Het leven van de profeet Mohammed(vzmh)


MOHAMMED(vzmh) DE LAATSTE PROFEET. EEN VOORBEELD VOOR ALLE TIJDEN


De geboorte van Mohammed(vzmh)

'Abdoe'l-Moettalib, het hoofd van de Qorash had 10 zoons.
'Abdoellah, de tiende was de edelste.
Zijn vader huwde hem met Amina, de dochter van Wahb; de leider van de banoe Zoehrah.
Het duurde echter niet lang of 'Abdoellah stierf.
Hij liet zijn vrouw achter, die in verwachting was.

Zij zou de moeder van Allah's boodschapper worden.
Amina zag vele tekenen en aanwijzingen dat haar zoon in de toekomst een belangrijk iemand zou worden.

De boodschapper van Allah werd geboren op maandag, 12 Rabi'al-Awwal in het jaar van de olifant.
Zijn afkomst kon teruggeleid worden naar de profeet Ibrahiem (vzmh).

De moeder van de profeet stuurde een boodschap naar zijn grootvader 'Abdoe'l-Moettalib, dat zij het leven had geschonken aan een zoon.
Hij kwam en keek liefdevol naar de baby.
Toen tilde hij hem op en nam hem mee naar de Ka'bah.
Hij prees Allah en bad voor zijn kleinzoon, die hij Mohammed noemde.

De eerste jaren

Het was het gebruik in Mekka om baby's aan de zorg van een woestijnstam toe te vertrouwen, waar ze opgroeiden in de traditionele, gezonde buitenlucht.
'Abdoe'l-Moettalib zocht een voedster voor zijn kleinzoon, die geen vader meer had, en van wie hij meer hield dan van al zijn kinderen.
Halima as-Sa'diya, die dit geluk toeviel, was van huis gegaan om een baby te zoeken.
Het was een jaar van ernstige droogte en haar volk had met moeilijkheden te kampen.
Ze hadden wat inkomsten nodig.
Baby Mohammed (vzmh) was al aan veel voedsters aangeboden, maar ze hadden hem allemaal geweigerd omdat ze op een goede betaling wachten van zijn vader.
'een wees!', riepen ze, 'wat kunnen zijn moeder of zijn grootvader doen?'
Halima was eerst ook bij hem weggegaan, maar haar hart was voor hem verwarmd.
Allah bezielde haar met liefde voor deze baby, daarom ging ze terug om hem te voeden en ze nam hem mee naar huis.
Tot aan dit moment had ze niet veel geluk gehad, maar nu ontving ze vele zegeningen.
Allah bleef Halima zegenen totdat de baby twee jaar bij de banoe S'ad was en hij niet langer de borst nodig had.
Hij groeide anders op dan de andere kinderen.
Halima nam hem mee naar zijn moeder en vroeg of ze hem nog langer mocht houden.
Amina stemde toe.

Toen het kind, dat de boodschapper van Allah zou worden, bij de banoe S'ad was, kwamen er twee engelen die zijn borst openspleten.
Ze haalden uit zijn hart een zwarte klont, die ze weggooiden.
Daarna maakten ze zijn hart schoon en plaatsten het terug.

Hij hoede schapen met zijn pleegbroers en groeide op in een eenvoudige, natuurlijke omgeving.
Hij leefde het gezonde woestijnleven en sprak het zuivere Arabisch, waar banoe S'ad bekend om was.
Hij was sociaal en populair, zijn pleegbroers hielden van hem en hij hield van hen.

Tenslotte keerde hij naar Mekka terug om bij zijn moeder en grootvader te wonen.
Hij stond onder Allah's zorg en groeide gezond en sterk op.

De dood van Amina en 'Abdoe'l-Moettalib

Toen de boodschapper van Allah zes jaar was stierf zijn moeder Amina.
Hij ging bij zijn grootvader wonen.
Toen hij acht jaar was stierf 'Abdoe'l-Moettalib ook.

Aboe Talib

De boodschapper van Allah ging toen bij zijn oom wonen, Aboe Talib.
Hij was de volle broer van zijn vader 'Abdoellah.
'Abdoe'l-Moettalib had tegen Aboe Talib gezegd dat hij goed voor de jongen moest zorgen.
Zodoende nam hij hem altijd in bescherming.

Goddelijke training

Toen hij opgroeide werd de boodschapper van Allah beschermd door Allah de Almachtige.
Hij hield zichzelf afzijdig van de obsceniteiten en slechte gewoontes van de jahilijja (onwetendheid).
Hij overtrof iedereen in mannelijkheid, karakter, bescheidenheid, eerlijkheid en betrouwbaarheid.
Hij genoot respect en kreeg de bijnaam: 'de betrouwbare'.
Hij eerde de familiebanden en hielp de lasten van anderen dragen.
Hij had respect voor zijn gasten en toonde vroomheid en angst voor Allah.

Huwelijk met Khadidja

Toen de boodschapper van Allah vijfentwintig was, trouwde hij met Khadidja bint Goewaylied.
Zij was een vrouw van de Qoraish, met een uitnemend karakter, die toen veertig jaar oud was.
Ze had een scherp verstand, een edel karakter en grote rijkdom.

De wederopbouw van de Ka'bah

Toen de boodschapper van Allah vijfendertig was, besloten de Qoraish de Ka'bah opnieuw te bouwen.
Behalve dat het een nieuw dak nodig had, hadden de Qoraish gemerkt dat de stenen muren, die hoger waren dan een mensenlengte, geen klei hadden om de stenen samen te binden.
Ze hadden geen keus, ze moesten het gebouw afbreken en opnieuw opbouwen.
toen de wederopbouw het moment bereikte dat de traditionele zwarte steen moest worden teruggezet, begonnen ze ruzie met elkaar te maken.
Elke familie wilde de eer om deze eervolle taak uit te voeren.
Ze kregen een stevige woordenwisseling.
Tijdens deze heidense dagen kon iets van veel minder gewicht een oorlog doen losbranden.
Ze kwamen overeen dat de eerste de beste die door de deur van de moskee zou binnenkomen, een beslissing moest nemen over het plaatsen van de zwarte steen.

De eerste die binnenkwam was de boodschapper van Allah.
Toen ze hem zagen zeiden ze: 'Het is de betrouwbare!', 'het is Mohammed'.
De boodschapper van Allah liet een stuk stof halen.
Hij nam de steen en legde hem in het midden van de doek.
Toen zij hij dat elke familie een punt van de doek moest pakken.
Zo zouden ze hem samen optillen.
Ze deden dit en zetten hem op zijn plaats.
Zelf draaide hij de zwarte steen tot hij goed stond, daarna ging het bouwen verder.

Zo voorkwam de boodschapper van Allah dat er een oorlog onder de Qoraish uitbrak, door een voortreffelijk staaltje van wijsheid.

In Allah's wijsheid groeide Zijn boodschapper ongeletterd op.
Hij kon niet lezen of schrijven.
Zodoende kon hij door zijn vijanden er nooit van beschuldigt worden dat hij andere theorieën veranderde.
De Koran wijst hierop als er staat:

Nog nooit had U een boek voorgedragen of uitgeschreven met de rechterhand,
anders zouden degenen,
die onwaarheid volgen,
getwijfeld hebben.

(Koran 29:48)

De Koran noemt hem 'de ongeletterde' en zegt:

Zij, die de boodschapper volgen,
de ongeletterde profeet,
die ze beschreven vinden in de Torah en het Evangelie.

(Koran 7:157)

Aanwijzingen van het profeetschap

De boodschapper van Allah was veertig toen de eerste sprankjes van licht en van toekomstig geluk verschenen.
De tijd van zijn missie naderde.
Het was altijd het Goddelijke beleid geweest, dat als de duisternis te donker werd, en de slechtheid alom verspreid werd, er een boodschapper verscheen.
De afkeer die de boodschapper van Allah voelde voor wat hij zag bereikte een hoogtepunt.
Het was alsof hij geleid werd naar een zekere spirituele bestemming.
Hij hield ervan om zich terug te trekken.
Hij was altijd tevreden als hij alleen kon zijn.
Hij liep altijd uit Mekka weg, tot hij goed en wel weg was uit het zicht van de huizen.
Hij leerde alle paden, vlaktes en valleien buiten Mekka kennen.
Elke rots of steen waar hij boorbij kwam hoorde hij zeggen: "Vrede zij met U, boodschapper van Allah".
Maar als hij om zich heen keek, naar links en rechts en achter zich, zag hij niets anders dan bomen en rotsen.
De eerste aanwijzingen voor de toekomst kwamen in de vorm van dromen.
Deze waren zo levendig dat ze even helder als de dageraad waren.

De grot van Hira'

De boodschapper ging altijd naar de grot van Hira'.
Hij bleef daar dan een paar nachten na elkaar.
Hij was gewend te bidden en te aanbidden zoals zijn grootvader Ibrahiem dat deed.
Hij volgde de zuivere menselijke behoefte om zich tot Allah te wenden.

De missie begint

Op de dag die voorbestemd was om het begin te zijn van zijn profetische missie, was de boodschapper van Allah alleen in de grot van Hira'.
Hij was toen eenenveertig jaar oud.
Plotseling verscheen er een engel die tegen hem zei: "Lees!"
"Ik kan niet lezen", antwoordde hij.

Later toen de profeet navertelde wat er gebeurd was, zei hij:
"Hij pakte me vast en klemde me net zo hard vast als ik kon verdragen, toen liet hij me los en zei: Lees!"
Ik zei: "ik kan niet lezen".
Toen klemde hij me voor de tweede keer net zo hard vast als ik kon verdragen en liet me toen los.
Weer zei hij toen: "Lees!"
"Ik kan niet lezen".
Toen klemde hij me voor de derde keer vast en zei:

Lees in de naam van uw Heer Die schiep,
die de mens schiep uit een klonter bloed,
lees, want uw Heer is de Eerwaardigste,
die door middel van de pen onderwees,
onderwezen heeft wat de mens niet wist.

(Koran 96:1-5)

Dit was de eerste dag van het profeetschap en dit waren de eerste geopenbaarde verzen van de Koran.

Khadidja's reactie

Natuurlijk was de boodschapper van Allah geschokt door de ervaring.
Hij had niet geweten wat er gebeurde, en hij had nog nooit gehoord dat zoiets eerder was gebeurd.
Hij was erg bang en keerde bibberend naar zijn huis terug.

"Wikkel me in! Wikkel me in!, ik ben bang voor mezelf!" Zei hij.
Toen Khadidja hem vroeg waarom, vertelde hij haar wat er gebeurd was.
Ze was een verstandige dame en had eerder gehoord van profeetschap, profeten en engelen.
Ze ging altijd bij haar neef op bezoek, Waraqah inb Nawfal, die Christen geworden was.
Hij had vele boeken gelezen en veel geleerd van de mensen van de Torah en het Evangelie.

Khadidja kende het karakter van de boodschapper van Allah beter dan iemand anders.
Ze was immers zijn vrouw en kende zijn gedachte het beste.
Ze was zich heel goed bewust van zijn edele karakter en benijdbare eigenschappen.
Ze besefte dat hij altijd succes en steun had gekregen van Allah.
Hij was een uitverkorene in Zijn schepping en Hij stelde behagen in zijn leven en gedrag.
Niemand met een karakter als het zijne hoeft ooit bang te zijn voor satan, of om bezeten te zijn door djinns.
Dat was niet te verenigen met wat Khadidja wist van Allah's wijsheid en begaanheid, en van Zijn manier om met Zijn scheppingen om te gaan.

Ze verklaarde met vertrouwen en geloof, sterk en krachtig:

"Nee! Allah zou je nooit onteren. Je onderhoudt goede banden met je familie, je helpt de last van anderen mee te dragen en je geeft mensen wat ze nodig hebben. Je bent gastvrij voor je gasten en helpt mensen terug te krijgen wat hen toebehoort."

Waraqah ibn Nawfal

Khadidja dacht dat het een goed idee zou zijn om haar neef te raadplegen, de geleerde Waraqah ibn Nawfal.
Ze nam de boodschapper van Allah mee om hem te zien.
Toen Waraqah hoorde wat hij meegemaakt had zei hij: "Bij de Ene, die mijn ziel in Zijn hand houdt, jij bent de profeet van dit volk."
Dezelfde grote geest die bij Moesa kwam, is bij jou gekomen.
Je volk zal je afwijzen, je vernederen en je verdrijven en je bevechten.

De boodschapper van Allah was met stomheid geslagen over wat Waraqah had gezegd; vooral dat de Qoraish hem zouden verdrijven, want hij kende zijn plaats onder hen.
Ze hadden hem altijd als 'de eerlijke' aangesproken en als 'de betrouwbare'.

Verwonderd vroeg hij: "zullen ze me verdrijven?"

"Ja", antwoorde Waraqah.
"Niemand is ooit met zoiets naar zijn volk gekomen, als waar jij nu mee aankomt, zonder dat zijn volk hem tegenwerkte en bevocht".

Na de eerste openbaring viel er een groot gat voor de openbaringen weer opnieuw begonnen.
Toen begon de Koran met regelmatige tussenpozen neer te dalen, gedurende de volgende drieëntwintig jaar.

Khadidja's islam en haar karakter

Khadidja haatte het gedrag van de mensen uit Mekka.
Iedereen met een gezond verstand zou de wreedheden die zij begingen verschrikkelijk vinden.
Zij was de eerste die geloofde in Allah en Zijn boodschapper.
Zij stond altijd aan zijn kant en hielp hem door zijn lasten te verlichten en bood hem troost, terwijl ze hem verzekerde van haar vertrouwen in zijn boodschap.

Ali ibn Abi Talib en Zaid ibn Harithah worden moslim

Na Khadidja werd Ali ibn Abi Talib moslim.
Hij was tien jaar oud en woonde in die tijd in het huis van de boodschapper van Allah.
Toen Aboe Talib vanwege een hongersnood een moeilijke tijd doormaakte, had de boodschapper van Allah zijn zoon Ali in huis genomen en voedde hem op.

Ook Zaid ibn Herithah, de bevrijde slaaf van de boodschapper van Allah, die hij had geadopteerd, werd moslim.
De bekering van deze mensen lieten het geloof zien van de mensen die de boodschapper van Allah het beste kenden.
Zij hadden hem meegemaakt in zijn eerlijkheid, oprechtheid en zijn goede gedrag.

Aboe Bakr ibn Abi Qoehafah wordt moslim

Aboe Bakr had een hoge positie onder de Qoraish, vanwege zijn intellect, kracht en gevoel voor rechtvaardigheid.
Hij maakte zijn bekering bekend.
Hij was een eenvoudige, beminnelijke man, die de volledige geschiedenis van de Qoraish kende.
Als koopman stond hij bekend om zijn goede karakter en eerlijke manier ban zaken doen.
Hij begon anderen uit te nodigen tot Allah.
De mensen die hij vertrouwde. kwamen bij hem en bespraken de nieuwe ideeën.

De edelmannen van de Qoraish worden moslim.

Door het werk van Aboe Bakr werden een paar machtige edelmannen van de Qoraish moslim.
Ze werden gevolgd door andere invloedrijke mannen van de Qoraish.

Mannen en vrouwen stroomden tot de islam toe, tot iedereen in Mekka over het nieuwe geloof praatte.

De oproep tot het nieuwe geloof op de berg Safa

De boodschapper van Allah hield zijn missie drie jaar lang geheim.
Toen gebood Allah hem om Zijn godsdienst openlijk te verklaren:

Verkondig openlijk wat u is bevolen
en wend u van de afgodendienaars af.

(Koran 15:94)

Waarschuw uw naaste familieleden
en wend u met zachtmoedigheid
tot de gelovigen die u volgen.

(Koran 26:214-215)

Zeg: "ik ben een duidelijke waarchuwer."

(Koran 15:89)

De profeet klom op de berg Safa en riep zo hard als hij kon: "O, sabahah!"

Dit was de bekende manier om de gemeenschap in geval van nood bijeen te roepen.
De Qoraish verzamelden zich rond de boodschapper van Allah, die zei:
"O banoe 'Abdoe'l-Moettalib! O banoe Fihr! O banoe Ka'aba! Als ik jullie zei dat er paarden aan de andere kant van deze berg waren, klaar om aan te vallen, zouden jullie me dan geloven?"
De arabieren waren praktisch en realistisch.
Ze zagen een man voor zich die bekend stond om zijn eerlijkheid, betrouwbaarheid en oprechtheid, die bovenop de berg stond.
Hij kon zien wat er voor hem lag en wat er achter hem lag, terwijl zij alleen zagen wat voor hen lag.
Met hun gezonde verstand en gevoel voor rechtvaardigheid konden ze deze verklaring bevestigen.
"Ja", antwoordden ze.
Toen zei de boodschapper van Allah: "ik waarschuw jullie voor een verschrikkelijke straf".
De mensen waren stil, behalve Aboe Lahab die zei: "VAl dood! Heb je ons alleen hiervoor laten komen?"

Vijandschap van de Qoraish en Aboe Talib's zorg

De boodschapper van Allah riep op tot de islam en verkondigde de waarheid, zoals door Allah bevolen was.
De mensen namen toen nog geen afstand van hem en wezen hem niet af.
Maar toen hij hun goden begon te bekritiseren, zagen ze hem als een lastpost en verenigden zich tegen hem.

Zijn oom, Aboe Talib, was bezorgd over de boodschapper van Allah.
Hij beschermde hem en kwam voor hem op.
De profeet zette zijn missie voort en verkondigde luid de waarheid.
Niets hield hem tegen en Aboe Talib bleef hem beschermen en verdedigen.

Tenslotte ging een groep van Qoraish mannen naar Aboe Talib toe.
Ze dreigden: "Aboe Talib! Jouw neef heeft onze goden vervloekt en onze godsdienst bekritiseerd. Hij bespot onze gebruiken en noemt onze voorouders misleid. Lever hem aan ons uit, of er komt een breuk tussen ons en jou. Jij hebt dezelfde godsdienst en het zelfde geloof als wij."

Aboe Talib sprak hen kalmerend toe en ze gingen gerustgesteld weg.
Maar de Qoraish spraken onophoudelijk over de boodschapper van Allah en stookte elkaar op.
Voor een tweede keer gingen ze naar Aboe Talib en zeiden: "Aboe Talib! Je bent op leeftijd en geniet eer en aanzien onder ons. We hadden gehoopt dat jij je neef zou tegen houden, maar dat heb je niet gedaan. We kunnen het niet langer verdragen dat onze vaders vervloekt worden, onze gewoontes belachelijk gemaakt en onze goden bekritiseerd worden. Lever hem aan ons uit of we zullen hem en jou in zo'n positie brengen, dat een van ons er aan zal gaan."

De verdeeldheid en de vijandschap in zijn familie was een vreselijke last voor Aboe Talib.
Maar hij wilde de boodschapper van Allah niet aan hen uitleveren.
Hij zei: "Neef, jouw volk is bij mij gekomen met dreigementen. Spaar mij en jezelf en belast mij niet boven mijn vermogen."

De boodschapper van Allah zag dat Aboe Talib erg van streek was door wat er gebeurd was, en dat hij het moeilijk vond om hem te blijven beschermen.

Hij zei: "Oom, bij Allah, al zouden ze op voorwaarde dat ik ermee uitscheid, de zon in mijn rechterhand geven en de maan in mijn linkerhand, dan zou ik er toch niet mee uitscheiden tot Allah de islam laat winnen of ik dood zou gaan."

De boodschapper van Allah huilde, stond toen op en draaide zich om.
Aboe Talib riep naar hem: "draai je om neef!"
De boodschapper van Allah draaide zich om.
Aboe Talib zei tegen hem: "Neef, ga en zeg wat je wilt. Bij Allah, ik zal je nooit aan iemand uitleveren!"

De Qoraish martelen de moslims

De boodschapper van Allah bleef de mensen uitnodigen tot Allah.
De Qoraish werden tot wanhoop gedreven door hem en Aboe Talib.
Hun woede daalde neer op die mensen uit hun stam, die moslim geworden waren maar zich niet konden verdedigen.
Elke familie keerde zich tegen degenen die moslim geworden waren.
Ze sloten hen op en martelden hen met slaag, honger en dorst.
Ze stelden hen zelfs bloot aan de zondoorbakken grond van Mekka, als de hitte op zijn heetst was.

Bilal, de Abessijn die moslim geworden was, werd door zijn meester Oemmajjah ibn Galaf naar een vlakte buiten Mekka gebracht. daar liet hij hem plat op zijn rug liggen in de middaghitte.
Zijn meester gaf het bevel dat er een enorme steen op zijn borst gezet moest worden.
Hij verklaarde: "Bij Allah, deze steen zal niet weggehaald worden tot je sterft of Mohammed verwerpt, en al-Lat en al-'Oezza aanbidt'.
Terwijl hij gekweld werd, zei Bilal alleen maar: "Allah is één! Allah is één!".
Aboe Bakr as-Siddiq kwam voorbij toen Bilal daar op de grond lag.
Hij gaf Oemmajjah een zwarte slaaf in ruil voor Bilal, één die sterker en flinker was.
Daarna maakte hij Bilal vrij.

De banoe Magzoem bracht 'Ammar ibn Yasir en zijn vader en moeder, die alle drie moslims waren, naar buiten in de middaghitte.
Ze martelden hen door hen bloot te stellen aan de middagzon van Mekka.
De boodschapper van Allah kwam voorbij en zei bemoedigend: "Wees verstandig, familie van Yasir! Jullie hebben de belofte van het Paradijs! ".
Ze verdroegen hun vervolging tot Ammars moeder gedood werd, omdat ze weigerde de islam te verwerpen.

Moes'ab ibn 'Oemair was een knappe jongeman uit Mekka.
Zijn moeder was erg rijk en kleedde hem goed.
Hij hoorde dat de boodschapper van Allah in het huis van Arqam ibn Abi'l-Arqam preekte.
Nadat hij over de islam gehoord had, werd hij moslim.
Hij verborg zijn godsdienstige bekering omdat hij bang was voor de reactie van zijn moeder en familie.
In het geheim zocht hij de Boodschapper van Allah op.
Maar 'Oethman ibn Talhah zag hem bidden en vertelde dat aan Moes'abs familie.
Hij werd gepakt en gevangen gezet.
Hij kwam niet vrij tot hij naar Abessinië kon gaan tijdens de eerste hidjra.

De Qoraish vallen de Boodschapper van Allah aan

De Qoraish konden deze jonge moslims niet van hun geloof afbrengen en ze bleven zich ergeren aan de boodschapper van Allah.
Ze werden zo geïrriteerd door hun hulpeloosheid, dat de dwazen onder hen de boodschapper van Allah begonnen te belasteren.
Ze beschuldigden hem zelfs van magie, waarzeggerij en krankzinnigheid.
Ze lieten geen gelegenheid voorbij gaan in hun pogingen om hem te schaden.

Op een dag toen de edelen van de Qoraish bij elkaar kwamen in de Hidjr, verscheen de boodschapper van Allah ten tonele. Hij ging hen voorbij en deed de tawaf om de Ka'bah.
Ze riepen hem driemaal minachtend toe.
Hij stopte en sprak tot hen: "Gezelschap van Qoraish, luisteren jullie? Bij degene, die mijn ziel in Zijn hand heeft, ik breng jullie een bloedbad".

Geschokt door deze woorden werden de mensen stil.
Ze beseften dat ze grof geweest waren en daarom begonnen ze vriendelijker tegen hem te spreken.

De volgende dag verscheen de boodschapper van Allah opnieuw.
Snel omsingelden ze hem en vielen hem met zijn allen aan.
Een van hen greep zijn mantel.
Aboe Bakr stond huilend op en riep: "willen jullie iemand vermoorden, alleen omdat hij zegt:'mijn Heer is Allah?'.
Maar toen Aboe Bakr later op die dag terugkeerde, vielen ze hem aan en trokken een paar haren uit en sleepten hem bij zijn baard voort.

De Qoraish voeren hun vijandigheden op

De Qoraish gingen hardvochtig met de boodschapper van Allah om.
Ze negeerden het feit dat hij familie van hen was en recht had op hun respect.
Op een dag was de profeet aan het bidden in de moskee, terwijl hij omringd werd door een paar Qoraish.
Opeens gooide 'Oeqbah ibn Abi Moe'ait de ingewanden van een offerdier op zijn rug, maar hij tilde niet eens zijn hoofd op.
Zijn dochter Fatima kwam en haalde het vuil weg en vervloekte degenen, die deze slechte daad hadden begaan.
De profeet vervloekte hen ook.

Een andere keer, terwijl de profeet bad in de hidjr van de Ka'bah, probeerde 'Oeqbah ibn Abi Moe'ait hem te wurgen met zijn eigen kleren.
Aboe Bakr greep 'Oeqbahs schouder en trok hem van de profeet af.
Hij zei:" Wil je iemand alleen vermoorden omdat hij zegt:'Mijn Heer is Allah?'.

Hamza ibn Abdoe'l-Moettalib wordt moslim

Op een dag liep Aboe Jahl op de berg Safa langs de boodschapper van Allah.
Hij schold hem uit en vervloekte hem, maar toen de boodschapper van Allah zich niets van hem aantok, ging hij weg.
Even later verscheen Hamza ibn Abdoe'l-Moetallib.
Hij kwam terug van de jacht en droeg zijn boog.
Hij was de sterkste van de Qoraish en ook de dapperste.
Een slavin van 'Abdoellah ibn Joed'an vertelde hem wat de boodschapper van Allah was overkomen.
Hamza werd laaiend van woede.
Hij ging de moskee binnen en zag Aboe Jahl bij zijn vrienden zitten.
Hij ging naar hem toe tot hij boven hem stond, tilde zijn boog op en sloeg hem ermee, zodat deze een lelijke wond opliep.
Toen zei Hamza: "Scheld jij hem uit terwijl ik zijn godsdienst volg? Ik zeg wat hij zegt!".
Aboe Jahl was stil en Hamza werd moslim.
Dat was een grote slag voor de Qoraish, omdat Hamza alom gerespecteerd werd en zijn moed legendarisch was.

'Oetbah en de boodschapper van Allah

De Qoraish zagen dat het aantal metgezellen van Allah's boodschapper groeide.
Daarom stelde 'Oetbah ibn Rabi'ah voor dat hij naar de boodschapper van Allah zou gaan, om te proberen hun verschillen bij te leggen.
Als de Qoraish een paar concessies zouden doen, zou hij misschien uitscheiden met zijn missie.
'Oetbah kreeg toestemming om namens hen te onderhandelen.

Hij ging naar de boodschapper van Allah en ging naast hem zitten.
"Neef", zei hij, "Je kent jouw plaats onder ons, maar je hebt grote zorg onder ons volk gebracht. Je hebt de gemeenschap verdeeld, hun gebruiken bespot, hun goden en hun godsdienst bekritiseerd en sommige voorvaderen tot ongelovigen verklaard. Nu, luister naar mij. Ik zal je wat voorstellen voorleggen, en misschien wil je er iets van accepteren".

De boodschapper van Allah zei: "Spreek. Ik luister".

"Neef", vervolgde 'Oetbah, "Als je geld wilt verdienen aan deze zaak, zullen we wat van ons bezit bij elkaar leggen, en jou tot de rijkste onder ons maken. Als je geëerd wilt worden, zullen we jou tot onze koning maken, zodat jij alle beslissingen mag nemen. Als je bezeten bent door een djinn of een geest, die je niet uit jezelf kunt verdrijven, dan zullen we goede dokters zoeken om je te helpen. We zullen er ons geld aan uitgeven tot je beter bent".

Toen 'Oetbah uitgesproken was, vroeg de boodschapper van Allah: "Ben je klaar?".

"Ja".

"Luister dan naar me".

"Ik luister", zei 'Oetbah.

Toen droeg de boodschapper van Allah een paar verzen van Soera Foessalit voor.
'Oetbah luisterde aandachtig, zette zijn handen achter zijn rug en leunde ertegen.
Toen de boodschapper van Allah het stuk bereikte waar de buiging genoemd wordt, boog hij voorover.
Toen zei de boodschapper van Allah: "Je hebt gehoord wat je hebt gehoord, het hangt nu van jou af".

'Oetbah keerde terug naar zijn vrienden, die zeiden: "hij heeft een andere uitdrukking op zijn gezicht dan toen hij wegging".
Toen hij naast hen ging zitten vroegen ze hem wat er gebeurd was.

"Bij Allah!", zei hij, "ik heb woorden gehoord zoals ik nog nooit gehoord heb! Bij Allah, het is geen poëzie, geen magie en geen waarzeggerij. O mannen van Qoraish! Gehoorzaam mij! Laat deze man met rust met wat hij doet. Wees vriendelijk tegen hem en bemoei je er niet mee".

"Bij Allah", zeiden ze, "hij heeft jou met zijn tong betoverd!".
"Dit is mijn mening over hem", antwoordde hij, "Doe wat je goeddunkt".

De Hidjra van de moslims naar Abessinië

De boodschapper van Allah zag welke vervolging zijn metgezellen te verduren hadden, maar hij kon hen er niet tegen beschermen.
Daarom stelde hij voor: "Als jullie eens naar Abessinië gingen...Daar zouden jullie een koning vinden die niemand onrecht aandoet. Het is een vriendelijk land en jullie zouden er kunnen blijven tot Allah verlichting brengt".

Een groep moslims vertrok naar Abessinië.
Het was de eerste hidjra van de islam.
Tien mannen van wie 'Oethman ibn Maz'oen het bevel voerde, gingen als eerste.
Toen vertrok Ja'far ibn Abi Talib en andere moslims volgden hem.
Sommige namen hun familie mee en andere gingen alleen.
In totaal maakten drieëntachtig mensen de hidjra naam Abessinië.

De Qoraish gaan de moslims achterna

De Qoraish werden nog bozer toen ze merkten dat de moslims veilig in Abessinië zaten.
Ze stuurden 'Abdoellah ibn Abi Rabi'ah en 'Amr ibn al-As ibn Wa'il erheen, met geschenken voor de Negus en zijn generaals.
De beste spullen uit Mekka werden gebruikt om de Abessijnen op hun hand te krijgen.
Het tweetal paaide de generaals met de geschenken, waar ze blij mee waren.
Toen mochten ze de Negus (koning) spreken.
Ze zeiden tegen hem: "sommigen van onze dwaze stamleden hebben amnestie gevraagd in uw koninkrijk. Ze hebben de godsdienst van hun voorouders de rug toegekeerd, maar ze zijn niet tot uw godsdienst bekeerd. Ze volgen een verzonnen godsdienst, die zowel voor U als voor ons onbekend is. De edelen van ons volk, hun vaders, ooms en familieleden, hebben ons gestuurd om U te vragen hen aan ons terug te geven. Zij staan het dichtst bij hen en kennen hen het best".

De generaals voegden er aan toe: "Ze spreken de waarheid koning. Lever ze aan hen uit".

Maar de Negus werd boos en weigerde te accepteren wat ze gezegd hadden.
Hij wilde niemand uitleveren die amnestie had gezocht in zijn rijk.
Hij zwoer bij Allah en liet de moslims halen.
Hij liet ook de bisschoppen halen.
Hij zei tegen de moslims: "Waarom hebben jullie de godsdienst van jullie volk verlaten, en zijn jullie niet bekeerd tot mijn godsdienst of tot een andere godsdienst?"

Ja'far ibn Abi Talib beschrijft de islam

Ja'far ibn Abi Talib, de neef van Allah's boodschapper, stond op en legde uit:

"O, koning! Wij waren een onwetend volk, dat afgoden aanbad, dode dieren at, gruwelijke dingen deed, de familiebanden verbrak, onze buren slecht behandelde, en de sterke onder ons mishandelden de zwakken.
Wij waren zo tot Allah ons een boodschapper stuurde.
We kenden zijn edele afkomst, zijn eerlijkheid, betrouwbaarheid en beschaafdheid.

Hij riep ons op om de Eenheid van Allah te verkondigen, Hem te eren, en de stenen en de afgoden te verwerpen, die wij en onze vaders aanbaden.
Hij gebood ons om de waarheid te spreken, oprecht te zijn, de familiebanden te onderhouden, goede buren te zijn en geen misdaden te plegen of bloed te vergieten.
Hij heeft ons verboden om wreedheden te begaan, te liegen, het bezit van wezen af te pakken en kwaad te spreken over goede vrouwen.
Hij heeft ons geboden om alleen Allah te aanbidden en niets met hem te vereenzelvigen, en te bidden en de zakaat te betalen en te vasten".

Hij somde onder andere de bevelen van de islam op en ging toen verder:

"Daarom hebben we hem erkend en geloofden in hem, en volgden we wat hij ons van Allah bracht.
Wij aanbidden Allah alleen en vereenzelvigen niets met hem.
Voor ons is onwettig, waarvan hij gezegd heeft dat het onwettig is, en voor ons is wettig waarvan hij gezegd heeft dat het wettig is.
Alleen om deze reden heeft ons volk ons aangevallen en ons gemarteld.
Ze willen ons terug laten keren tot de aanbidding van afgoden, in plaats van Allah de almachtige te aanbidden.
Ze willen dat we hun slechte daden als wettig beschouwen, die we vroeger ook wettig vonden.

Toen zij ons martelden en omsloten en tussen ons en ons geloof kwamen, zijn we vertrokken naar uw koninkrijk.
We kozen U, omdat we uw bescherming nodig hebben.
We hopen dat we rechtvaardig behandeld zullen worden, terwijl we bij U zijn, O koning!".



De koning luisterde geduldig naar dit alles.
Toen vroeg hij: "Hebben jullie iets bij je, wat Allah aan jullie metgezel heeft gegeven?".

"Ja", zei Ja'far.

"Lees het dan voor".

Ja'far las het begin van Soera Mariam voor.
De Negus huilde, tot zijn baard nat werd en de bisschoppen huilden tot hun boeken vochtig werden van de tranen.

De missie van de Qoraish mislukt

Toen zei de koning: "Dit en wat 'Isa gebracht heeft, komen van dezelfde bron".
Hij keerde zich tot de groep Qoraish en zei: "Ga! Bij Allah, ik zal ze nooit aan jullie uitleveren!".

De volgende morgen kwam 'Amr ibn al-'As bij de koning met een sluw plan.
"O, koning, zij zeggen vreselijke dingen over 'Isa de zoon van Mariam!"

De koning wendde zich tot de moslims en zei: "Wat zeggen jullie over 'Isa ibn Mariam?"

"We zeggen over hem wat onze profeet aan ons heeft verteld, antwoordde Ja'far ibn Abi Talib. Dat hij de dienaar van Allah was, Zijn boodschapper en dat Zijn geest en Zijn woord uitgestort werd over de gezegende maagd Mariam".

De Negus raapte een stok van de grond op en zei: "Bij Allah, 'Isa ibn Mariam zei niet meer dan wat jullie net gezegd hebben, dan de lengte van deze stok!"

Hij behandelde de moslims met respect en bood hen veiligheid aan.
De twee boodschappers van de Qoraish konden niet anders dan verslagen terug te gaan.