EERLIJK DELEN.

't Is meer dan 50 jaar geleden dat ik in opleiding was voor 'verpleegster' (zoals dat toen nog heette), maar veel gebeurtenissen uit die tijd staan me nu nog helder voor de geest. Zes weken 'omloop' op de OK (operatiekamer) hoorde er ook bij en onze belangrijkste functie was hier eigenlijk 'werkster' en als je oplette, leerde je er soms ook nog wel iets. En als ik nu b.v., een halve eeuw later, hoor dat iemand een galblaasoperatie heeft gehad, beleef ik in gedachten weer het volgende drama.

Zomer 1947:
't Was druk vanmiddag op de OK, eerst een mamma-amputatie, daarna twee galblazen, er zou ook nog een hernia komen, maar dat ging niet door,'t werd te laat. Na de twee galblaasoperaties gaf het hoofd van de OK, Zr.Smit, me de opdracht de galblazen stuk te knippen en de stenen eruit te halen. Nou, dat had ik netjes gedaan, vond ik, 't was wel een eng karweitje, maar met een beetje schudden en wat peuteren met de punt van de schaar, kreeg ik ze eruit, grote, kleine, van alles wat. Toen ik klaar was ging ik door met soppen en dweilen.
"Galblazen weg en de stenen afspoelen", was de volgende op­dracht.
Zo'n honderd stenen van allerlei formaat, waaronder veel hele kleintjes verzamelde ik netjes - via een zeef met een straal water erover - in een bekkentje. Met de opbrengst van de af- en uitgesneden lichaamsdelen in een emmer, ging ik naar de stokerij achter in de tuin, (daar­van­daan lopen de verwarmingsbuizen, die het hele ziekenhuis van warmte moeten voorzien). Ik vond het daar maar een huive­ring­wekkende bedoening. Als het, zoals vandaag, alleen maar een paar galblazen en een borst betrof, ging het nog, maar een afgezette voet b.v. gaf je toch een wat verdrietig gevoel. Kranenburg, de stoker, deed dan een ovendeur wagenwijd open en gooide de 'rommel' in het vuur. Och, die man was heel wat gewend, die draaide z'n hand nergens meer voor om. Hij deed de, in onze ogen, meest lugubere en griezelige werkjes.
Hij was ook de baas van het 'lijkenhuisje' dat naast de stoke­rij lag (ik heb het over 1947, hoor!).
Aan het eind van de middag zei zr. Smit dat ik de steentjes voor elke patiënt even in een gaasje moest doen en aan de hoofdzuster van de afdeling waar ze lagen, moest geven. Inmid­dels zouden ze wel bij zijn uit de narcose en dan was dit een aardige afleiding. Ik stotterde van schrik: "Ik..k..k..ik heb alle stenen op een hoop gedaan! 'k Wist toch niet dat de patiënten hun eigen stenen zouden krijgen ?". Eerst schold zr. Smit me uit voor alles wat lelijk was, maar toen ze zich kennelijk reali­seerde dat er toch niets meer aan te veranderen viel, zei ze dat ik de galstenen maar zo eerlijk mogelijk moest verdelen.
En zo kreeg elk van de twee patiënten eenzelfde aantal grote en kleine steentjes in een gaasje. Misschien legden zij ze wel in een glazen potje op de schoorsteenmantel en konden ze tegen de hele familie, vrienden en kennissen opscheppen over de galstenen van een ander! (Wat een geluk dat ze dat niet wisten!)

CLAZIEN FADDEGON.