Clazien's Column.

"Als je glimlacht tegen het leven, glimlacht het leven terug", lees ik net. Goed he? Maar ik geloof dat die mooie spreuk op dit moment bij mij niet opgaat. Dagenlang gaat alles verkeerd, alles is zoek en er is niets dat tegen me glimlacht.
Formulieren en aantekeningen heb ik, om ze niet kwijt te raken,duidelijk zichtbaar "ergens" neergelegd, maar waar was dat "ergens" ook maar weer? Waarom raakt hier in huis nou steeds alles weg?
Ik kan niemand de schuld geven, want ik ben maar alleen en 't gekste is dat die papieren een volgende dag zo maar weer "ergens" voor m'n neus kunnen liggen. 'k Heb geen tijd om naar de tv te kijken, sla af en toe zelfs het Journaal over (he, nou ben ik ook al weer te laat voor het Weerbericht!). Maar voor de Column voor Pijn-Hoop moet ik even rustig de tijd nemen, want eerlijk gezegd: ik ben veel te chaotisch. Het gedicht "Geen Tijd" van Michel van der Plas schiet me te binnen, het eerste couplet ken ik uit m'n hoofd.

"Ik heb beslist geen tijd
Ik kan gewoon niet zeggen
hoe vreeslijk me dat spijt.
Maar echt, ik heb geen tijd.
Spaar me de moeite om het uit te leggen
want dat is een te dure bezigheid".

Maar ik wil overal tijd voor hebben en omdat dat onmogelijk is, maak ik er vaak zo'n zootje van.
Tijdens de begrafenis van een vriendin, die in het ziekenhuis, bijna beter scheen te zijn en opeens stierf, werd dit gedicht in z'n geheel voorgelezen. Er was practisch niemand die z'n ogen droog kon houden en ik nam me voor, bij iedereen die ziek was, op bezoek te gaan, 't kon toch wel eens voor het laatst zijn... Maar daar kwam natuurlijk niets van terecht, dat is niet op te brengen.

Nog even de planten in de tuin water geven, ze hangen er zo slap bij. De gieter is me te zwaar, sproeien te ingewikkeld met de slang dwars door het huis via het slaapkamerraam naar beneden.
't Werd dus een keer of tien met de ketel heen en weer naar de keuken. "Zo, jullie kunnen er weer even tegen he?" en ik ver-beeldde me werkelijk dat de bloemen even tegen me glimlachten.
'k Was uitgevloerd, maar mijn dag was toch weer goed.
'k Ging naar bed en nam nog een extra pijnstiller in, m'n rug en polsen protesteerden heftig.

Ondanks de pijn ben ik kennelijk toch gauw in slaap geval­len,maar werd wakker van een herrie, die ik zonder m'n hoor­toestellen niet thuis kon brengen. Maar de lichtflits die de kamer in een helle gloed zette, onmiddellijk gevolgd door een knetterende donderslag, maakte me klaar wakker.En de wolkbreuk daarna noodzaakte me uit bed te strompelen en het raam dicht te doen. Zo, die planten zijn nu wel nat genoeg!
Waarom zeggen Mevrouw Woei en Meneer Krol niet dat ze zulk noodweer verwachten! Dan had ik nu zo'n pijn niet gehad!

O nee, dat's waar, 'k heb geen weerbericht gehoord, 'k had geen tijd!
'k Deed het bedlampje aan en pakte nog even het boek van Renate Rubinstein waar ik zopas mee in slaap gevallen was.
Ik las :"Als je een keer invalide wordt, word je op den duur invalider. Dat komt omdat alles een is en je lichaam helaas dus ook.
Je beweegt je benen niet of te weinig en op den duur krijg je pijn in je schouders, vandaar in je nek en van daar, als je niet oppast, in je hoofd en dat doet de deur dicht".

Geen opwekkend verhaal om mee in slaap te vallen...
Onderaan zag ik, geloof ik, nog staan:"Als je hele wereld instort is het de kunst om zelf overeind te blijven!"
Dat hielp! Want toen sliep ik, geloof ik, al...

Clazien Faddegon.