De maximum snelheid in vrije val hangt van 3 dingen af:
1. De luchtdichtheid.
2. De lichaamshouding van de springer.
3. Het pak van de springer.
In een "normale" vrije val valt de springer plat met zijn
buik omlaag en heeft een redelijk strak pak aan. Op een hoogte van
rond de 13.000ft (3900m) wordt uit het vliegtuig gesprongen en rond
de 2300ft (700m) wordt geopend. In deze omstandigheden zal de snelheid
rond de 200 km/u liggen. Tijdens andere springdisciplines
worden hogere snelheden gehaald door andere lichaamshoudingen (zittend
en op de kop) en andere kleding. Bij freefly en freestyle bijvoorbeeld
ligt de snelheid tussen de 230 en 300 km/u.
Als je hoger in de atmosfeer komt wordt de lucht dunner (ijler)
en zal je lichaam minder wrijving ondervinden als je er doorheen
valt. In de jaren 50 en 60 deed de Amerikaanse luchtmacht experimenten
in voorbereiding op het ruimtevaartprogramma. Op 16 augustus 1960
sprong kolonel Joseph
Kittinger uit een ballon op 102.800ft (30 km). In de ijle lucht
op die hoogte bereikte hij een snelheid van 1142 km/u tijdens
een vrije val die in totaal 4 minuten en 36 seconden duurde. Sindsdien
is dit record ongeevenaard gebleven.
Vaak wordt gedacht dat de enige wedstrijdvorm binnen het springen
kan zijn wie het eerst beneden is. Pas recentelijk is deze vorm
ook werkelijk ontstaan omdat in het verleden de risico's die dit
met zich mee zou brengen technisch onacceptabel waren. Speedskydiving
heet deze nieuwe discipline en het huidige snelheidsrecord staat
op 480.14 km/u. Dit is dus het wereldrecord in de dichte,
lage luchtlagen.
Bij nog een redelijk nieuwe discipline, het birdman
vliegen is het juist de bedoeling zo lang mogelijk in vrije
val te blijven en dus zo langzaam mogelijk te gaan. Het record ligt
hier tot nu toe op 64.8 km/u. Hierbij wordt een speciaal
vleugelpak gebruikt.
|