I N L E I D I N G .

Deze brieven en dagboekfragmenten van ruim 50 jaar geleden vond ik in de winter van '88 - '89 toen bij een renovatie van ons huis enkele kasten geheel moesten worden ontruimd.
Uiteraard was ik van het bestaan van deze brieven, destijds aan mijn verloofde (later mijn man) gericht, op de hoogte, maar ik wist niet meer, dat er zo veel over mijn opleidings­tijd in het Burgerziekenhuis in Amsterdam in vermeld was,
min of meer geschreven in dagboekvorm, met tussenruimten variërend van een of enkele dagen tot een maand.
Het leek me wel interessant al deze fragmenten eens uit de brieven te lichten en achter elkaar te zetten.
Gestimuleerd door mijn schoondochter (verpl.k.), enkele oud­collega's en een paar doktoren, heb ik het daarna in iets ge­wijzigde vorm, met o.a. verandering van de erin voorkomende namen, geschikt gemaakt voor publicatie.
Dat dit samenvalt met het verdwijnen van het Burgerziekenhuis uit Amsterdam is toeval.
Gaf de voorgevel van dit laat negentiende-eeuwse bouwwerk mij bij een reünie van 1979 nog een nostalgisch gevoel), het in-terieur was me volkomen vreemd geworden.
Alle herinneringen waren verdwenen en slechts met de grootste moeite konden we enigszins bepalen, waar wat geweest was.
Mijn boekje heeft geen enkele pretentie op wat voor manier dan ook volledig te zijn.
Het zijn ziekenhuiservaringen van slechts een van de vele leerlingverpleegsters uit de jaren vlak na de oorlog.
Velen zullen heel andere ervaringen hebben opgedaan, anderen zullen, ook al hebben ze nooit in het Burgerziekenhuis ge­werkt, verrast eigen herinneringen met een glimlach tegen­komen.
-0-0-0-0-0-0-0-
Clazien Faddegon.

2.

In Nov.'48 kwam ik als 2e jaars op de baby-isoleer terecht, ik had het volgens de hoofdzuster zo geidealiseerd! Wedden, dat ze het niet redt en binnen de kortste keren ook bezweken is? (had ik haar in een niet voor mij bestemde uitspraak horen zeggen!) ... dit nadat de zoveelste zuster zich daar kapot had gewerkt! Voor mij een reden dus, om te bewijzen dat ik het wel vol zou houden!
Maar eigenlijk is het gekkenwerk: 6 baby's helemaal in je eentje, waarvan het merendeel om het uur gevoed moet worden. Alle voedingen zelf uitrekenen, wegen en klaarmaken.
Alle baby's in bad (alleen om het hete water daarvoor te orga­niseren is al een halve dagtaak.) Dan nog de wiegjes verscho­nen en 't ergste van alles is dan nog de hele luierwas, soms wel 2 x per dag, want als ik het niet bijhoud ben ik zo door de kleertjes en luiers heen.
Als ik bof en er 's morgens op tijd aan toekom, heb ik warm water, maar meestal moet het met koud, zeker de plas luiers en ik heb soms behoorlijk pijn in m'n handen en polsen.
O ja, en alle flesjes en spenen uitkoken, en de vloer dweilen niet te vergeten en het hele kamertje soppen.
Ik was deze week op een avond bijna tot een moord bereid als ik de schuldige had geweten. Toen ik nl naar de droogkast ging om de (hopelijk) droge luiers te halen, die ik 's morgens had gewassen, had de een of andere onverlaat, ze van de stokjes getrokken, er hingen nu theedoeken en de luiers lagen vochtig ergens in een emmer. En dan moet je haast hebben ... huilende baby' s met voedingsstoornis, vuile luiers en rooie billetjes niet kunnen verschonen! Zou je ze niet!
Met goedvinden van het avondhoofd heb ik een kapot laken in stukken gescheurd en deze als luiers gebruikt. Ze zullen het laken morgen wel kwijt zijn en alarm slaan, maar dat zien we dan wel weer! Met dat al zat mijn diensttijd er inmiddels wel een uur op, maar daar moet je vooral bij de baby's maar niet op letten, je kunt tegen die stakkerdjes toch niet zeggen: Dag hoor, ik ben vrij en ik ga! Er is niemand die het van je over neemt!
De volgende ochtend kwam de kinderarts, 0, wat een drama! 'k Was net de baby's aan het voeden. Ik zet dan 3 wiegjes vlak naast elkaar en heb uitgevonden , dat ik dan 3 flesjes tege­lijk kan geven, leg de baby's op hun zij, het flesje op een stapeltje luiers er naast. sommigen krijgen elk uur een fles­je, anderen om de 2 uur en de besten om de 3 uur ,die knappen al wat op en kunnen meer voeding tegelijk binnen houden.
Ze kwam net op een uur dat ik alle zes moest voeden. O, wat was ze boos! Of ik niet wist hoe je baby' s de fles moest geven? : op schoot nemen, dan had je contact met het kind. Gelukkig gaf ze me wel de gelegenheid om te reageren en ik kon haar voorrekenen dat ik bij dat systeem, waarbij ik me overi­gens wel zo gelukkig gevoeld zou hebben, niet aan al dat andere werk toe zou komen! Toen ze hoorde wat ik allemaal nog meer moest doen en ook de luierwas en de vloer nog, schrok ze zichtbaar. Da~~ zou ze werk van maken, want dat was t0 gek!
Zij zou zorgen dat ik er een tweede zuster bij kreeg, maar dan moest ik beloven dit nooit meer zo te doen. Nou, die belofte gaf ik haar graag, ik liep met haar mee naar de gang, om haar dit allemaal eens tegen de hoofdzuster te horen zeggen.
3.
Maar er was niemand aanwezig, dus het zal mij benieuwen!
Ik heb later de hoofdzuster gevraagd, of ze de kinderarts had gesproken,nee ... hoezo? Een voorzichtige poging te vertellen waar het over zou kunnen gaan, had als resultaat, dat ik me nergens mee moest bemoeien, zij zou het werk wel indelen. Of verbeeldde ik me soms dat ik het beter kon, wou ik op haar stoel gaan zitten.
Ik heb verder m'n mond maar gehouden maar had de moed moeten hebben om te zeggen:" Als ik zo moet werken, houd ik er mee op!"

17/2'47.
Op de dag dat ik naar de Mannenafdeling verhuisde ging de
8-urige werkdag in. We weten nog geen van allen uit ons hoofd waar we aan toe zijn,wanneer we met welke dienst vrij zijn, turen allemaal op een papiertje en komen dan soms tot de ont­dekking dat we al lang weg hadden moeten zijn. 't Is inmiddels al wel duidelijk dat je in die 8 uur hetzelfde moet doen als daarvoor in 9, dus harder moet hollen en vaker overwerken.
Alles heeft hier z'n voor en z'n tegen: Op deze afdeling moet je nl een ware veldslag leveren voor je lepels en vorken, Van­middag had ik voor m'n 6 patiënten opeens nog maar meer 3 van elk. Nergens was wat over, kopjes zetten we, elke zaal voor zich, angstvallig in de eigen kast. Was je ze na gebruik niet meteen af, dan ben je ze kwijt! O,wat gaat dat vlot met al dat gezoek!
's Avonds na 6 uur zwerm je met z'n tweeën over zaal 7,8 en q rond, overal flessen delen en kussens opschudden.' t Zal wel wennen, Dat mannen in een fles plassen is reuze gemakkelijk,er zijn heel wat minder steken te sjouwen, dan op de vrouwen gebruikelijk was, hoewel. .. !!! Zo'n rek met 8 flessen erin, kan ook aardig wat wegen, zeker als ze vol zijn!

7 Maart '47.
Bij mij is gisteren weer een patiënt naar huis gegaan en ik heb er een Mohammedaan voor terug gekregen. Ze zullen zich in het dieet verdiepen, Dat schijnt iets speciaals te zijn.

12 April '47.
't Is half 11, dr.v.Doorn werd even voor half 10 weggeroepen voor een ernstige patiënt, zodat onze cursus voortijdig beëin­digd werd. Ik had er geen bezwaar tegen, we waren allen, na een dag hard werken, te moe om te luisteren.
Ik heb in de middagpauze nog kans gezien m'n schoenenbon in de Jac.v.Campenstraat te halen. Nu nog eens kijken hoe ik daar schoenen op kri jg. Dat is zo mogeli jk nóq erger! Ze moeten zwart zijn, mijn maat natuurlijk en dan nog lekker zitten ook! Hoeveel winkels moet ik daar voor afsjouwen!?

13 Juni 1947.
Wat mij vanmorgen voor stoms is overkomen? Er zou een pastoor of een kapelaan of zo voor meneer Koning komen, die "te commu­nie" zou gaan. Ik kreeg opdracht "alles" daarvoor klaar te zetten ... duidelijk als je van niets weet! Ik ging op informa­tie uiten kwam te weten dat de spullen daarvoor onderin de kast op de gang stonden. Nou, ook dat was duidelijk, want het stond er vol!

4.

  'k Ging maar eens aan Koning zelf vragen. Een tafeltje en een wit kleedje waren wel te vinden. maar wat dan?
Toen liet die smeerkanes me er leli jk instinken, want bi j alles wat ik hem liet zien, zei hij enthousiast: "ja, dat ook!" zodat het tafeltje inmiddels aardig vol kwam te staan.Ik drong hem z'n thee op, want die werd koud, maar met de rest wilde hij wachten tot na het 'sacrament' ( daar moest hij nuchter voor blijven, hoorde ik later).
Eindelijk, daar kwam de pastoor aan, de patiënt waar ik mee bezig was, moest maar even wachten en ik vroeg: "Eerwaarde, wilt U even kijken of U alles hebt? Heb ik alles, wat U nodig hebt, klaargezet?" Maar de goeie man zei niets, hoorde me niet, misschien een beetje doof? Dus dezelfde vraag een beetje harder. ('t viel mi j op dat hij één hand, net als Napoleon, onder z'n jas verborgen hield. "Ja hoor, 't is in orde!" kwam toch nog een antwoord. De patiënt waar ik mee bezig was ge­weest en waar ik nu weer bij terug kwam, lag -zonder geluid­- te gieren in bed. 't Was mij zo helder als koffiedik, tot Eer­waarde blijkbaar klaar was, mij vriendelijk vanachter de gor­dijntjes groette en verdween. Toen barstte bij beide patiënten op 12 een lachsalvo los, waar vooral Koning niet meer uit bij scheen te komen. "Hè, vertel nou eens, voor U het hoekje om gaat, wat is er nou zo leuk?" "Ha, ha, ha, voor hij het hoekje om gaat ... ha, ha!!", ze kwamen haast niet meer bij.
Enfin, ik bleek ook de spullen voor het sacrament der sterven­den neergezet te hebben, ja, op aanwijzing van Koning dan.
"Ha, ha, en U maar vragen: "is alles goed?" en de man mocht niet praten met 'Ons Lieve Heer' onder z'n jas! Ha, ha! "
'k Vond de manier waarop hij me erin had laten lopen, toch be­trekkelijk flauw. Nou moet ik toch echt eens voorlichting heb­ben over die sacramenten enz. Op de Vrouwenafdeling hadden we ook al zo iets geks gehad met wijwater: we werden een keer weggestuurd om wijwater te halen uit een kastje op de gang; daar stond wel een fles in, maar die was leeg. Informatie van de eerste verpleegster op de gang, die we vroegen hoe we aan nieuw wijwater moesten komen, leverde op: "uit de kraan". Nou, dat was gemakkelijk:fles vullen bij het fonteintje, klaar!
Maar Zr Meyer, die zich scheen te herinneren dat de fles leeg geweest was, vroeg later, hoe we aan dat wijwater waren geko­men? Nou, gezien haar reactie, was dat ook niet de juiste me­thode geweest.
Maar nu weet ik nog niet, hoe het wel had gemoeten.'k Zal het op cursus maar eens bij de Directrice aankaarten. Daar je overal nul op het request krijgt, schijnen er meer te zijn die het niet weten.

Juli '47.
Druk, maar gezellig op zaal 4. Ik heb een week met Zr.Benz ge­werkt, een zwitserse verpleegster, die hier tijdelijk wil wer­ken tot haar zwitsers diploma geldig wordt verklaard.
Ze leert al aardig hollands,voor een deel opgedaan bij de men­sen, "Jaar ze in de kost is in haar vrije dagen. Toen Zr Boon haar liet kiezen uit een paar diensten voor het a.s. weekend (ze heeft een streepje voor, mag hoor, 't is een schatje)zei ze heel spontaan:

5.

"O, zr Boon, het kan me geen sodemieter schelen!" Het gezicht van zr Boon hierna, was komisch.
En, 't zou wel een uitzondering zijn, als er deze week niet ook weer eens wat raars was gebeurd. Bij een patiënt, die niet mocht drinken, hadden we, uit ervaring wijs geworden, zelfs geen vaas met bloemen neergezet, want de man was nogal in de war en in staat, om hoe dan ook van het bloemenwater te drin­ken, als hij erge dorst had. Z'n buren waren ook niet al te pienter, om hem, of ons te waarschuwen.
Hoe en wanneer hij het voor elkaar kreeg, is een raadsel, maar het bezoek van meneer de Hoog, zag een glas met "vloeistof" op z'n kastje staan en moedigde aan: "Kom, drink eens wat"
waarop hij aangegeven had: "Nee, dat is vies, dat lust ik niet", het bezoek proefde er toen zelf even van en moest zelf toegeven dat het inderdaad afschuwelijk smaakte.
Enfin, raad je het vervolg al? Paniek!! De patiënt mocht im­mers niet drinken? Waar kwam dit dan vandaan?
Toen zei de buurman van meneer de Hoog de eerste volzin van de hele week:"Daar heeft hij z'n fles in geleegd!" . Het glas bleek hij van hem te hebben!
Zoals je ziet, kun je als verpleegster geen ogen genoeg hebben en mag je eigenlijk nooit van zaal gaan.
En nu maar hopen dat het bezoek er geen 'werk' van maakt!!

Aug.1947.
'k Heb deze week een paar keer een leuk karweitje gehad, jam­mer genoeg leverde het niets op. Geen punt tenminste, want dat was de bedoeling. Ik moest 'galstenen in de ontlasting zoe­ken', het staat zo eenvoudig in het puntenboekje , maar het wordt blijkbaar alleen afgetekend, als je ook inderdaad wat vindt. Werkwijze:De ontlasting uit de steek in een zeef schep­pen, daar met de roller doorheen, net zo lang tot alles door de gaatjes is verdwenen. En als er dan een steen(tje) in de zeef achterblijft, weet je dat de patiënt galstenen heeft (of had) en zou bij mij een punt afgetekend worden. Maar het mocht niet baten, ik vond niets.
Werd alleen al misselijk bij het idee dat jouw Moeder op dezelfde manier appelmoes zeeft.

25 Sept. '47
De lijst is net uiten ik ga Zondag, nu dus officieel, de hoofdwacht in, en dat als bijna 3e jaars, je kunt wel merken dat er personeelsgebrek is! 'k Ken nu ook wel zowat de hele afdeling, 'k was de hele week inval en heb overal gezeten. 't Is wel erg leerzaam, maar helemaal niet prettig en erg ver­moeiend werken zo.

30 Sept. '47
Dinsdagmiddag half 6. Ben even m'n bed uitgekomen om beneden warm te eten en kruip er nu weer in. 'k Heb gisteren van 8 uur 's morgens tot 10 uur 's avonds geslapen. 't Is vanaf de eerste nacht al heidens druk: een nieuwe opname, een maagbloe­ding en van alles en nog wat, toen heb ik alleen maar even ge­zeten voor m'n nachtrapport. Vannacht heb ik even m'n boek uit m'n tas gehad.
't Valt me best mee, hoe is't mogelijk he? Terwijl je toch de hele nacht loopt te draven.

6.

Vanaf een uur of vier zetten we de versnelling erop: tempen, flessen, potten, tanden poetsen, patiënten van boven laten wassen (wie het zelf kan) en de anderen zelf wassen. Bovenkommen ophalen, onderkommen uitdelen en daar tussendoor prikken en medicijnen geven.
Hier eentje nuchter laten, een ander mocht ook niet drinken en heeft een druppelaar; priesnitz verversen; ijspilletjes voor een ijskraag maken; bij een ander om het half uur pols tellen; een paar omleggen voor ze doorliggen; een paar verbinden,enz.

1 Oct'47.
We hebben 2 dagen achter de rug, waarvan we uit de grond van ons hart zeggen; als ik nog een poosje zo moet werken, neem ik ontslag! Ik moest overdag zo veel tegelijk onthouden dat ik van de weeromstuit in m'n vrije tijd alles vergat!
Gistermiddag is m'n opaatje van 83 overleden. 'k Haalde hem van de steek en hij was dood! Ontzettend! Wat een schrik!
Gisteravond zijn we aan het verhuizen geweest, tot er haast geen bed op de hele afdeling meer op z' n plaats stond, een grote stommiteit, die overigens niemand had kunnen voorzien!
Er lagen nogal wat Brits-Indiërs over de afdeling verspreid, waarmee geen of nauwelijks communicatie mogelijk was. De hoofd-zuster had een mooi plan bedacht, ja echt een geniaal plan als het gewerkt had! Alle Brits-Indiërs bij elkaar op één zaal! De meesten waren boot- en havenarbeiders en waren in een ruim van een schip gevallen. Er waren er bij met een mondje engels, en met ons mondje erbij moest het toch mogelijk zijn,­ermee te converseren?
Het is vannacht echter toch een vechtpartij geworden, waarvan de wacht zich ongelukkig geschrokken is! Ten eerste viel dat verstaan van die Brits-Indiërs onderling erg tegen, ze spraken heel andere talen. Er komen daar ongelooflijk veel verschil­lende talen voor en wij maar denken dat het één land was!
En met die paar woorden die ze dan wel met elkaar gemeen hadden kwamen ze er achter dat ze elkaars aartsvijanden waren, uit verschillende vijandige staten.
Met behulp van wat engels sprekende Indiërs, hebben we vandaag diegenen, die elkaars bloed wel konden drinken, maar weer uit elkaar gehaald, voor dat ook werkelijk gebeurde!
12 Nov.47. Woensdagmiddag 2 uur. 'k zit op m'n kamer voor het raam te genieten van het uitzicht! De bomen in de tuin zijn nu haast kaal en de paden en perken zijn bezaaid met afgevallen bladeren in de prachtigste herfsttinten.
't Was een morgen met een staart je, met het gewone werk waren we lekker vroeg, maar om half elf begonnen we v.d.Klei te verbinden: m' n brandwondenpatiënt, waar de vorige week huidtransplantatie bij gedaan is, d.w.z. een stuk of 40 kleine stukjes huid, nog kleiner dan een postzegel, zijn van een gezonde plaats (z'n dijbeen) qehaald en in de wond op z'n schouder en arm gezet, ongeveer 2/3 ervan, schat ik, is blij­ven zitten.
Vijf zusters, 3 doktoren, stonden om z'n bed, 't was doodstil op zaal, geen van de andere patiënten heeft in die 2 uren iets durven zeggen, je hoorde alleen het gerinkel van instrumenten en bekkentjes. Tafel, nachtkastje, de bankjes, de grond, alles was bezaaid met verband, flesjes met van alles en nog wat, 't was in één woord ontzettend! 't Was de eerste keer na de opera-
tie dat het verband verschoond moest worden, misschien was het daarom zo erg? En er was zo verschrikkelijk veel pus!!Hopelijk gaat het hierna beter? Vanaf morgen gaat hij weer iedere ochtend in het zoutwaterbad (behalve de arm). De steriele zoutwater-verbanden om zijn arm (met derdegraads verbranding) worden een paar keer per dag vernieuwd, Als de patiënt zelf het uithoudt, psychisch zo wel als lichamelijk, is het een groot wonder en een ontzaglijk geduld- en priegelwerkje voor die plastisch chirurg . Maar met verbijstering vragen we ons af hoe lang de man hier wel zal moeten blijven, als hij ooit beter wordt... Een wonder dat zijn gezicht gespaard gebleven is na die explosie in de chemische fabriek van Philips Duphar.

7.

13 Nov.'47.
't Was vandaag weer je reinste poppenkast. Dit is niet meer op te brengen zo! We zijn vanmorgen met v/d Klei wel weer 2 uren bezig geweest; hij moest weer in bad en alle verband moest eraf weken. 't Was zo onmenselijk wreed, haast beestachtig, het abattoir was er niets bij, 't was een bloedbad!
De man zelf is zo ongelooflijk flink, hij geeft geen kik!
Aan de rest van de zaal kom ik gewoon niet toe, 'k vind het niet erg om ook de volgende week op zaal 6 te blijven, als ik er maar een flinke kracht bij kreeg.
M’n rugpijn is redelijk te dragen nu,'k slik niet eens veel pijnstillers, hoor! Ik moet alleen goed opletten hoe ik v /d Klei in en uit het bad til, dat is toch eigenlijk veel te laag en je moet hem zo voorzichtig vasthouden!

21 Nov.'47.
2 uur. 't Was een vreselijke ochtend: baddag van v.d.Klei, allerlei soda-baden bij anderen en een nieuw patiëntje van me, dat gisteravond op de Midden-Isoleer werd opgenomen met ence­phalitis (hersenvliesontsteking) is vanmorgen overleden. Enige zoon van 16 jaar, H.B.S.leerling, de ouders zijn kapot! Wat voel je je dan machteloos!!
De nieuwe patiënt op de Isoleer werd een Javaantje, bediende op het MS oranje met een heel zware longonsteking. De hoofd­zuster en ik zijn haast de hele avond met hem bezig geweest, maar hij is toch nog overleden. Vanmorgen is hij naar het lij­kenhuisje gebracht en even later kwamen een stuk of 8 van die­zelfde mannetjes om hem met het nodige ceremonieel te wassen. Ze hadden 4 lakens bij zich, waar ze hem inrolden en mee wil­den nemen, dat gaf nog een heel spektakel, want dat mocht na­tuurlijk niet. Om naar het lijkenhuisje achter in de tuin te gaan, kan nog een hele expeditie zijn! Als we een overledene hebben afgelegd, moet hij vaak door ons zelf daar naartoe gebracht worden. Op een brancard over dat smalle bolle klin­kerpaadje, waarop de wielen nu en dan, naar het schijnt, een eigen leven gaan leiden. Vorig jaar, toen het een keer spek­glad was, gleed de brancard van het paadje, en kantelde het lijk op de grond. 'k Heb het niet zien gebeuren, maar wel de gevolgen: een paar zusters, op van de zenuwen, zich rot ge­schrokken, maar gierend van de lach, de boel weer overeind zettend en toen de man er weer op, terwijl ze steeds zelf onderuit gleden. We zien de winter dan ook weer met afgrijzen tegemoet.

8.

3 Januari '48.
Op de afdeling zitten ze met de handen in het haar. Zr.Boon is nog lang niet goed, Oldenkamp en ik ziek, Benz (die Zwitserse) wordt Maandag opgenomen en Dinsdag a/d appendix geopereerd,
van Heyst en Terlouw geven het op en gaan weg. 'k Kan me de toestand levendig indenken. En als je nou maar eens even de gelegenheid had om uit te zieken, maar dat is onmogelijk, dan zouden ze helemaal niet klaar komen. In het uiterste geval zou er een zaal gesloten moeten worden, zegt zr Boon, maar daar wacht ze mee, tot we allemaal geveld zijn, vrees ik. We hebben
bovendien het gevoel, dat dat haar eergevoel te na is.
-

5 Januari '48.
Directrice had voor mij een afspraak bij dr v.Doorn ge­maakt, hij is behalve Directeur: internist, dus ik werd grondig onderzocht, er werd een e.c.g. gemaakt, heel interessant, ik begreep er niets van, vroeg wel wat, maar hij had geen tijd om wat uit te leggen. 'k Moest me niet ongerust maken, hij hield het voor nerveuze hartstoornis, waar hij me wat voor zou geven, dat werd broom luminal met belladonna erin tegen de maagpijn. 't Helpt wel wat geloof ik, maar een dorst dat je er van krijgt!! M'n diensten werden wat aangepast, : d.w.z. van 7 tot 11, en van 18 tot 23, maar dan moest ik beloven, 's middags te slapen! 'k Vond het geen succes, want de nachten waren nu zo kort en ik ging na een paar dagen al vragen of ik niet weer onregelmatige dienst kon krijgen: dit was niet te doen, tegen 12 uur op m'n kamer, en voor ik sliep was het 2 uur. De wachtzuster had 's morgens om half 7 de grootste moeite me wakker te krijgen.
En van 's middags slapen kwam ook niets terecht, want dan had ik cursus ....
Een lieve patiënt bood aan, het hele dictaat van Dr.Mar­tens over chirurgie, dat ik van een van de ouderen geleend had, voor me over te schrijven. Ik zag er erg tegenop, want het is ontzettend veel.
De nieuwe chirurg,waar we nu cursus van kregen, gaf geen dictaat, we moesten maar aantekeningen maken en die in onze vrije tijd uitwerken. Die goeie man heeft er doodgewoon geen benul van dat wij dat na een dag hard werken niet meer op kunnen brengen!
Ook nog wat leuks: we moeten voor half 11 binnen zijn, zijn we te laat dan worden we door de portier opgeschreven en moeten we naar de directrice om ons te verantwoorden. Er bestaat dan ook een 'ondergronds' systeem, waarbij een 'handlanger' een raam van de zustershuiskamer 's avonds op een kier zet. Die ligt beneden aan de stra~tkant en je kunt dus vrij gemakkelijk naar binnen klimmen. Pech heb je natuurlijk als er iemand al voor jou naar binnengeklommen is en het raam dicht heeft gedaan en nog groter pech als je gesnapt wordt! ... maar ja, dat is het risico!

9.

Januari 1948
.
M'n O.K.dienst is begonnen (voluit: Operatie Kamer, maar dat woord gebruikt niemand). Vanmiddag voor het eerst alleen OK dienst gehad een paar uur lang, en de hele OK alleen moeten soppen, wat een werk! Straks voor een galblaas klaarzetten,
wat en hoe zullen ze me wel vertellen, hoop ik. Vanmorgen
2 operaties van orthopaedisch chirurg dr v.Stuyvenberg gezien, een timmermanswerkplaats was er niets bij: beitels, hamers en zagen, horen en zien verging je. Gelukkig dat een patiënt dan onder narcose is en er niets van merkt!
Bij onze opleiding hoort ook 6 weken 'omloop' op de OK, een mooi woord voor werkster, met het voorrecht operaties te mogen zien. En verder is de omloop een soort tussenstation tussen wel en niet steriel, het hoe, wat, waar en waarom zal me in die 6 weken duidelijk moeten worden.
Er is hier vanmiddag ook een oud opoetje van 82 open en dicht­gemaakt, ze had een inoperabel kankergezwel, stakkerdje! En om hier tegen te kunnen, moeten we natuurlijk ook nog leren.

21/1.Meteen om 8 uur begon dr v.Stuyvenberg weer te opereren, een stelletje voeten en een heup. We hadden het er zopas over, dat we het onbewust al overgenomen hebben: het verfoeide 'een heup', een stelletje 'voeten', alsof daar geen mens aan vast­zat. Ik hoop dat ik niet zo ver kom, zover moreel afzak, dat ik me voor mezelf moet gaan schamen ...
Morgen moet ik om 9 uur beginnen, werk dan aan een stuk door tot 6 uur, er zijn dan 4 hernia's en 2 appendixen en morgen­middag een niersteen, dus 't gaat aan de lopende band. Wat en hoe ik hier ooit iets moet leren is me een raadsel, want niemand heeft tijd om wat voor vraag dan ook te beantwoorden. Dat werkster spelen is dus echt toch hoofdzaak!

22/1. Er is vanavond een cornea-transplantatie: het overbren­gen van het hoornvlies van een stervende op een oogpatiënt.
De oogarts was opgebeld dat hij direct naar de Lage Vuurse moest komen. Daar schijnt een klooster te zijn en als daar een non doodgaat mag dr Nieuwenhuyzen de ogen hebben.
We hebben geen flauw idee op grond waarvan iemand hiervoor in aanmerking komt, maar ik ben blij dat ik dienst heb vanavond, 't lijkt me erg interessant.

23/1. 't Werd gisteravond toch nog vrij laat. Die corneatrans­plantatie begon om 8 uur. Dr Nieuwenhuyzen opereerde, geassis­teerd door een professor, er waren nog 2 dokters bi j , een ervan een prof in de plastische chirurgie uit Engeland, verder de rector van het klooster, onze directrice, dr Groot + vrouw + assistent, 3 OK zusters en ik. Dus, 't was dringen.
Bi j het eerste oog heb ik bovenop een bankje gestaan en zag nog haast niets, bij het tweede stond ik er met m'n neus haast bovenop.
‘t Was een qroots moment, waarop iedereen de adem inhield, toen het hoornvlies uit het meegebrachte oog werd gehaald en werd overgebracht.
't Was tegen elven afgelopen, waarna ik achter de 'bar' heb gestaan en koffie heb getapt. Half twaalf gingen we uit de OK. Ik ben erg blij dat ik het meegemaakt heb, maar realiseer me nu echter, dat vóór, noch tijdens, noch na de operatie er voor iets anders aandacht was dan voor het 'object oog', nauwelijks voor de patiënt op de operatietafel en helemaal niet voor de mens, die bij haar leven dit oog toch had gebruikt en dit nu had afgestaan.

10.

Februari '48.
De 6 weken OK vlogen om. Ik zit weer op de afdeling, ben inval,d.w.z. ik moet alle zalen weer leren kennen en ga daarna in de wacht. Ik ben dankbaar weer uit de OK vandaan te zijn, je maakt de patiënten hier tenminste als mensen mee. In de OK zijn ze meestal onder narcose en eigenlijk niet meer dan objecten waarin gesneden wordt. Ik voel me nu tenminste weer verpleegster, daar was je de werkster.
10 Maart. In de wacht. Ger v.d.Klei gaat opeens weer hard ach­teruit, hij slaapt niet meer, eet niet meer, heeft weer hoge temp. erge pijn en 't ergste van alles is, dat hij nu volkomen moedeloos en helemaal op is. Hij kan niet meer, is het wonder na al die maanden?
Nu ik in de wacht zit, verwen ik hem zo nu en dan eens met een beker warme melk, schud z'n kussens eens op, omdat hij toch de hele nacht wakker ligt en piekert. Hij is ons aller lievelin­getje. Sinds het begin van de week krijgt hij weer penicilli­ne, de ergste bezoeking voor hem die er bestaat. Ik moet hem 3 maal per nacht komen pijnigen, geef hem de bel in z'n hand en laat hem beloven dat hij zal bellen als hij me nodig heeft, waar hij met moeite toe te bewegen is, bang 't ons lastig te maken.
2 April '48. 't Was een druk dagje. 'k Moest invallen op de OK en mocht zowaar instrumenten afdrogen en invetten, we gaan er op vooruit, daar mocht ik in m'n omloop-tijd niet aankomen!!
De eerste patiënt van vanmorgen was een zuigeling van 10 dagen met een gespleten wervelkolom. 'k Begrijp nu het nut van de doeken, die alles afdekken, behalve de te opereren plaats. De chirurg heeft nu alleen aandacht voor de wervelkolom en wat hij eraan moet repareren en wordt niet afgeleid door het besef dat hij in zo'n klein wezentje zit te wroeten.
12 April '48. 'k Zit weer voor het eerst op zaal 3. Heb er een Chinees liggen, die alleen Chinees verstaat. Dat is lastig, want met handen en voeten kun je wel véél overbrengen, maar lang niet alles. Nu ligt er op zaal 4 ook een Chinees, die ge­lukkig wat Engels kent en we vroegen hem, wat inlichtingen VOO! Chinees 3 op te schrijven.
Gewapend met deze brief ging ik naar mijn chinees, maar ver­geet het maar! Hij kon niet lezen!
Goede raad was duur. Weer overleg met Chinees 6, die met de suggestie kwam dat ze elkaar waarschijnlijk wel konden ver­staan. Hij lag echter met zweef- en rekverbanden enz.vast, dus moest Chinees 3 naar hem toe in een rolstoel.Dat gaf ook nog wat problemen, want hij snapte niets van de bedoeling en wei­gerde erin te stappen, dacht zeker naar de pijnbank vervoerd te worden.
Maar, al ging het moeizaam, hij is er toch ietsje wijzer van geworden, geloof ik. Mijn Engels met ziekenhuistermen is niet denderend, het engels van Chin.6 is nog bedroevender en ik ge­loof dat het Chinees van hen beiden ook niet gelijkluidend was. Ze begonnen nl hoe langer hoe harder tegen elkaar te schreeuwen. Het scheen echter geen ruzie te zijn, want na ver­loop van tijd schudden ze elkaar langdurig de hand en kon ik mijn Chinees weer meenemen. En de patiënten van zaal 6 hadden een leuk verzetje gehad.

11.

22 April 1948.
Die appendix-operatie van Mama is nu nog een questie van een dag of zo. 't Heeft toch wel z'n voordelen dat ik hier werk.
'k Moest zoeven op het Bureau komen om gegevens te verstrekken aan de GGD en heb toen meteen naar huis gebeld, om te zeggen dat Mama vandaag voor 4 uur moet komen, want ze hebben een open plaats. Nu weet ze het tenminste alvast, want die oproep komt natuurlijk vanmiddag pas op het allerlaatste ogenblik.
Nu moet ik weer naar de afdeling, 'k heb tot 6 uur dienst van­daag en ga tussen 2 en 3 nog even op de fiets naar huis.
1 uur: Ha, ha, 10 minuten na het bovenstaande werd ik opgebeld dat ik meteen naar het Bureau moest komen. Er was een acuut geval gekomen, dat ging voor, want de GGD had nergens in de stad een andere plaats, Maar de e.v. plaats zou voor mijn Moe­der zijn, hebben ze beloofd. Ik natuurlijk weer gauw naar huis opgebeld, dat het niet doorging.
7 uur: r t Zal wel even duren voor Mama opgenomen wordt. Zr Meyer vertelde zoeven dat ze een hele rel met de GGD had gehad. Als ze Mama zou nemen, (die semi-acuut is), dan moest ze er 3 acute gevallen bij nemen, waar ze natuurlijk geen plaats voor had. Wat een soesa! Je zult toch maar patiënt zyn!
23 April 1948. ‘k Ben gisteravond uit naam van de Directrice even op bezoek geweest bij een heel oude zuster van 78 jaar, om te vragen of zij misschien nog een costuum met pofmouwen had van vroeger, dat zouden wij dan graag willen lenen voor de uitvoering. Maar ze kon me jammer genoeg niet helpen. 'k Heb er heel gezellig een uurtje zitten luisteren naar haar erva­ringen van 50 jaar geleden. 'k Heb begrepen dat wij nu in een soort Walhalla leven, vergeleken met de werkomstandigheden van 50 jaar terug.
25 April 1948. ‘k Ben net terug van de afdeling, ‘k had een echte rotdienst vandaag, de zaal wordt hoe langer hoe drukker, ‘t lijkt wel, dat hoe harder je loopt, hoe minder kans je hebt om klaar te komen.
We zitten op ‘t ogenblik met vreselijk weinig personeel en zr Boon wil eigenlijk tot geen van beiden overgaan: noch tot het sluiten van een zaal, noch tot intrekken van onze vacanties, maar 'k hoorde haar tegen dr v.Doorn zeggen: de zusters werken toch al ver boven hun krachten.
Zr Boon zei overigens vanavond tegen me: “’k Vind het net een Zondag om je op te hangen!" 'k Kon haar nu niet bepaald gelijk geven, maar kon wel meevoelen.
'k vind het helemaal niet erg om op Zondag te werken, maar als je iedereen maar op z'n dooie gemak op straat ziet kuieren en je moet zelf eigenlijk 2 maal zo hard lopen als anders, dan is het wel eens om een beetje de pest in te krijgen, als je ziet dat je toch niet klaar komt.

12.

31 Mei 1948.
'k zit vandaag weer eens op zaal 5, met 8 oude mannen. M'n de­buut was geweldig, na 2 uren ging de eerste opa al dood en dan liggen er nog 2 te wachten (de beruchte 3 weer?). Ook heb ik een opa van 80 jaar met een exceem om van te ijzen! Hij krijgt sinds vanmorgen natte compressen op benen, handen en gezicht, éën uur erop, één uur eraf. ('t kost ons elk uur 10 minuten). Er is al van alles aan gedaan, maar het wordt steeds uitge­brei-der. Zelfs zr Reesinks beroemde 'wisselzalf ' heeft niet mogen baten. Ook al is ze er niet meer, we proberen die uit­vinding ook zèlf nog wel eens en moeten altijd uitleggen aan de jonge-ren wat dat betekent: 'wisselzalf ' is alle soorten zalf die er bestaan en dan weer van voren af aan, er zal er vast wel eens één bij zijn die helpt!
Eén van die oude mannetjes is een probleem op zich:hij pruimt! Hij weet dat het niet mag en dat zr Boon boos is als ze hem met een pruim in z'n mond aantreft. Het gevolg hiervan is nog vele malen erger:zodra hij vermoedt dat de hoofdzuster of dok­toren op zaal kunnen komen, is z'n pruim verdwenen. Schitte­rend,dacht ik, in ieder geval iets gewonnen! Tot ik er achter kwam waar de pruim tijdelijk (1) opgeborgen was.
Eerst: onder z'n oksel. Toen hij wist dat we dit plekje ont­dekt hadden: in z'n lies. En toen ook dàt geen geheim meer voor ons was, wist hij iets nog véél ergers: in z'n sputumpot tussen de fluimen, waar hij het weer tussenuit viste, als het gevaar geweken was.
Wat mi j betreft had ik hem dat plezier verder maar gegund, maar op bevel van zr Boon moest ik hem elke dag fouilleren en z'n nachtkastje onderzoeken. Hoewel ik eerst een paar keer een pakje tabak in beslag genomen had, was ook dat tijdelijk. Elke dag had hij weer een pruim, vermoedelijk van het bezoek, want hoe anders? Zr Boon maakt zich er erg druk over, ik heb wel wat anders te doen.

13.

8 Augustus 1948.
Ik ben tijdelijk uitgeleend aan de Vrouwenafd.,want het perso­neelsgebrek is daar nog erger dan bij ons.
'k Moest weer terugdenken aan m'n eerste dagen in het zieken­huis (ook hier op de vrouwen). Waanzinnig eigenlijk dat je zo maar op een patiënt wordt losgelaten, zo helemaal zonder enige uitleg of begeleiding. Al hadden ze maar eens plaatjes laten zien of zo. Maar ook dat kon er niet af,je redt je maar, zolang je een patiënt maar niet laat merken, dat je het voor
het eerst doet.
Overigens was het op de Mannen nog gekker: menig zuster had nog nooit een man naakt gezien als ze er één voor het eerst moesten wassen. Informatie bij een van de ouderen hoe je daar­bij te werk moest gaan, leverde op: "nou gewoon, niets over­slaan, en net doen of je niets ziet, als-ie stijf gaat staan."
"Wat is dat nou weer?" "Nou, dat merk je dan zelf wel!" was de enige voorlichting die we kregen.
Het drama met Opa P. zal ik nooit vergeten, toen was ik toch al wat langer op de Mannen. Als ik die oude man waste, (een jaar of 80 geloof ik), ging z'n penis stijf staan en dat vond hij erg vervelend.
" Zuster, hoe komt dat nu toch? Ik kan er echt niets aan doen!" Ik had er geen zinnig ander antwoord op dan dat hij zich er niet te veel van moest aantrekken en dat ik dat ook niet deed.
Maar hij was er niet tevreden mee en begon er steeds weer over.
Om eraf te zijn (bovendien had ik geen tijd om me er langer mee bezig te houden), zei ik, "nou vraag dat dan maar eens aan zr Boon,!" overtuigd, dat hij dat toch nooit zou doen. Nou,vergeet dat maar mooi!
Nog geen half uur later kwam dr van Doorn met z'n hele optocht op visite. stel je voor: dr.v.Doorn, z'n assistent, z'n co­assistent, zr Boon, de broeder met de verbandkar en ik erach­ter aan als waarnemend zaalhoofd.
Dr v. Doorn had niet veel patiënten op zaal 5. Opa P, die in het 2e bed links lag, was geen patiënt van hem, maar vroeg, toen de hele optocht de zaal weer wou verlaten: "Zr Boon, mag ik U even iets vragen?"
"Ja, straks hoor, ik ben nu bezig, zoals U ziet", zei ze en ik kreeg de zenuwen, ging naar z'n bed en probeerde hem af te leiden, met weet ik wat voor smoesje. Maar dr v. Doorn, die kennelijk even tijd had en een goede beurt wilde maken tegen­over ons en/of patiënten, zei: "Vraagt U het maar hoor, ik wacht wel even!"
Zr Boon ging naast z'n bed staan en zei heel lief:"Nou, zegt U het dan maar", op dat moment had ik me het liefst onzichtbaar willen maken.
Opa P. was er kennelijk toch een beetje verlegen mee, zoveel interesse ... al die mannen stonden vol afwachting om z'n bed. "Ja, eh, kijkt U eens...eh...kunt U me vertellen hoe het komt, dat dit hier (en hij wees) ik weet niet hoe U dat noemt, ik weet er alleen maar een woord van 3 letters voor...eh...stijf omhoog gaat staan als de zusters me wassen?"
De broeder verslikte zich zowat en reed zo snel mogelijk met de verbandkar van zaal, waar de assistenten hem ijverig mee hielpen. Zr Boon, met een vuurrood hoofd, wist kennelijk niet of hij het meende, of haar "een kool wou stoven" zei, dat ze daar nu geen tijd voor had, ging van zaal met dr v. Doorn er achteraan.
Ik weet niet of Opa P.later nog voorlichting heeft gehad, maar wel dat ik ontzettend op m'n duvel kreeg, 't leek wel of ik onzedelijke handelingen had gepleegd.

14.
 
12 Augustus 1948.
'k Zat vanmorgen op kinderzaal. Er ligt een leuk stel op ‘t ogenblik, de jongste is 4 jaar en (schrik niet) is 8 kilo. Is in een concentratiekamp in Duitsland geboren. Zo'n nietig hum­meltje! Alles is zo teer en ze dun aan hem dat je bang bent iets te zullen breken als je hem wast of aankleedt.
Hij heeft de grootte van een peuter van een jaar, vast niet meer.Maar 't is bij zo'n hummel dan heel opvallend dat hij alle tanden al heeft en een heel klein beetje praat, dat staat dan in geen verhouding tot wat je van zo'n kleintje zou ver­wachten.
Hij heeft een ontzettend dikke,griezelig opgezette buik en z'n ontlasting is net schuim. Ik ben er nog niet achter wat hij voor speciaal eten krijgt, maar veel is 't niet. En ik betwij­fel of het kereltje er nog iets van voeding uit kan halen, zo stop je er aan de bovenkant iets in en zo loopt het er aan de onderkant als schuim weer uit ...
Hij wordt gewassen in een oud zinken teiltje, waar hij met opgetrokken beentjes nog net in past en hij kijkt ons dan, spelend met een straaltje water, met z'n grote bruine ogen, die 't hele gezichtje bijna lijken te vullen, nadenkend aan.
Dr Bente, die visite liep op de afdeling,bleef even staan kij­ken en zei meewarig: "Moet je dat brok intelligentie toch eens boven die oue teil uit zien kijken!"

12 Augustus 1948.
Van sommige ouders snap ik ook weinig meer ... Tijdens het be­zoek had ik dienst op de hele gang, maar eigenlijk zou je het hele uur op de kinderzaal moeten blijven, blijkt nu. Een meisje van acht met een buikvliesontsteking dat, nadat we voor haar leven vreesden, inmiddels toch al weer toe is aan 15 cc water per uur (en dat had ik tegen de ouders gezegd!) blijkt tijdens het bezoekuur een hele reep chocola opgegeten te heb­ben. Dat merkte ik trouwens pas toen de ouders al weg waren. Een meisje uit het bed naast haar heeft haar : "verraaje! Rot­meid!"
Ik heb het later tegen zr Meier gezegd en kreeg natuurlijk de wind van voren. Dat had ik moeten zien! Ja hoe, ik kan toch niet op de hele afdeling tegelijk zijn? Ja, dat moet ik kunnen aanvoelen! Ja, de groeten! Zo lust ik er nog wel een! En op zo'n moment kun je de ouders wel ik weet niet wat doen!
8 September 1948.
Ik zou vanmiddag schrijven, maar ik moest vrij lang overwerken en we hadden 2 uren lang repetitiecursus van dr Bente, waarvan ik de eerste helft dus gemist heb. Nel heeft hem horen zeggen dat hij vanmiddag ergens niet heen kon, omdat hij cursus moest geven aan een stel analphabeten. Leuk, dat zijn wij dus. Dat werkt wel erg stimulerend, vinden we!
17 September 1948.
Gisteravond hebben we anderhalf uur repetitiecursus van pappie van Doorn gehad. Om 10 uur is hij er maar mee opgehouden, w~ zaten te knikkebollen, gewoon te slapen en we kenden er niets van, 't was wanhopig.
Ik kreeg later wat tabletjes van hem, pervetine of zo, dat is om wakker te blijven, een of ander wondermiddel dat ik gebrui­ken mag om de cursus te kunnen volgen zonder in slaap te vallen, niet meer dan 1 tegelijk, zei hij vermanend.

15.

28 September 1948.
Eigenlijk zouden we vanavond nog even moeten leren, maar daar zal niet veel van komen, want ik heb zo'n slaap! En ik ga m'n pervetine toch niet ook nog gebruiken om te leren! Weet ik wat voor eng spul dat is, ik word er al voor gewaarschuwd, je schijnt er ook nog verslaafd aan te kunnen raken! Maar dat zal toch wel wat meevallen...anders zou je dat toch niet zo maar van de geneesheer-directeur krijgen?

6 October 1948,
Sinds vandaag kan ik broeder de Boer, toch al niet de gemakke­lijkste, met af en toe een humeur om op te schieten, ook wel ik weet niet wat doen!
Ik zat alleen op zaal met 8 patiënten, waarvan niet een in staat tot enig initiatief. Een had diarrhee en z'n hele bed ondergepoept ... en ik had haast want ik moest naar cursus, en mocht niet verzuimen.
Ik ging op jacht naar een schoon steeklaken, niet eenvoudig, want de linnenkast is altijd op slot en er was geen hoofd met sleutelbos op de afdeling te vinden. (linnengoed valt ook on­der de distributie!). Enfin, 10 kostbare minuten verder had ik er een! Waskom enz. klaarzetten, patiënt wassen, bed verscho­nen. De man was af en toe op, en kan staan, dus ga maar even naast het bed, dat gaat wat vlugger. Ziezo ... klaar!!!
Ja, dat dacht je!! Prrr ... daar kwam weer een hele brei, langs z'n benen en op de grond.
Hij verzette z'n voeten en ging er middenin staan, zodat de poep tussen z'n tenen door naar boven blubberde.
Nu wist ik me toch echt geen raad, hier had ik een extra paar handen bij nodig! Hoe kon ik z'n billen, z'n benen, z'n voeten en de vloer schoon maken zonder z'n bed weer vies te maken, terwijl ik tegelijkertijd moest zorgen dat de man niet viel?? Hij had geen flauw benul wat hij had aangericht, had er geloof ik zelfs plezier in en stond er nog eens grinnikend, flink met z'n voeten in te stampen.
Ik kon niet bij de bel zonder de man los te laten, en op mijn dringend verzoek of iemand van de andere patiënten wilde bellen, reageerde niemand. Ze sliepen, of waren doof, of waren niets! !
Ik hoorde ergens wat gestommel op de gang en begon te roepen:
"Is daar iemand? Help even!!"
Ja hoor, daar kwam gelukkig broeder de Boer om de hoek kijken wat er aan de hand was.
Maar toen ik hem vroeg me even te helpen, al was het maar om de patiënt vast te houden, opdat hij niet viel, reageerde de Boer, slap van het lachen: "Ha, ha, je redt je maar hoor, veel plezier, ik heb geen tijd!"
Uiteindelijk kon ik, om de man schoon te krijgen, weinig anders doen, dan weer een steeklaken verspelen. En dit tweede schone heb ik uit de kast van een andere zaal, die nog een in reserve had, gejat!!!
Ik was razend, wat een stuk ongeluk!!

16.

Ik moet je nog even vertellen over een prachtmop, die mij alleen natuurlijk weer overkomen kon.
Er zou een Inspecteur van de GGD bij ons komen 'inspecteren'. We hadden de nodige instructies gekregen, hij zou ca 9 uur
bij mij op zaal komen en ik mocht niet, zoals anders, stoe­len en bankjes buiten zetten, alles moest voor 9 uur keurig netjes zijn!
Er zou wel gedweild worden vanmorgen (daar is tegenwoordig personeel voor, hiep hoi!), 't was dweildag , maar dat moest later in de ochtend maar even met de franse slag.
Tegen negenen zag mijn zaal er uit om door een ringetje te ha­len, alles op z'n plaats, lijsten op de bankjes voor de bed-den. .
Maar daar kwamen de dweilsterren binnen, begonnen te schelden en te razen, dat ze zo niet dweilen konden met al die rotzooi op zaal. En er tussendoor dweilen kon niet, want dan kwamen ze nooit klaar. En ik zei:"Er gaat niets de deur uit, alles blijft op zaal!"
Na veel gescheld dan eindelijk maar even de kastjes en de stoelen tussen de bedden vandaan, maar vlug, de inspecteur kan zo komen! En toen zagen ze toch kans in een minuut tijd van de zaal zo'n heksenkeet te maken! Kastjes, stoelen, bankjes,alles zetten ze voor de bedden en midden op zaal, 't Waterlooplein was er niets bij ! Geen voet kon je verzetten en ik kon er niets tegen doen, want ik was aan het verbinden!
En op dat moment kwamen dr v.Doorn met assistent, wnd Hoofd en Inspecteur binnen, ze drongen zich tussen allerlei stoelen een weg naar het midden, waar ze meteen klem stonden.
De Inspecteur struikelde over een enorme dweilemmer,die half viel en kreeg water in z'n schoenen en van een van de dweil­sterren een haal over z'n voeten (volgens mij met opzet), "Wat kan mij die kerel schelen, al kwam Prins Bernhard, ik ga door met dweilen! Dan wacht ie maar even!" was het commentaar, waarop ze door het Hoofd van zaal werd gestuurd.
Zr Werner probeerde de situatie nog te redden en zette vlug hier en daar een bankje voor een bed, waarop dr v.Doorn zelf maar een kastje aan de kant zette en doorliep naar 't derde bed (verder konden ze ·niet komen, daar stond het vol!)
Hij pakte de lijst die voor het bed lag en begon tegen de In­specteur: "Deze man heeft dit enz. enz. en kreeg toen dat" en een heel verhaal meer ...
De hele zaal lag haast in zwijm,(gelukkig zei niemand wat), want hij stond met de lijst voor een ander bed: Werner had in de haast de bankjes lukraak neergezet en de lijsten lagen nu voor de verkeerde bedden.
De optocht ging gelukkig gauw weer weg en toen viel de grote dweilstok, die een van de werksters tegen de deur had gezet, toen ze van zaal ging, vlak voor de voeten van de Inspecteur om.
Wij waren eerst te beduusd om wat te zeggen, maar even later hebben patiënten en wij gebruld! We kwamen niet meer bij!
"Elke dag zo’n klucht”, snikte een van de patiënten, "helpt beter dan wat voor medicijnen dan ook!"
Natuurlijk kwam dr v.Doorn er 's avonds op cursus op terug:
"Ik zal maar geen commentaar geven op vanmorgen", waarop ik waarop ik zei dat ik hem daar geen ongelijk in kon geven.
Ik heb wel voorzichtig geopperd dat ze ons voortaan misschien beter gewoon onze gang kunnen laten gaan als er een Inspecteur of zo komt, zelfs op de maandelijkse tocht van de directrice is het een hele toestand! Ze krijgen er dan waarschijnlijk een eerlijker beeld van hoe het in het ziekenhuis toegaat!
Och, en nou hadden we al die bankjes nog wel zo mooi in de was gezet! Dat heeft vast niemand gezien!!
En dat die werksters er zo'n puinhoop van maakten, is achteraf misschien wel te begrijpen, ze waren totaal niet onder de indruk van die Inspecteur,wilden alleen maar opschieten.
Een tijdje geleden liep, ik meen Werner, met een stel steken in de gang op weg naar het atelier. Een werkster die daar aan het dweilen was, maande haar, aan de kant te gaan.
Werner, niet op haar mondje gevallen, schold: "Zeg, kun je dat niet fatsoenlijk vragen? Weet je wel tegen wie je spreekt?" waarop de werkster zonder een seconde nadenken ad rem ant­woordde :" Ja hoor, met een vuile pispottenleegster !" en daar had zelfs Werner niet van terug.
Dit was het verhaal. Ik ga slapen. Over een maand loop ik mis­schien al met een kruisje op? Niet te geloven!!
o ja, nog even dit: ik ga lekker over een week de wacht in, dan ben ik een hele poos van het geduvel af. De hoofdzusters zijn op het moment ook weer humeurig en onberekenbaar en dat is toch zo'n leuke sfeer om in te werken. We vragen ons af, hoe zit dat nou, worden alle zuurpruimen hoofdzuster, of worden alle hoofdzusters op den duur zuurpruimen??
De goeden niet te na gesproken natuurlijk!!

N A W O O R D .

Hier eindigt de briefwisseling, waaraan deze fragmenten zijn ontleend.
Ik heb nog in de Foreestkliniek in Amsterdam en het Diacones­sen in Bussum gewerkt.In beiden viel me op, hoe gedegen
mijn Burgerziekenhuis-opleiding toch was geweest.
Ik bleef daarna, vooral door de volgende generatie, bij het ziekenhuiswerk, de modernisering en de groei, betrokken.
In 1948 vertelde een oud-verpleegster mij over de werkomstan­digheden rondom de eeuw-wisseling en ik waande mij toen, ver­geleken daarmee, in het 'Walhalla'.
Maar in de ruim 40 jaar (nu 50), die sindsdien verstreken zijn, zitten eigenlijk niet zulke grote verschillen meer op sociaal-verpleegkundig gebied.
De roeping van wel-eer is een kei-hard beroep geworden, maar wordt nog steeds onderbetaald, al lijkt het uiteraard niet meer op de fooi,waarmee de verpleegster uit mijn tijd werd afgescheept.
Even begon het erop te lijken dat het tij ten goede zou keren en dat er meer contact met de patiënt zou komen, waar wij nooit tijd voor hadden.
In de ziekenhuizen werd meer huishoudelijk personeel aange­trokken en het dweilen, vegen, poetsen, ramen lappen en het onderhoud van de bedden hoorde niet meer tot het vaak belang­rijkste werk van de zusters.
De naam “verpleegster” verdween en gelijk met de man in de verpleging (in mijn tijd nog een uitzondering) deed de naam 'verpleegkundige' z'n intrede (deskundige in de verpleging suggererend.)
Niet het huishoudelijk werk, maar de patiënt zou voortaan cen­traal staan. Eindelijk zou er tijd zijn voor de sociale func­tie van het verpleegkundig beroep, aandacht voor de problemen en (vaak) angsten van de patiënt, eindelijk zou het babbeltje op de rand van het bed belangrijker zijn dan het nachtkastjes soppen.
Maar de taak van de verpleegkundige werd nu in een andere richting uitgebreid. De technische handelingen namen toe, weliswaar werden tegelijkertijd de werktijden korter, maar, evenals 42 (52) jaar geleden, moest ook nu in minder tijd dezelfde hoeveelheid werk worden verricht;dientengevolge werd ook de werkdruk (vaak onverantwoordeijk veel) zwaarder dan hij voordien al was.
Nog steeds kiezen veel verpleegkundigen hun beroep uit idealisme en met overtuiging, maar ik vrees dat zelfs meer
dan vroeger, personeel afhaakt uit onvrede en onmacht.
Ook de ziekenhuisdirecties voelen zich machteloos, want
in plaats van de mogelijkheid tot het aantrekken van meer per­soneel, wordt al jarenlang van overheidswege beknibbeld op
het budget voor vrouw-/mankracht.
Door wie en hoe zal hier ooit welk verlossend woord worden gesproken?

Bewerking: Clazien Faddegon.(2001).