Algemeen
Ondanks
de grote uiterlijke
verschillen, stammen olifanten en klipdassen van dezelfde voorouder af.
Beide
zijn het planteneters, hebben tenen met platte nagels en maalkiezen.
Olifanten
zijn het grootst van alle landdieren. Er zijn twee soorten: de
Afrikaanse
olifanten en de wat kleinere Aziatische olifant, dien in India en
Zuidoost-Azie
voorkomt. Beide soorten worden in hun voorbestaan bedreigd, omdat
mensen hun
habitat opeisen en jacht op ze maken. Klipdassen lijken in niets op
olifanten.
Het zijn kleine pelsdieren die in Afrika en het Midden-Oosten leven. Er
zijn
zes soorten, waaronder de op rotsachtige bodem levende steppenklipdas
en de
woestijnklipdas en de in bossen wonende boomklipdas.
Anatomie
olifant
Het
massieve, robuuste lijf van
olifanten wordt gedragen door vier zuilvormige poten. Aan de, even eens
zware,
kop zitten de slurf en de slagtanden. De ivoren slagtanden zijn
verlengde,
bovenste snijtanden. Ze hebben een functie bij vertoon, verdediging en
het naar
voedsel of water graven. In de bek bevinden zich grote kiezen met
platte
kauwvlakken om vegetatie te vermalen. Wanneer de kiezen slijten
verplaatsten ze
zich naar voren en worden van achter uit vervangen. De grote flaporen
houden de
olifant koel en ook communiceert hij ermee.
Klipdassen
Steppen-
en woestijnklipdassen
leven in droge gebieden. Ze hebben een kortharige vacht, een korte
staart en
lange tanden die ze gebruiken om zich te verdedigen. Met de kiezen
bijten ze
vegetatie af. Hun poten zijn kort en plomp. De voetzolen bestaan uit
elastische
huid kussentjes. Als die nat worden, fungeren ze als zuignap op rots en
boomtakken. De klipdas kan daardoor goed over zijn terrein klimmen en
springen.