Algemeen
Herten
zijn schuwe dieren die zich
overdag veelal schuilhouden in bossen. Ze zijn sierlijk gebouwd en
snel. Herten
behoren tot een groep van evenhoevige zoogdieren waarin ook varkens,
kamelen,
runderen en antilopen zijn opgenomen. Herten doen zich te goed aan gras
en
struikgewas en komen in het wild voor in Europa, beide Amerika's, Azie
en
Noord-Afrika. Bepaalde soorten werden in Australazie en Nieuw-Guinea
geintroduceerd. Er zijn ongeveer 40 soorten, waaronder het edelhert, de
wapiti,
de eland en het rendier. De kleine kantjil en het muskushert zijn
verwant aan
de echte herten, maar behoren tot andere families.
Geweien
Herten
zijn de enige zoogdieren
met een gewei. Alle mannelijke herten en het vrouwelijke rendieren
dragen er
een op hun voorhoofd. Een gewei is van bot. Het wordt ieder jaar
afgeworpen om
dan weer opnieuw aan te groeien. Grootte en vorm verschillen. Zo bezit
de pudu
eenvoudige spiezen en dragen edelhert en rendier ingewikkelde
takkenstelsels
mee. Mannetjes gebruiken hun gewei zowel om wijfjes aan te trekken als
om
rivalen mee te lijf gaan tijdens de bronstijd (paarseizoen).
Anatomie
Herten
hebben een slank, gespierd
lichaam met lange, dunne poten die eindigen in twee hoeftenen. Ze
kunnen hard
wegrennen, ook voor roofdieren. Mannetjesherten bezitten een vertakt
gewei, dat
ieder jaar wordt afgeworpen. Herten zijn zeer waakzaam. Hun
beweegelijke,
driehoekige oren weten het minste geluid te lokaliseren. Hun grote ogen
zitten
aan de zijkanten van hun kop. Hierdoor hebben ze goed zicht op hun
omgeving en
op eventueel naderende vijanden.