Algemeen
Veel
zeevogels brengen een groot
deel van hun leven door op open zee. Ze komen alleen naar het vasteland
om te
paren en hun jongen groot te brengen. Ze nestelen in kolonies aan de
kust of op
rotsrichels, uit de buurt van roofdieren. De meeste zeevogels hebben
gewebde
poten ten behoeve van het zwemmen en snavels die zijn aangepast aan het
vangen
van glibberige prooi. De zee vormt een rijke voedselbron voor vogels.
Het oppervlaktewater
zit vol vis en op het strand vinden ze wormen, krabben en andere
schaaldieren.
Sommige zeevolgels blijven langer dan vijf jaar op zee zonder naar het
land
terug te keren.
Zwemmen
Om
te eten, te rusten of het
veerenkleed te verzorgen, strijken zeevogels meestal neer op het water.
Slechts
enkele zwemmen lang afstanden. Pinguins kunnen lange tochten onder
water maken.
Zo nu en dan springen ze hierbij als dolfijnen uit water om adem te
halen
zonder voortbeweging of snelheid te onderbreken. Onder de vogels zijn
pinguins
de allersnelste zwemmers. Ezelspinguins halen wel 30 km/u.
Zeevogelsteden
Veel
zeevogels nestelen in
lawaaiige, immense kolonies op rotsen. Kolonies verschaffen veiligheid.
Er zijn
vele paren ogen om op gevaar te letten. Bovendien is het voor een
roofdier
moeilijk om in zo'n vogelmassa een bepaald doelwit uit te kiezen. Op
een rots
zie je verschillende vogelsoorten op verschillende hoogten nestelen. Je
ziet
een verticale verdeling van de vogelstad-flatgebouwen als het ware.
Rotspelikanen en drieteenmeeuwen nestelen nabij de top. Aalscholvers en
kuifaalscholver hebben hun nest op een lager niveau.
Superzeedieren
Van
alle zeevogels zijn pinguins
het meest aangepast voor een leven in het water. Ze zijn hun
vliegvermogen
volledig kwijdt en hun vleugels veranderder in de loop der tijd tot
afgeplatte
zwempoten om mee door het water te schieten. Pinguins hebben zwaardere
botten
dan andere vogels. Daardoor duwt de opwaartse kracht van het water ze
tijdens
het zwemmen en duiken niet terug naar het zeeoppervlak. Hun lichamen
zijn glad
en gestroomlijnd. Zo ondervinden ze minder last van de weerstand van
het water.
Met hun dikke veren kleed kunnen ze in heel koud water overleven.