De piano is een slag-, toets- en snaarinstrument uit de citerfamilie dat bespeeld wordt met een enkel klavier en 2 of 3 pedalen. De moderne piano is geëvolueerd uit de pianoforte, het instrument waarop bijvoorbeeld Mozart al zijn pianomuziek heeft gecomponeerd.
Pianoforte betekent in het Italiaans letterlijk zacht (en) sterk. Doordat de kracht waarmee een hamer van het speelmechaniek de snaren bespeelt, afhangt van de wijze van bespelen van een toets, kan elke toon afzonderlijk zowel luid als zacht (en de nuances daartussen) gespeeld worden. Dit ontbrak bij de voorlopers van de piano, waaronder bijvoorbeeld het klavecimbel. Later werd de naam verder ingekort tot piano; tegenwoordig heeft de term pianoforte de betekenis gekregen van "authentiek instrument" van de barok- en klassieke periode. Soms ziet men ook wel de term fortepiano, wanneer men de voorloper van de moderne piano bedoelt. De huiskamerpiano (ook 'buffetpiano' of 'pianino' genoemd) is meestal verticaal opgebouwd (staand) en de piano met de snaren horizontaal noemt men een vleugelpiano.
Ruim 300 jaar geleden, rond het jaar 1700, werd de voorloper van de hedendaagse piano uitgevonden door de Florentijnse instrumentenbouwer Bartolomea Cristofori. Vóór deze tijd werden de snaren van het klavecimbel, dat toen al bestond, aangetokkeld. Cristofori zorgde ervoor dat de snaren konden worden aangeslagen met een met leer bekleed houten hamertje. Hierdoor werd een evenredig volume en een repeterende aanslag mogelijk gemaakt, wat voorheen niet mogelijk was met het klavecimbel.
Het nieuwe instrument, dat origineel pianoforte heette, maakte het mogelijk om zowel zacht (piano) als hard (forte) te spelen. Het bood de bespelers een geheel nieuwe uitdaging, aangezien ook expressie en klankkleur nu een belangrijk onderdeel werden. De naam pianoforte werd later verder ingekort tot piano, waardoor de term pianoforte inmiddels de betekenis heeft gekregen van "authentiek" instrument van de barok- en klassieke periode.
Voordat de hedendaagse piano geboren werd, werden er nog vele nieuwe ideeën en technieken gebruikt, vooral in Duitsland en Oostenrijk. Er werden verbeteringen aangebracht in mechaniek en de verdere vorm van dit instrument. In Engeland was er een doorbraak; een groep Duitse instrumentenbouwers ontwierp in plaats van het vleugelmodel kleinere vierkante modellen. Het was John Broadwood die zowel de kleinere piano als de concertvleugel een zodanige klankkwaliteit meegaf dat het instrument algemeen als een volwaardig instrument werd geaccepteerd.
De functie van de pedalen op een vleugel verschilt vaak van die op een piano.
Op beide instrumenten zorgt het rechterpedaal voor het doorklinken: alle dempers worden gelijktijdig van de snaren gelicht. Op een vleugel gaan de dempers (die boven de snaar zijn gemonteerd, omhoog; op een piano bewegen de dempers, die t.o.v. de speler voor de snaar zijn gemonteerd naar voren van de snaar af.
Op een vleugel is het middenpedaal (indien aanwezig) het sustainpedaal. Dat wil zeggen dat individuele tonen kunnen worden aangehouden, wanneer men de toest indrukt en vervolgens het middenpedaal intrapt en dan de ingedrukte toetsen weer loslaat. Op de meeste piano's is het middenpedaal een 'oefenpedaal': er valt een reep vilt tussen de hamers en dempers, waardoor een zeer zachte klank overblijft. Het geluidsvolume wordt gedempt, zodat er minder geluishinder voor de omgeving is. Sommige piano's hebben echter ook een sustainpedaal als middenpedaal en dus geen oefenpedaal.
Bij een vleugel is dit het una corda pedaal. De hamers verschuiven bij intrappen, waardoor niet alledrie de snaren vol worden geraakt. Het heeft invloed op de klankkleur (omdat de hamerkop, die gegroefd is in het patroon van de snaren en derhalve bestaat uit hardere en zachtere viltdelen de snaren op een andere positie raakt) en op de sterkte van het geluid. Bij een piano bewegen bij intrappen de hamers wat meer richting snaar, zodat de hamers eerder de snaar bereiken met minder energie. Resultaat op een piano is louter een iets zachtere klank.