Huidige concepten in de echocardiografie
Introductie
Mitralisklepprolaps als klinische entiteit bestaat nog maar 50 jaar. Daarvoor
werd de ziekte in zijn mildere vorm met systolische clicks gemisdiagnosticeerd
als pericardiale adhesies en in een meer uitgesproken stadium met progressieve
mitralisklepregurgitatie als reumatische ziekte. Hoewel vroegere meldingen
linker ventriculaire angiografie gebruikten om de diagnose te bevestigen is er
inmiddels heel wat verbeterd in de echocardiografie vooral de tweedimensionale
transthoracale en transoesofageale echocardiografie, die gezien worden als
superieure diagnostische methoden. Mitralisklepprolaps is de meestvoorkomende
oorzaak van mitralisklepregurgitatie die aanleiding geeft tot chirurgie in de
westerse wereld. Reumatische mitralisklepregurgitatie komt meer voor in
ontwikkelingslanden en hebben de medische chirurgische gevallen een reumatische
etiologie. De observatie dat acute reumatische carditis mitralisklepprolaps kan
veroorzaken draagt bij aan de verwarring in differentiatie tussen reumatisch en
niet reumatisch.
Mitralisklepanatomie
Tekeningen van Leonardo da Vinci laten duidelijk zijn inzicht zien in de
complexe natuur van de mitralisklep. Door de verschillende componenten die
resulteren in een gecoördineerde functie van de mitralisklep zijn: de
klepbladen, de annulus, de chordae tendineae, de papillairspieren, het linker
ventrikel en het linker atrium. Het is belangrijk om bij onderzoek iedere
component na te gaan. Hierbij spelen TTE en TEE echocardiografie een belangrijke
rol.
De klepbladen
In het algemeen bestaat de mitralisklep uit twee klepbladen; een langere
anterieure met een smallere basis en een kortere posterieure met een bredere
aanhechting. Het posterieure klepblad heeft drie "schelpen": laterale, middelste
en mediale. Middelste schelp het grootst is bestaat er een belangrijke
variabiliteit. In sommige gevallen Zijn deze drie schelpen afzonderlijke
klepbladen met eigen annulaire bevestigingen. De verdere bestaande laterale en
mediale commissuren uit kleine commissuralen schelpen.
Terminologie voor klepbladanatomie
De classificatie van Carpentier
De meest gebruikte classificatie. De drie schelpen van het posterieure klepblad
zijn P1 (anterolaterale), P2 (middelste) en P3 (posteromediale). De
overeenkomende segmenten van het anterieure klepblad zijn A1, A2 en A3. Het
anterieure klepblad heeft een glad oppervlak waardoor de schelpen vrijwel aaneen
lijken te liggen.
De classificatie van Duran
Bij deze benadering wat de laterale helft van de beide klepbladen aangeduid met
een 1 en de mediale helft met twee. Aldus bestaat het anterieure klepblad uit
een A1 met chordae van de anterolaterale papillairspier en A2 met chordae van de
posteromediale papillairspier. De posterieure schelpen worden aangeduid als P1
en P2, maar de grotere middelste schelp als PM. Omdat deze middelste schelp
waarschijnlijk aangestuurd worden door de bij de papillairspieren, wordt deze
onderverdeeld in PM1 en PM2. Hoewel deze classificatie anatomisch meer
gedetailleerd is wordt hij minder gebruikt.
De gemodificeerde classificatie van Carpentier
Er werd voorgesteld om A2 en P2 onder te verdelen in een laterale en mediale
helft. Aldus bekomt men A2L en P2L als laterale helften aangestuurd door de
anterolaterale papillairspier samen met A1 en P1, en A2M en P2M als mediale
helften aangestuurd door de posteromediale papillairspier samen met A3 en P3. Zo
ontstaat en benadering met de eenvoudige tijd van de Carpentier classificatie,
maar zonder de belangrijke anatomische verbindingen te negeren. De commissuralen
schelpen worden gelijkaardig benoemd namelijk lateraal (CL) en mediaal (CM).
Echocardiografische anatomie
Tweedimensionale echocardiografische beelden gemaakt uit multipele TTE of TEE
opnames leveren een crosssectionele anatomie van verschillende componenten van
het klepblad.
Een vierkamer doorsnede verkregen uit een apicaal vierkameraanzicht of nul
graden doorsnede van midoesofagale TEE "snijdt" door A2L en P2L. Een apicaal of
parasternaal lange as beeld door TTE en een equivalent lange as beeld door TEE
(ongeveer 130 graden) levert een doorsnede door A2M en P2M. De metingen van de
klepbladen ter hoogte van A2 en P2 worden doorgaans verkregen uit deze doorsnede
en komen overeen met de chirurgische "hoogte" van de klep bladeren door directe
meting. En extra beeld dat klinisch bruikbare informatie geeft is het TEE 60
graden beeld (dat foutief ook wel bi-commissuraal beeld genoemd wordt). Dit
beeld toont in het algemeen P3, P1 en de vrije hoek een van het anterieure
klepblad A3, A2 en A1 tijdens systole terwijl het anterieure klepblad zich uit
het vlak beweegt tijdens diastole. In dit beeld is P2 niet zichtbaar tenzij het
prolabeert. De commissurale schelpen zijn niet zichtbaar in deze doorsnede. Een
transgastrisch korte as beeld levert de volle extra anatomische details van alle
segmenten van de twee klepbladen.
Mitralisklepprolaps
Definitie
Mitralisklepprolaps wordt gedefinieerd als de foutieve verplaatsing van
klepbladweefsel superieur in het linker atrium voorbij het annulaire vlak. In de
beginjaren van de diagnostische echocardiografie werd een mild fladderen van het
anterieure klepblad tijdens systole (een fysiologisch fenomeen) getypeerd als
een prolaps, oftewel een abnormaliteit. Aldus kwamen vroege studies tot een
incidentie van mitralisklepprolaps van de 17% binnen een asymptomatische
populatie. Studies die daarop volgden lieten zien dat het annulaire vlak een
zadelvormige configuratie heeft. Deze observaties werden geïnterpreteerd om te
suggereren dat de diagnose van klepprolaps enkel gesteld kon worden in lange as
beelden. Terwijl men de vroegere trend van overdiagnosticeren van
mitralisklepprolaps corrigeerde, ontstond er een restrictie van de diagnose die
betrokkenheid van A2M en P2M verplichtte, omdat de lange as doorsnede deze
segmenten toont. Dit is duidelijk niet correct aangezien en gelokaliseerde
prolaps ook als geïsoleerde abnormaliteit aanwezig kan zijn ter hoogte van P2L,
P1 of P3 en A1 en A3. De diagnose van klepprolaps kan dus gesteld worden in
ieder dwarsdoorsnede zolang een mild fladderen van het anterieure klepblad (dus
minder dan 5 mm boven het annulaire vlak) maar niet beschouwd wordt als
abnormaal. Een foutieve verplaatsing van de vrije uiteinden van iedere segment
van het anterieure of posterieure klepblad boven het annulaire vlak is dus
pathologisch. Ook heeft de vorm van de annulus enige relevantie op moderne TTE
en TEE opnames.
Er is vaak een verschil in gebruik van terminologie tussen cardiologen en
chirurgen. De termen prolaps, fladderende klep en Barlow klep worden gebruikt
zonder specifieke definitie. De normale coaptatie van de twee klepbladen is
subannulair. De volgende definities worden voorgesteld:
De term "mitralisklepprolaps" duidt uitsluitend op een superieure foutieve
verplaatsing voorbij het annulaire vlak van de vrije uiteinden van een of beide
klepbladen. Dit kan onderverdeeld worden in een slappe klep of een fladderende
klep met prolaps van de vrije uiteinden. De slappe klep is vaak geassocieerd met
chordae ruptuur, hoewel sommige patiënten een extreme chordale elongatie hebben
zonder ruptuur. Een minder vaak voorkomende pathologische laesie die leidt tot
een slappe klepprolaps is een papillairspierruptuur in het kader van een acuut
myocardinfarct. De fladderende klep met prolaps is over het algemeen
geassocieerd met overmatig weefsel, chordale elongatie en prolaps van de vrije
uiteinden, wat initieel laat systolisch is en later met verdere chordale
elongatie holosystolisch. Minder vaak presenteren patiënten zich met gemixte
laesies met fladderende klepprolaps in een segment en focale chordae ruptuur
leiden tot lokale slapte in een ander segment. Het is belangrijk om te
benadrukken dat zolang de term prolaps gelimiteerd is tot de indicatie van
superieure verplaatsing van het vrije uiteinden van het klepblad boven het
annulaire vlak, de vorm van de annulus irrelevant is de diagnose van prolaps kan
gesteld worden op zowel een vierkamer- (nul graden) als op een equivalent lange
as beeld (120 tot 135 graden) met TEE.
De term "fladderende klep" dient te worden gelimiteerd tot het beschrijven van
een superieure beweging van het lichaam van het klepblad. Het langere anterieure
klepblad toont normaal gezien een mild fladderen tijdens ventriculaire systole.
Het fladderen van de basis van het klepblad kan beschouwd worden als abnormaal
wanneer dit 2 mm boven het annulaire vlak overschrijdt op een lange as beeld
(ongeveer 130 graden met TEE) en 5 mm in een vierkamer beeld. De drie schelpen
van het posterieure klepblad hebben een kortere lengte en fladderen
normaalgezien niet. Een fladderende beweging van het posterieure klepblad kan
optreden ingeval van pathologisch weefsel en dient jammer genoeg beschouwd
worden als abnormaal. Het abnormale fladderen van het anterieure en/of het
posterieure klepblad is vaak geassocieerd met myxomateuze verdikking en
overmatig weefsel. De abnormale fladderen de klep kan initieel aanwezig zijn
zonder prolaps. Wanneer de marginale chordae verlengt, is er eerst een
laatsystolische prolaps met laatsystolische regurgitatie en in een later
stadium, wanneer chordale elongatie optreedt, een holosystolische prolaps met
holosystolische regurgitatie. In dit geval is chordale elongatie aanwezig bij
beide klepbladen met als resultaat een centrale regurgitatie. Naast
echocardiografische aantoning van fladderende klepbladprolaps of slappe
klepprolaps, kan het nuttig zijn om kleuren Doppler beeldvorming te gebruiken om
de anatomische plaats van de regurgitatiejet oppunt te stellen. Dit kan gedaan
worden door de stroomversnelling of PISA (proximale isovelociteit oppervlakte
gebied) aan de ventriculaire kant van de klep te onderzoeken. Dit laat onderzoek
van de klinische relevantie van biklepbladpathologie toe.
De rol van driedimensionale echocardiografie
3D TEE is een belangrijke toevoeging voor precieze lokalisatie van de
mitralisklep anatomie en geleiding van klepreparatie gebleken. Er bestaan twee
manieren om driedimensionale echo beelden te krijgen uit multivlaks 2D TEE,
namelijk reconstructie en real-time.
3D TEE gebaseerd op reconstructie
Verscheidene tweedimensionale TEE-beelden werden verkregen middels doorsneden
met 3 tot 5 graden interval van 0 tot 180 graden in het midoesofagale vlak. De
doorsnee dus worden getriggerd met een elektrocardiografisch signaal. Deze
tweedimensionale beelden worden dan gestort de geen te met een computerprogramma
en gepresenteerd als een driedimensionale data set. Deze aanpak maakt het
noodzakelijk dat de transducer en de patiënt volledig stilliggen tijdens de
opname. De ademhaling dient als storende factor te worden weggewerkt. Het
hartritme dient voorspelbaar regelmatig te zijn. Het gebruik van krachtige
computers heeft de samenstelling tijd verkort tot 3 tot 5 minuten. De
gereconstrueerde data wordt bekeken met volumerendering om de locatie van
kleppathologie aan te wijzen. Gereconstrueerde 3D beeldvorming werkt ongeveer 10
jaar geleden geïntroduceerd en heeft verbeteringen doorgemaakt zowel al op
gebied van apparatuur als van computersoftware. Het wordt echter niet
veelgebruikt vanwege een aantal praktische imitaties. De artefacten door kleine
bewegingen van de patiënt of de transducer kunnen een goede interpretatie van de
pathologie moeilijk tot onmogelijk maken. Indien er hartritmestoornissen
aanwezig zijn is de samenstellingstijd beduidend langer. De recent
geïntroduceerde real-time 3D TEE geniet meer voorkeur.
Real time 3D TEE
De introductie van real-time driedimensionale TEE bleek en significante
vooruitgang in de toepassing van driedimensionale TEE te zijn voor
intra-operatief gebruik. De verzameling is real-time en snel. De uitrusting laat
een live driedimensionaal format toe dat het driedimensionale vlak verbeterd met
een nauwere hoek. Men kan een 3D zoom modus verkrijgen dat een real-time
driedimensionaal beeld van geselecteerd segment van het tweedimensionale echo
beeld maakt, oftewel op het niveau van de mitralisklep met gelijktijdige
visualisatie van de aortaklep, de tricuspidalisklep en de rechter ventriculaire
outflow van de pulmonalisklep op een linker atriaal aanzicht. Een derde methode
is er een full volume driedimensionale echo waar voor beelden over een wijde
hoek van vier cardiale cycli nodig zijn, waar uit en driedimensionaal volume
wordt gemaakt voor offline manipulatie en kwantificatie. Deze laatste methode
combineert als het ware de gereconstrueerde en de real-time 3D TEE.
Het 3D zoom beeld wordt het meest gebruikt in de operatiekamer voor de evaluatie
van de mitralisklep. In deze modus kan doorgeknipt worden over drie assen en zes
vlakken om de exacte pathologie aan te duiden. Wanneer gevisualiseerd vanuit het
linker atriale of chirurgische beeld kan het prolaberende klepblad segment een
rode kleur aannemen om zich zo te onderscheiden van de andere klepbladdelen. De
real-time 3D aanpak neemt de nood voor een echocardiograaf weg om de multipele
tweedimensionale doorsneden te projecteren om de structuur in drie dimensies te
voorspellen. Het beeld wordt reeds getoond in de dimensies en maakt zo het
verschil kleiner tussen meer en minder ervaren echocardiografen en levert
tijdwinst op. Momenteel is real-time 3D TEE van grote waarde in de lokalisatie
van klepprolaps of slappe klep. Het is doenlijk om de klep te zien in een
chirurgisch beeld en componenten van de klep oppunt te stellen volgens de
bovenstaande classificatie. Ook kan dispariteit in hoogtes/lengtes van
verschillende segmenten bekeken worden. De vroege vergelijkingsstudies met
chirurgische bevindingen zijn veelbelovend. Een combinatie van tweedimensionale
en driedimensionale beelden kan anatomische plaatjes geven maar ook meer
precieze metingen. Op dit moment is het driedimensionale beeld gebaseerd op
kleuren Doppler gelimiteerd en inconsistent. Dit is echter evoluerend en de
precieze plaats in het algoritme van intra-operatieve beeldvorming zal komende
jaren duidelijker worden.
De etiologie van mitralisklepprolaps
Voor mitralisklepprolaps zijn verscheidene oorzaken gevonden:
A. Degeneratief (myxomateus)
B. Fibroelastische deficiëntie
C. Acuut reumatische klepziekte
D. Het syndroom van Marfan
E. Bacteriële endocarditis
F. Papillairspierruptuur
G. Acute ischemie
A. Degeneratieve of myxomateuze mitralisklepprolaps kan ook
beschreven worden als idiopathische of primair. Dit is de meestvoorkomende
etiologie van mitralisklepprolaps en hoewel gezien bij adolescenten of jong
volwassenen, komt het vaker voor bij oudere volwassenen. In zijn klassieke vorm
zoals beschreven door Barlow is het geassocieerd met algemene betrokkenheid van
beide klepbladen, overmatig weefsel, verlengde chordae en gedilateerde annulus.
In sommige gevallen kunnen focale myxomateuze veranderingen aanwezig zijn. In de
vroege stadia kan enkel triviale of milde regurgitatie aanwezig zijn, maar in
meer gevorderde stadia wordt de regurgitatie progressief met vergroting van de
kamers en progressie tot hartfalen indien onbehandeld.
B. Fibroelastische deficiëntie is een minder voorkomende entiteit en kan gezien
worden bij de ouderen vanaf 70 jaar. De aandoening is hier eerder focaal en de
klepbladen zijn niet verdikt of verlengd. Ze zijn daarentegen juist dun,
delicaat en bijna doorschijnend. De chordae zijn dun en fragiel. In eenzelfde
klep kan zowel fibroelastische deficiëntie als myxomateuze degeneratie aanwezig
zijn in verschillende gebieden.
C. Acuut reumatische klepziekte. Typische klepprolaps met diffuse degeneratieve
veranderingen is beschreven bij acute reumatische valvulitis in gebieden waar
reumatische koorts endemisch is. Chronische reumatische klepziekte is niet
geassocieerd met klepprolaps.
D. Binnen het syndroom van Marfan is gegeneraliseerde klepdegeneratie algemeen
met en gedilateerd de annulus die lijkt op die van een Barlow klep. De
karakteristieke betrokkenheid van de aortaboog en aorta en andere systemische
abnormaliteiten helpt bij differentiatie van idiopathische degeneratieve
mitralisklepprolaps.
E. Acute en subacute bacteriële endocarditis kan resulteren in chordale ruptuur
en slappe mitralisklepprolaps. Dit is vaak geassocieerd met vegetatie, niet
produceren de laesies in de klepbladen en annulaire abcessen. Een klinische
correlatie en een positieve bloedcultuur helpen bij het onderscheiden van deze
toestand.
F. Papillairspierruptuur. Een acuut myocardinfarct kan geassocieerd zijn met
ruptuur van een majeure papillairspier wat leidt tot een massieve
mitralisklepregurgitatie en acuut pulmonaal oedeem. Een ruptuur van een uiteinde
van papillairspieren kan echter een beeld geven van een slappe klep syndroom met
ernstige regurgitatie. Het echocardiogram toont typisch een geruptureerde kop
van een papillairspier.
G. Acuut myocardiale ischemie die een papillairspier betrekt zal leiden tot
klepbladprolaps. Dit mechanisme werd experimenteel aangetoond door de
studiegroep van Tei. Het mechanisme van chronische ischemische
mitralisklepregurgitatie is eerder een verkleving dan een prolaps.
Behandeling
Medisch
Hoewel symptomen geassocieerd met mitralisklepprolaps vaak verbeteren door
bètablokkers, bestaat er geen medicatie ter correctie of preventie van
progressie van klepprolaps. Antibiotica profylaxis tegen bacteriële endocarditis
wordt niet langer aangeraden tenzij de patiënt eerder endocarditis heeft
doorgemaakt of een mitralisklepvervanging heeft ondergaan.
Chirurgisch
Voor de chirurgische behandeling verwijzen wij naar desbetreffend artikel.
Intra-operatieve TEE
Alle patiënten die een mitralisklep reparatie moeten ondergaan krijgen een
preoperatieve TEE om zo de operatie nauwkeurig te plannen en de mogelijkheid
voor minimale invasieve chirurgie te overwegen.
Multivlak 2D TEE
Een systematische evaluatie van de klepanatomie en de plaatsen van regurgitatie
kan verkregen worden met multipele probe locaties. Midoesofagale vlakken
startend bij 0 graden (vierkameraanzicht), 60 graden (intercommissuraal beeld)
en 135 graden (lange as equivalent beeld) dient men altijd te maken omdat ieder
vlak verschillende componenten van de klep doorsnijdt. Transgastrische vlakken
startend met korte as (0 tot 20 graden) en longitudinaal (70 tot 80 graden)
toonden beide papillairspieren en chordale aanhechtingen en in combinatie met
kleuring van de flow kan de origine van de regurgitatiejet achterhaald worden.3D
TEE
De ontwikkeling van real-time 3D TEE is van grote toegevoegde waarde gebleken in
de oppuntstelling van de kleppathologie van vanuit zowel het linker atriale
beeld (het chirurgische beeld) als het "knippen" doorheen de linker
ventriculaire caviteit om zo verschillende aspecten van de klep en de linker
ventriculaire outflow morfologie te bekijken. 3D TEE vervangt de multivlaks 2D
niet, maar is een handige toevoeging.
Relevante metingen met 2D TEE
De metingen van de anterieure en posterieure klepbladlengte en annulaire
diameter worden het beste gedaan in het lange as beeld (ongeveer 135 graden
doorsnede). Deze zijn belangrijk bij het bepalen van de geschikte afmeting van
de annulaire ring om post operatieve systolische anterieure beweging van de
mitralisklep te vermijden.
Post-reparatie
Het is belangrijk om de anatomische en functionele aspecten van de gerepareerde
klep oppunt te stellen. Anatomisch dient het topje van de coaptatie subannulair
te zijn en dient er oppervlakte coaptatie te zijn 5 a 10 mm vanaf het vrije
uiteinde. Functioneel is de afwezigheid van enige vorm van regurgitatie de
verlangde uitkomst. Het is echter niet ongewoon dat milde regurgitatie na een
succesvolle reparatie gezien wordt. De oppuntstelling dient te gebeuren met een
goedgevuld ventrikel en een systolische bloeddruk van 110-140 mmHg. Indien de
regurgitatie gemiddeld is of groter kan goede echocardiografie behulpzaam zijn
bij de revisie van de reparatie.
Er dienen vele echocardiografische doorsneden te worden gemaakt om te zien naar
paravalvulaire mitralisklepregurgitatie. Kleine jets met lage snelheid ontstaan
vaak door hechting regurgitatie en kunnen geëlimineerd worden door toediening
van protamine. Een turbulente paravalvulaire jet hoe klein ook mag niet
genegeerd worden omdat deze progressief kan zijn of geassocieerd met klinische
hemolyse. Het is bekend dat na reparatie systolische anterieure beweging
voorkomt bij 5 tot 10% van de patiënten met degeneratieve myxomateuze
mitralisklepprolaps. Wanneer systolische anterieure beweging gezien wordt is het
belangrijk om een goede ventriculaire vulling te doen, het hartritme te laten
zakken en de bloeddruk te normaliseren. Wanneer de systolische anterieure
beweging persistent is en geassocieerd met klepregurgitatie moet een correctie
overwogen worden. Deze correctie kan zijn een reductie van de hoeveelheid
klepbladweefsel, of implantatie van een grotere annuloplastie-ring of gebruik
van een detlogix-ring. Het is belangrijk dat systolische anterieure beweging van
het klepblad met turbulente outflow en mitralisklepregurgitatie niet genegeerd
wordt.
Het is ook belangrijk om de gemiddelde gradiënt over de mitralisklep te
bekijken. Een erg kleine annuloplastie-ring kan resulteren in
mitralisklepstenose met transvalvulaire gradiënten, vooral bij verhoogde
fysische activiteiten.
Mitralisklepvervanging
Na een mitralisklepvervanging is het belangrijk om de aanwezigheid en ernst van
paravalvulaire regurgitatie te bepalen En transvalvulaire gradiënten te meten.
TEE identificeert overmatig weefsel dat kan leiden tot obstructie van de
ventriculaire outflow en levert verzekering van een normale prosthetische
klepfunctie met een niet-geobstrueerde opening van de klepbladschijven en
normale flowkarakteristieken zonder de centrale regurgitatie van
bioprosthetische kleppen.
Impact van intra-operatieve echocardiografie op de
chirurgische uitkomst
Het is moeilijk, al dan niet onethisch, om een prospectief gerandomiseerd
onderzoek te doen naar het gebruik van informatie verkregen uit intra-operatieve
echocardiografie. Omdat deze zeer robuust van aard is, zou het ongepast zijn om
de chirurg te verblinden. De vraag naar de impact op de chirurgische uitkomst
kan van twee kanten bekeken worden. Uit onderzoek is gebleken dat het aantal
succesvolle reparaties gestegen is van 50% naar 85% door goede samenwerking
tussen de echocardiograaf en de chirurg. Een andere studie toonde aan dat een
ongeveer 14% van de gevallen de chirurg zijn techniek aanpast op basis van de
echo informatie.
Deze observaties ondersteunen de praktische richtlijnen van ACC/AHA voor de
behandeling van patiënten met klepziekte. Deze richtlijnen stellen dat het
gebruik van intra-operatieve echocardiografie bij mitralisklep reparatie een
Klasse I indicatie is. Tevens is het een Klasse I indicatie bij chirurgische
behandeling van infectieuze endocarditis. Het wordt inderdaad aangeraden dat
intra-operatieve echocardiografie bij alle andere klepoperaties een Klasse IIa
indicatie is. Een overall gebruik van intra-operatieve echocardiografie zal
uiteindelijk afhangen van de expertise en toewijding van de echocardiograaf en
de samenwerkingsrelatie met de chirurg met wederzijds begrip en respect.