IN DE WACHTKAMER.

"Wie is de laatste?", vroeg Karin, toen ze de wachtkamer bij de dokter binnenkwam. De grapjas, die dan antwoordt: "U", was vandaag gelukkig niet aanwezig.
Er waren niet veel mensen voor haar, dat viel mee. Een moeder met een jongetje van een jaar of drie, een moeder met een meisje van ongeveer 8 jaar en nog een paar anderen.
De kinderen gedroegen zich voorbeeldig. Het meisje had een stripboek gevonden op het tijdschriftentafeltje, met een pop op schoot keek ze geboeid in een voor haar kennelijk nieuw avontuur van Suske en Wiske.
Het jongetje had het voornamelijk druk. Hij had het kastje met informatiefolders ontdekt, dat sinds enige tijd in de wachtkamer stond opgesteld. "Om mee te nemen", stond er met grote letters bij. Zeer veel interessante wetenswaardigheden stonden in de hokjes naast elkaar. Hij holde heen en weer, pakte een folder uit een vakje, klom op de bank, stopte hem in zijn moeders tas, liet zich weer zakken, haalde een van een ander soort en voorzag haar allengs onvermoeibaar van het hele assortiment.
"Kan hij al lezen?", wees een man lachend naar het uitnodigende bordje boven het kastje. Maar de moeder scheen het nu welletjes te vinden, "Nu weer terugzetten Marcel, anders wordt oom dokter boos!"
Even stond Marcel stil, toen werd het filmpje teruggedraaid: hij haalde een voor een de blaadjes weer uit de tas, rende er mee naar het kastje en zette ze tot ieders grote verbazing, na even nadenken, stuk voor stuk weer in hun oorspronkelijke hokje terug.
"Ziezo! Klaar!", verkondigde hij, parmantig met z'n handjes op de rug, stralend in de rondte kijkend.
"Nu zou je toch werkelijk geloven dat hij lezen kan", zei de man van zopas verbaasd. "Hoe ziet hij dat?"

De patienten in de wachtkamer, zoëven nog in zichzelf gekeerde zorgelijk kijkende individuen, waren min of meer een groep be-langstellenden geworden en glimlachende blikken waren op het jongetje gericht. Marcel was nog op de leeftijd dat hij die aandacht onbevangen accepteerde en hij keek inmiddels meewarig naar een pas binnenstrompelende man op krukken.
"Heb jij pijn in je been?" Ondanks het zichtbare lijden kon de man een bleek lachje produceren. Marcel keek in z'n kastje, zocht een mooie folder uit een van de weinigen met een plaatje aan de voorkant. "Hier! Dat is voor de pijn!" zei hij gul.
"Dank je wel", reageerde de man. "Wat een mooie! Dat is voor een verstopte neus...als je verkouden bent, weet je wel?"
Het jongetje werd vrijgevig, pakte een mooie rode uit z'n
voorraad: "CARA", stond erop. gaf hem aan een vrouw ernaast en wilde weten: "Wat is dat?"
"Ik zal even m'n bril opzetten," deed de mevrouw haar best.
Met alle ogen in de wachtkamer op zich gericht las ze wat ongemakkelijk: "Cara?.. even kijken... dat is eh...asthma,bronchitis, allergie en long...eh...longemphyseem".
De meesten zal het wel enigszins bekend in de oren geklonken hebben, maar Marcel zei tevreden: "Oh!" Het was hem blijk-baar volkomen duidelijk.
"Dat betekent hoesten!" verklaarde z'n moeder nog, maar hij was al weer met een folder onderweg. Nu naar de moeder van het meisje. Dit had af en toe even met een glimlachje opgekeken uit haar boekje. Het leek een echt poppenmoedertje. 't Was haar aan te zien dat ze, net als met haar pop, ook het jongetje even had willen knuffelen.
"Wat is dat!" vroeg Marcel onvermoeibaar en gooide het blaad- je, wat baldadig inmiddels, op de schoot van de moeder.
Deze bekeek het wat onzeker en begon aarzelend: "Alles over aids...dat is een heel moeilijk woord voor eh...tsja... verder kwam ze niet, want haar dochtertje sloeg een bladzij Suske en Wiske om en zei, als terloops: "Dat is mazelen van grote mensen". Een enorme opluchting maakte zich hoorbaar van de wachtkamer meester.
En toen gebeurde er van alles tegelijk: De vorige patient ging weg, de dokter kwam Marcel en z'n moeder halen en er kwamen twee nieuwe patienten binnen. En allen veranderden weer in in-zich gekeerde, zorgelijk kijkende individuen...
De therapie van Marcel was te kort geweest.

Clazien Faddegon.