Onze 100 ltr. pan staat buiten op de brander.
De brander is gemaakt van een badgeyser waarvan alleen het gas/waterwerk
gebruikt is.  Dit  stuk is in een driepoot geplaatst. De driepoot is gemaakt van
palletvoeten. We steken de brander aan met een soldeervlam, dat schiet lekker op.
De soldeervlam staken we aan met een lucifer.

In de 100 ltr.pan koken we de wort.
We voegen bijvoorbeeld 20 kg moutpoeder toe en ook nog een kilo of 15 suiker.
Wat we willen hebben is een concentraat dat veel te zoet is om bier van te maken.
Gooi er een pondje hop in, eventueel  zo'n 100 gram corianderpoeder, en wat iers mos.
Uurtje laten koken.

We filteren de wort af in blauwe gistingsvaten.
Nu komt het moeilijke werk. We moeten meten hoeveel water we moeten toevoegen,
dus hoe sterk het bier gaat worden. Met de sg. meter doen we wat proeven en meestal blijkt
dat er ongeveer 150 a 200% water bij moet. Waarom
een concentraat maken en dan water toevoegen? Omdat het dan heel veel wordt
en ook omdat men dan niet hoeft te beluchten: In het kraanwater zit zuurstof zat.
Bovendien is het bier meteen op temperatuur: Weinig risico op infecties.
Gist erbij, deksel erop.


De blauwe gistingsvaten.
Daar kan 50 liter per vat in maar dat moet je niet doen want er moet ook
ruimte zijn om de bovengist plaats te geven, dus niet meer dan 40 ltr per vat.
Alles op het oog natuurlijk, en meestal zijn we rond die tijd wat zwierig geworden
van de drank die we ondertussen proeven en zijn we bang dat het bier te dun wordt.