TUINIEREN MET PRECISIE.
"We komen uit Oud-West", had de nieuwe buurvrouw juist aan Marie toevertrouwd. "Mag ik me even voorstellen? Ik ben Mevrouw Pieterse. Ons blok wordt gesaneerd, mijn man en ik kregen dit benedenhuis toegewezen. We woonden ginder op drie hoog, we zijn hier dus wát blij mee. 'k Kwam de straat haast niet meer op, 'k heb het aan m'n hart, ziet U?".
De verhuisauto was inmiddels weggereden en de beide vrouwen keken elkaar aan over de rand van de koffiekopjes, die Marie uit de mee­gebrachte thermoskan had volgeschonken. Ze peilden, wat ze in de toekomst aan elkaar zouden kunnen hebben.
"Tja, daar zitten we dan", zuchtte de oudere vrouw gelaten. "De spullen staan binnen en we hebben, hoop ik, nog zeeën van tijd om alles op z'n plaats te zetten. 'k Zal proberen me maar niet al te sappel te maken".
Haar man had tot nu toe nog geen woord gezegd, was met stukjes karton op een papier aan het schuiven (de kamer met de meubels op schaal?), de tafel was er een eindje voor leeggeruimd.
"U zult wel denken: wat doet-ie daar? dat is nou typisch m'n man hè ?Alles is tot op de centimeter uitgemeten. Die lui hebben de grote stukken nu meteen op hun plaats kunnen zetten. M'n man is in alles even precies, ziet U? Enfin, dat zult U wel merken, als we hier langer wonen. Daar is hij dan ook boekhouder voor. Nou ja, gweest dan, want hij is al jaren gepensioneerd".
Marie zuchtte, voelde eens aan de thermoskan, constateerde opge­lucht dat die zo goed als leeg was, zette hem, mèt de kopjes in haar mandje. De vrouw was echter niet te stuiten. "Mijn man laat niets aan het toeval over. Een gebruiksaanwijzing b.v., de meeste mensen kijken er nauwelijks naar, maar hij leest 'm wel tien keer over. Beter tien maal te veel, dan één maal te weinig ,zegt-ie dan."
"Nou, ik wens U veel sterkte. Als ik met iets kan helpen, moet U 't vragen hoor!" nam Marie lafhartig de vlucht, in stilte hopend, dat er genoeg hulptroepen zouden komen opdraven.
De man groette verstrooid, ze had de indruk, dat ze hem van z'n kartonnetjes afgeleid en in de war gemaakt had.
Mevrouw Pieterse bracht haar naar de voordeur. "Bedankt voor 't aanbod, maar m'n dochters hebben hier alles al schoongemaakt en de boel uitpakken doen we liever zelf, ziet U, daar is m'n man veel te precies voor, een ander weet toch niet waar wij 't hebben willen".
Marie ging naar boven en bracht haar man verslag uit. Ze was niet erg enthousiast over de nieuwe buren, was zijn conclusie. En daar had hij gelijk in.

In de daarop volgende maanden zagen ze het echtpaar Pieterse zelden. Hoewel ze er vlak boven woonden, merkten ze hen nauwelijks op. Een enkele keer trof Marie haar nieuwe buurvrouw in een super­markt, altijd druk pratend en hèm had ze destijds zó vluchtig ge­zien, dat ze hem op straat beslist niet zou herkennen.
Maar daar kwam verandering in toen het voorjaar werd.Het verwaar­loosde stukje grond beneden begon hoe langer hoe meer op een tuintje te lijken. Buurman Pieterse was ijverig bezig met schep en hark en had een werktekening of zoiets tegen de schutting geprikt. En toen hij een keer, juist toen Marie de was op het balcon hing, met een kistje bloeiende plantjes in de tuin verscheen, riep ze bewonde­rend naar beneden: "Nou buurman, dàt begint wat te lijken!".
Hij knikte afwezig, probeerde op gelijke afstand van elkaar kuil­tjes te graven, was druk in de weer met duimstok en gieter, zette de plantjes in de grond, haalde ze er weer uit en begon opnieuw.
"Buurman Pieterse!Pietje Precies!" schold ze grinnikend in zichzelf en zei tegen haar man "Wat zullen die plantjes groeien!"
Daarna gingen ze een paar weken de stad uit en vergaten buurman en z'n aanplant. Maar toen Marie, na thuiskomst, de sleutel bij haar bovenbuurvrouw Jenny ging halen, zei deze gniffelend:"Stt! Kom eens kijken!" Ze liep voor haar uit naar het balcon en wees naar beneden. Van hieruit was alles wel kleiner dan bij Marie een verdieping lager, maar 't was goed te zien, hoe buurman Pieterse z'n plantjes opgroef. "Wat doet-ie nou!???" vroeg ze verbaasd.
Jenny wenkte haar naar binnen en zei daar, snikkend van het lachen :"Elke dag haalt hij de plantjes uit de grond, doet water in het kuiltje en zet ze er weer in. Hoe is 't mogelijk, dat ze nog leven!!"
"Jeetje, die man ziet ze vliegen, dat's toch niet normaal?" waren ze 't eens. "Wat moeten we er mee? Er wat van zeggen? Nee natuurlijk, ft gaat ons niet aan! Hoewel ... jammer van die plantjes!"
Nog geen half uur later echter, trof Marie haar benedenbuurvrouw bij de deur. "Zo, we zijn er weer", meldde ze, vrij overbodig.
"Bij U alles goed? Uw man nog steeds druk in de tuin, zag ik? Zet hij er weer nieuwe plantjes in?"
De reactie was fel. "U bent de zoveelste al! Ik begrijp niet waar iedereen zich zo nodig mee moet bemoeien! Omdat we nooit een tuin gehad hebben? Nou, mijn man weet heus wel wat-ie doet hoor! Hij heeft er voldoende over gelezen, daar is hij veel te precies voor. Met dit droge weer moeten de wortels goed nat gehouden worden!!
Nou, dat doet-ie toch!!!! en ze sloeg de deur dicht voor Marie's verbouwereerde gezicht.
CLAZIEN.