology (1983), 5, 25-57.
Horn TS.
Advances in Sport Psychology.
Human Kinetics ISBN: 0-87322-364-0
Weinberg RS.
The relationship between mental preparation strategies and
motor performance: A review and critique.
Quest (1981), 33, 195-213.
|
|
|