Ziekten

 

 

Hondsdolheid (rabies)

Hondsdolheid of rabies is een virusziekte die in hoofdzaak wordt opgelopen door bijtwonden. Zodra de vos met het virus besmet is, zal het zich via de zenuwbanen naar de hersenen verspreiden. De incubatietijd (de tijd die het virus nodig heeft om zich naar de hersenen te verspreiden) is bij vossen 2 tot 4 weken. Tijdens de incubatieperiode zijn er geen ziekteverschijnselen en is er geen besmettingsgevaar. Zodra de hersenen besmet zijn, zal het virus zich over het hele lichaam verspreiden. Vooral de speekselklieren worden bij vossen in sterke mate door het virus aangetast. Vanaf dit stadium worden ook de symptomen merkbaar: eerst wordt het dier lusteloos, waarna het in toenemende mate agressiever en bijteriger wordt en ten slotte treden er verlammingen op, die onvermijdelijk de dood tot gevolg hebben. Specifiek is ook dat zieke vossen overdag actiever worden en zich minder schuw opstellen. De periode tussen de besmetting van de hersenen en de dood bedraagt bij vossen 3 tot 5 dagen en het is tijdens deze periode dat de vos andere soortgenoten, maar ook mensen of andere zoogdieren, kan besmetten. Dat gebeurt hoofdzakelijk door bijtwonden: de zieke vos bijt een andere vos, waardoor het virus via het speeksel in de bijtwonde wordt gebracht. Na de dood blijft het karkas nog steeds een potentiële bron van besmetting voor dieren die erop azen. Alle warmbloedige dieren (ook de mens) zijn vatbaar voor deze ziekte die onvermijdelijk de dood tot gevolg heeft (tenzij een onmiddellijk ingrijpen door een arts na een mogelijke besmetting), maar de gevoeligheid voor rabies varieert van soort tot soort. Vossen zijn zeer gevoelig en tevens de belangrijkste overbrengers van hondsdolheid in Europa. Alhoewel het uitzonderlijk is dat een zieke vos een mens zal aanvallen, bestaat het gevaar erin, dat vossen niet alleen hun soortgenoten maar ook vee en huisdieren kunnen besmetten, die op hun beurt de mens kunnen besmetten.

 

Vossenlintworm (echinococcus multilocularis)

De vossenlintworm is een parasiet van een paar millimeter, die leeft in de darm van vossen als een volwassen parasiet, m.a.w. de vos is de eindgastheer of de primaire gastheer (ook honden en in mindere mate katten kunnen besmet geraken als eindgastheer). De eitjes van deze lintworm komen met de uitwerpselen mee naar buiten, waar ze toevallig door o.a. (woel)muizen worden opgenomen. In de muis die dan dient als tussengastheer, ontwikkelt het eitje zich tot een larve. Als zo'n besmette muis door een vos wordt opgegeten, dan komt de larve in de darm van de vos terecht waar ze zich ontwikkelt tot een volwassen lintworm. Hoewel deze parasiet voor de eindgastheer, de vos, praktisch onschadelijk is, is hij dodelijk voor de tussengastheer. De larve kan zich namelijk ontwikkelen tot een cyste, zich over het hele orgaan (meestal de lever) uitzaaien en het orgaan vernietigen, met de dood van de tussengastheer tot gevolg. Ook bij de mens, die echter geen geschikte tussengastheer is, kan zich hetzelfde voordoen indien hij op een of andere manier de eitjes in zich opneemt. Alhoewel dat terecht een zeer angstwekkend fenomeen is, is het ook zo dat de kans op besmetting voor de mens in normale omstandigheden vrijwel nihil is. De parasiet komt vermoedelijk al een aantal jaren in Wallonië, in Zuidwest-Vlaanderen en in het noorden van de provincie Antwerpen voor en toch heeft daar nog niemand een besmetting opgelopen. En als je de volgende meest elementaire voorzorgsmaatregelen in acht neemt wanneer je je op 'vossenterrein' waagt, is er helemaal geen reden tot paniek: raak nooit dode of levende vossen en hun uitwerpselen aan, blijf uit de buurt van vossenholen, eet geen ongewassen bosvruchten die zich op minder dan ongeveer 70 centimeter boven de grond bevinden, spoel rauwe groenten af vooraleer je ze opeet, en ontworm regelmatig (driemaandelijks) huisdieren die vaak in de vrije natuur vertoeven.