Clazien Faddegon 7 Nov. 1984

Opdracht cursus Volksuniversiteit : Een reis door (een hoekje van) mijn kamer.

Oom Jo's schilderijtje van de Kralingse Plas komt daar, aan die muur, toch wel erg goed tot z'n recht, beoordeel ik vanaf mijn stoel.
De ondergaande zon komt via de laatste herfstbladeren aan buurmans boom nog net de kamer binnen. Het water en de echt Hollandse lucht op het paneeltje worden er door beschenen en 't is net alsof de zon ook daar achter de wolken vandaan pro-beert te komen.
Het was wel even een waagstuk, dit blauwe schilderij aan die eveneens blauwe muur te hangen, maar de tinten verdragen elkaar erg goed. De kleur van het water is wel wat erg helder, maar het zal best kloppen met de werkelijkheid van toen, Nu is de Plas vervuild door afvalstoffen van chemische en zware in-dustrie en niemand zal het nog in z'n hoofd halen, daar zo maar in te gaan zwemmen, zoals wij vroeger wel deden.
De zon is nu uit de kamer verdwenen. Ik bedwing de neiging het licht meteen aan te doen. Ook op de Kralingse Plas wordt het schemerig. De donkere zeilen van een bootje steken nu wat dreigend af tegen de lichte wolken-achtergrond.
Wat heb ik voor de oorlog, tijdens vacanties, vaak in Rotter-dam mogen logeren, toen Rotterdam Rotterdam nog was. Als ik er nu kom,herken ik het niet meer! In het gastvrije huis van mijn Oom en Tante was naast mijn nichtjes voor mij altijd nog plaats. Vaak maakten we 's avonds nog een wandeling door de Kralinger Hout en liepen een eind langs de oevers van de Plas.
Eens bleef Oom met z'n schildersezel zitten en wij mochten kiezen: of doorlopen en voor zonsondergang bij hem terug, of naar huis. Natuurlijk kozen we voor het eerste. Over z'n schouder kijken, hoe het kunstwerk tot stand kwam, mocht niet, daar werd hij kriegelig van, zei hij.
Later, thuis, in z'n atelier, tussen tientallen 'probeersels', zoals hij ze noemde, maakte Oom van die voorstudie van de Kra-lingse Plas een heus schilderij, maar het was in mijn ogen pas echt 'af', toen er een mooi, bronskleurig lijstje omheen kwam.
Dit schilderijtje hing jarenlang bij mijn ouders, waarna ik het erfde. En na wat omzwervingen door mijn kamer, is dit voorlopig z'n laatste, vaste plaats.
Inmiddels is het bijna donker. De blauwe muur is nu vrijwel zwart en het paneeltje is alleen nog maar een lichte vlek.
Ik ga overeind en druk op het knopje van de schemerlamp, sta nu vlak bij de muur en bekijk het tafreeltje van dichtbij nog eens aandachtig.
He, dat's gek! Dat zie ik nu pas, er zitten 5 mannetjes in het bootje!
Even denk ik met bewondering en wat weemoed aan Oom Jo, nu al zo vele jaren dood. Tussen de rietstengels langs de oever lees ik met wat moeite zijn naam: G.J.v.d.Linde.

Clazien Faddegon.