Kenmerken

 

 

De uil is betrekkelijk groot. Het heeft ronde kop zonder oorpluimen, donkerbruine ogen en gedrongen lichaam. De basiskleur van de veren bij volwassen vogels is altijd grijs zoals boomschors of roestbruin. Bij beide kleurtypen bestaat de tekening van het verenkleed aan de boven en onderkant uit opvallende donkere lengtestrepen en lichtere dwarsstrepen. Op schouders en vleugels vallen de witte vlekken als druppels op. De onderkant is in het algemeen lichter dan de bovenkant. Het vliegbeeld doet meer gedrongen en plomper aan dan dat van de ransuil; de betrekkelijk brede vleugels zijn ook aan de onderkant van opvallende dwarsbanden voorzien. Jonge vogels, die pas kunnen vliegen, hebben een donzig, witachtig of licht geelbruin verenkleed met donkere dwarsbanden en zijn eveneens aan de donkerbruine ogen te herkennen.