Algemeen
Mensapen
zijn grote, intelligente
primaten. Ze leven hoofdzakelijk in bossen en voeden zich voornamelijk
met
vegetatie. Er zijn twee families: de apen en de mensapen. De gibbons
behoren
tot de apen. Het zijn slanke, kleine dieren die zich rap door de bomen
in
Aziatische bossen bewegen. De Aziatische orang-oetang, de Afrikaanse
gorilla,
de chimpansee en bonobo zijn mensapen. Mensen behoren toto dezelfde
suborde als
de mensapen. Mensapen bezitten het vermogen om werktuigen te gebruiken
en
problemen op te lossen. De meeste soorten worden in hun voortbestaan
bedreigd
door de jacht en vernietiging van hun habitat.
Anatomie
Evenals
andere primaten, hebben
mensapen en gibbons naar voren gerichte ogen en kunnen ze uitstekend
zien. Hun
handen en voeten zijn voorzien van aan het grijpen aangepaste tenen en
duimen
en daar zitten eerder nagels dan klauwen aan. Ze verschillen van andere
apen,
omdat een staart ontbreekt, hun voorledematen langer zijn dan de
achterledematen, en ze zeer beweegelijke schouders en polsen hebben.
Deze apen
bezitten ook groter en complexer hersenen. Allemaal kunnen ze rechtop
zitten en
staan. Sommige van hen leven hoofdzakelijk op de grond. En zij -denk
aan
chimpansees en gorilla's- lopen meestal op voeten en handen, waarbij ze
hun
gewicht op de knokkels laten rusten.
Opgroeien
Mensapen
steken net zoals mensen veel engergie in het
grootbrengen van hun jongen. Pasgeboren zijn klein en zwak. Ze klemmen
zich aan
hun moeder vast voor warmte en bescherming en worden door haar
meegedragen. Het
duurt lang voordat jonge apen zelfstandig zijn en ze worden wel een
aantal
jaren door de moeder beschermd. Chimpansees blijven bij hun moeder
totdat ze
helemaal volgroeid zijn. Dat kan 13 jaar duren. De oudere kinderen
helpen mee
met het letten op de jongen die na hen geboren zijn.