Elektrocardiografie

Het ECG bij patiënten met MVP is meestal normaal. Zoals in de afbeelding te zien is, hebben sommige patiënten T‐golf inversie en aspecifieke ST‐segment veranderingen in de inferieure afleidingen (II, III, aVF) en anterolaterale afleidingen (V5, V6). Het ontstaan van deze abnormaliteiten is onduidelijk. Ze kunnen te maken hebben met de papillairspierischemie secundair aan de tractie van het prolaberende mitralisklepapparaat. Deze veranderingen kunnen duidelijker worden bij interventies die vroegere prolaps van de mitralisklep veroorzaken. Andere minder frequente ECG-bevindingen zijn prominente U-golven en QT-verlenging. Continue ambulante ECG monitoring kan allerlei arritmieën detecteren zoals premature ventriculaire en supraventriculaire slagen, supraventriculaire tachycardie, ventrikeltachycardie en AV-blok. De tachycardie die zich het meest instelt is paroxysmale re-entry SVT door de macro re-entry via linkszijdige bypass. De incidentie hiervan blijkt beduidend hoger te zijn bij patienten met MVP. De incidentie van significante ventrikelarritmieën is groter bij patiënten met ST- en T-golfabnormaliteiten en bij hen met QT-verlenging.

Terug naar start