Algemeen

Katten zijn de meest efficiente jagers in de natuur. Deze carnivoren voeden zich vrijwel uitsluitend met gewervelde dieren. Listig en heimelijk besluipen ze hun slachtoffers, alvorens tot de aanval over te gaan. De meeste wilde katten leven alleen en houden zich op de achtergrond. 's Nachts zijn ze het meest actief en ze kunnen dan goed jagen vanwege hun scherpe gehoor en uitstekende gezichtsvermogen. De 37 soorten binnen de familie van de katachtigen worden dikwijls onderverdeeld in twee groepen; de kleine en de grote katten. Kleine katten eten zittend, rusten met de poten onder zich gevouwen en kunnen spinnen, maar niet brullen. Grote katten eten liggend, rusten met uitgestrekte voorpoten en kunnen brullen, maar niet spinnen. Er zijn 7 soorten grote katten: de leeuw, tijger, jaquar, luipaard, sneeuwluipaard, nevelluipaard en jachtluipaard.

Anatomie katten

Katten beschikken over lenige, gespierde lichamen waarmee ze zich snel, krachtig en soepel kunnen voort bewegen. Anders dan honden, zijn het geen lange-afstandrenners. De meeste katten wonen in bossen. Het zijn behendige klimmers, dankzij hun sterke voorpoten en borstspieren en messcherpe klauwen. De machtige achterpoten geven stuwkracht bij het rennen. Tijdens het springen en klimmen zorgt de lange staart voor balans.

Jagen

De meeste katten besluipen hun prooi met het lichaam dicht bij de groond. Wanneer de prooi niet kijkt, kruipen ze snel weg, en nog steeds in elkaar gedoken, naderbij. Is de kat dicht genoeg genaderd om aan te vallen, dan springt hij op en deelt een fatale nekbeet uit. Dat gaat zo snel dat het slachtoffer niet kan trappen of terug bijten. Grote katten doden grotere prooidieren gewoonlijk door ze te verstrikken of door een beet in de hals.