ROOMSOEZEN OF DROGE BISCUITS?

"Hebben jullie 't al gelezen?" Uit de krant waar ze mee binnen kwam las Frieda triomfantelijk voor:"Verhuizing slecht voor biblio­theek! De meerderheid van de geënquêteerden is er tegen. Allen vinden het te ver. Goed hè? "
Meneer Sipkema was aan de beurt voor het wekelijkse kaartavondje.
Leuk, dat de oude heer, die sinds het overlijden van zijn vrouw alleen woonde, er op stond, dat die avondjes ook bij hem gehouden werden: een stimulans om óók eens koffie te zetten, waar hij voor zich alleen vaak niet toe kwam.
Met hem en Kees en Eilien, een echtpaar verderop uit de straat, vormde Frieda sinds een paar jaar een hecht kaartclubje, dat om en om, dan bij de een, dan bij de ander thuis, speelde. Ze woonden hier allen al vanaf het ontstaan van Slotermeer en hadden daardoor ook gemeenschappelijke buurtbelangen; ze kenden elkaar overigens pas sinds een jaar of vijf.
"Nou, 't zou toch àl te dwaas wezen, als die bibliotheek hele­maal op het Lambertus Zijlplein kwam! Hij zit hier al vanaf het be­gin. Ik kan meniet anders herinneren.!! zei meneer Sipkema. "De kinderen gingen er al heen!!.
"Ja, en nou wij eindelijk eens tijd hebben om te lezen, willen ze hem ergens neerzetten waar wij niet meer kunnen komen", mopperde Kees, die alvast verwoed de kaarten schudde.
"Ik heb toch begrepen, dat die deelraden waren ingesteld om de politiek dichter bij de mensen te brengen, niet meer zo onpersoon­lijk ver weg ergens in de stad", opperde Eilien voorzichtig.
"Ja! Ha, ha! Dan wisten ze beter wat er in de buurt omging en konden ze meer rekening houden met de bewonersbelangen! Nou je ziet het resultaat", spotte haar man. "Spelen we overigens vanavond nog? Ik heb geen zin me weer kwaad te maken".
"Ja, maar dat hoeft ook niet meer, Kees.'t Is nu toch duidelijk, dat die verhuizing niet doorgaat", suste Frieda.
"Zal ik eens koffie inschenken, meneer Sipkema?"
Grappig, bedacht Frieda, ze noemden elkaar allen bij de voornaam, behalve meneer Sipkema. Ze wist, dat hij Jelle heette, maar daar hij nooit had voorgesteld hem te tutoyeren, was het zo gebleven. Ook overal in het verenigingsleven, waar hij zich met zijn boekhoud­kundige achtergrond nuttig maakte als penningmeester of in de kas­controle, bleef hij (overigens met achting) menéér Sipkema.
Terwijl ze hun koffie dronken kwam de Westerpost, met op de voor­pagina met reuzeletters: BIBLIOTHEEKGEBRUIKERS SLOTERMEER WILLEN HUN BIEB HANDHAVEN!
"'t Is toch maar goed, dat dat door die Universiteit van Amsterdam nog wel, is uitgezocht,hè, want daar is de Wetenschapswinkel of hoe dat ook maar heet, toch een onderdeel van?" was Frieda's com­mentaar.
't Was de gewoonte geworden, dat zij voor Eilien en Kees boeken haalde, als ze zelf toch ook naar de bieb ging. Eilien liep moeilijk kon met krukken toch ook slecht boeken uitzoeken. En 't was voor hààr een kleine moeite, als ze het boodschappenkarretje gebruikte, ook voor hen wat mee te nemen. Ze kende zo langzamerhand hun smaak en moest voor Eilien in de grote letterbibliotheek zoeken.
Meneer Sipkema ging zelf en combineerde dat met het doorbladeren van de hele voorraad kranten en tijdschriften die boven lag. 't Werd Frieda wel eens te vermoeiend, maar ze hadden het sinds kort goed georganiseerd. Op zijn dagelijkse wandelingetje bracht Kees de boeken die ze uit hadden terug, dan hoefde Frieda maar
in één rij te staan. Ze moest er echter niet aan denken, helemaal naar het Lamb.Zijlplein te moeten sjouwen. Lopend was haar dat veel te ver en met dat karretje in 't openbaar vervoer zag ze helemààl niet zitten.
Ze had de eerste open dag van de deelraad meegemaakt, bewoners konden vragen stellen en vonden een luisterend oor bij het stads­deelbestuur. 't Had haar toen zo positief geleken, maar Kees had achterdochtig voorspeld, "wacht maar eens af, ze doen toch hun eigen zin!" "Hè, doe toch niet zo negatief, geef ze nou eerst eens een kans" had ze geprotesteerd.
Toegegeven: de straten waren wat schoner en de ergste kuilen werden wat vlugger gerepareerd dan vroeger, maar het mooie groen van hun Tuinsteden moest hoe langer hoe meer plaats maken voor nieuwbouw en die verhuizing van de bibliotheek was de nieuwste stunt.
"Hé Frieda, word eens wakker", lachte meneer Sipkema. "Ik vroeg of je nog koffie wou en zullen we dan nog een spelletje? Ik trac­teer volgende week op roomsoezen op de goede afloop!"
Eilien, die even in de krant had zitten kijken, reageerde laco­niek: "Nou, houd het maar op droge biscuitjes, want hier staat dat de Wethouder van Welzijn het niet. nodig vindt om de discussie te heropenen. Als het talud van de Abraham Kuyperlaan t.z.t. is afge­graven, wordt de afstand van hier tot het Lamb.Zijlplein volgens hem kennelijk korter. Dat moet hij me dan maar eens komen uitleggen".
"Dat wij, als bewoners en lezers, en over ons gaat het hier toch, geen barst in te brengen hebben als lege briefjes ... dat valt me toch bitter tegen", zei meneer Sipkema vermoeid.
"Maar ik hoop toch, dat we ons met z'n allen kunnen verzetten tegen dat onzalige plan, dat zo langzamerhand volgens mij alléén een prestigekwestie voor de deelraad is geworden."
"Ja, wat heb ik gezegd", sneerde Kees, "ze doen toch hun eigen zin! En hoe wou jij je er tegen verzetten? Als zelfs de universi­teit het ze niet aan hun verstand kan peuteren, wat kunnen wij dan nog doen?"
", wacht eenslI, begon Eilien bedachtzaam. "Als we iedereen eens opriepen met een spandoek te demonstreren: "We willen onze bibliotheek in Slotermeer houden!" Of weten jullie een betere tekst??"
Uiteindelijk werd er die avond tòch nog even gekaart.
CLAZIEN.